ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ4882
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 22 april 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. De vordering was ingediend door de officier van justitie onder parketnummer 16.600455-09, naar aanleiding van het feit dat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de verplichting om zich te houden aan de voorschriften van Centrum Maliebaan, inclusief urinecontroles. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich meerdere keren niet aan de meldplicht heeft gehouden en niet is verschenen voor de urinecontrole, wat een schending van de voorwaarden betekende. De raadsman van de veroordeelde heeft echter aangevoerd dat de veroordeelde inmiddels onder begeleiding staat van reclasseringsinstelling GAVO en zich aan de afspraken houdt. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met deze positieve ontwikkeling en heeft besloten de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toe te wijzen. De rechtbank heeft de proeftijd met één jaar verlengd, maar gelast dat een gedeelte van de voorwaardelijke gevangenisstraf, groot twee maanden, ten uitvoer zal worden gelegd. Deze beslissing is genomen in het belang van zowel de veroordeelde als de maatschappij, waarbij de rechtbank de rehabilitatie van de veroordeelde niet uit het oog verliest.