ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1640

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
305495 HA RK 11-176
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van mr. [verzoeker] tegen mr. [X] in strafzaak

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 15 september 2011, heeft mr. [verzoeker] een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. [X], de rechter in de sector strafrecht. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 20 april 2011, nadat mr. [X] op 18 april 2011 een aanhoudingsverzoek van mr. [verzoeker] had afgewezen en een mondeling vonnis had gewezen. Mr. [verzoeker] was niet aanwezig bij de zitting op 18 april 2011, omdat hij een andere zitting had en had verzocht om aanhouding. De officier van justitie had geen bezwaar tegen de aanhouding, maar de rechter heeft dit verzoek afgewezen, wat mr. [verzoeker] als partijdig beschouwde.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat mr. [X] ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek niet meer als behandelend rechter kon worden aangemerkt, aangezien de uitspraak al was gedaan. Hierdoor werd mr. [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. M. ter Brugge als voorzitter, en de leden mr. M.J. Grapperhaus en mr. R. in t Veld, met mr. R.P.P. Roestenburg als griffier. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 september 2011.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK UTRECHT
Wrakingskamer
zaaknummer: 305495 HA RK 11-176 LH 4059
beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
15 september 2011
in de zaak van
mr. [verzoeker]
woonplaats gekozen hebbend te [woonplaats],
verder ook te noemen: mr. [verzoeker],
tegen
mr. [X],
rechter in de sector strafrecht van deze rechtbank,
verder ook te noemen: mr. [X].
1. Het verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 20 april 2011 heeft mr. [verzoeker] een verzoek tot wraking ingediend, gericht tegen mr. [X]. In deze brief zijn de wrakingsgronden uiteen gezet.
1.2. Mr. [X] heeft niet in de wraking berust.
1.3. Partijen zijn bij brief van 29 april 2011 door de griffier van deze rechtbank opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 10 mei 2011. De behandelend officier van justitie, mr. A. Bijleveld, is hiervan in kennis gesteld.
1.4. Mr. [verzoeker] heeft op 10 mei 2011 vóór aanvang van de zitting verzocht om de behandeling van het wrakingsverzoek aan te houden, omdat hij wegens een val van de trap en het daarbij opgelopen letsel niet in staat was daarbij aanwezig te zijn. De wrakingskamer heeft het verzoek om aanhouding ter zitting van 10 mei 2011 afgewezen. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 10 mei 2011 buiten aanwezigheid van mr. [verzoeker] plaatsgevonden. Mr. [X] was ter zitting aanwezig en heeft mondeling toegelicht waarom hij niet in de wraking heeft berust. Daarop is uitspraak bepaald.
1.5. Op 16 mei 2011, voordat op het wrakingsverzoek was beslist, heeft mr. [verzoeker] de leden van de wrakingskamer gewraakt. Dezen hebben daarin niet berust. Bij beslissing van 21 juni 2011 van de kamer die daarna dit (tweede) wrakingsverzoek heeft behandeld, is dit verzoek afgewezen. Omdat in die beslissing in overweging is gegeven het onderzoek naar aanleiding van het wrakingsverzoek van 20 april 2011 te heropenen, heeft de (eerste) wrakingskamer bij tussenbeslissing van 24 juni 2011 het onderzoek heropend en de griffier opgedragen partijen op te roepen tegen een nader te bepalen datum.
1.6. Bij brief van 4 augustus 2011 heeft de griffier partijen opgeroepen voor de voortgezette mondelinge behandeling van het initiële wrakingsverzoek op 6 september 2011. Ook de behandelend officier van justitie is hiervan in kennis gesteld.
1.7. De vervolgzitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2011. Mr. [X] heeft de griffier voorafgaand aan de zitting laten weten verhinderd te zijn, maar zijn eerdere standpunt te handhaven. De officier van justitie is evenmin ter zitting verschenen.
Mr. [verzoeker] heeft enkele minuten vóór de geplande aanvangstijd van de zitting per fax laten weten daags tevoren een hersenschudding te hebben opgelopen en daarom niet ter zitting aanwezig te kunnen zijn. Hij verzocht de wrakingskamer op basis van de voorhanden stukken uitspraak te doen.
1.8. Daarop is uitspraak bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. De hoofdprocedure betreft een strafzaak (met parketnummer 16/065920-11) tegen mr. [verzoeker], behandeld ter zitting van 18 april 2011, waarin mr. [X] als politierechter fungeerde. Verzoeker had mr. [X] verzocht om aanhouding van de behandeling van de strafzaak, omdat hij wegens een eerder bepaalde zitting bij het Kantongerecht te Haarlem niet bij de behandeling aanwezig kon zijn. Mr. [X] heeft dit verzoek afgewezen en verzoeker op 18 april 2011 bij mondeling vonnis bij verstek veroordeeld.
3. Het verzoek tot wraking
3.1. Mr. [verzoeker] heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij vanwege een zitting elders niet bij de behandeling van zijn strafzaak op 18 april 2011 aanwezig kon zijn en daarom om aanhouding van zijn strafzaak had verzocht. De officier van justitie had aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een aanhouding. Op 15 april 2011 is door de rechtbank telefonisch aan het secretariaat van mr. [verzoeker] meegedeeld dat ter zitting van 18 april 2011 op het aanhoudingsverzoek zou worden beslist. Op 20 april 2011 heeft het secretariaat van mr. [verzoeker] telefonisch van de rechtbank vernomen dat diens verzoek om aanhouding door de politierechter was afgewezen, dat de strafzaak op 18 april 2011 was behandeld en dat mondeling vonnis was gewezen. Mr. [verzoeker] meent dat mr. [X] geen rechtsgeldige grond had om zijn beargumenteerde en gedocumenteerde aanhoudings-verzoek af te wijzen. Door de strafzaak die dag niettemin te behandelen heeft mr. [X] de schijn van partijdigheid gewekt.
4. Het standpunt van de rechter
4.1. Mr. [X] heeft zich tegen het wrakingsverzoek verweerd. Hij stelt primair dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn wrakingsverzoek nu dit verzoek is ingediend nadat op 18 april 2011 in de strafzaak vonnis is gewezen. Subsidiair heeft mr. [X] aangevoerd dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen, omdat een afwijzing van een aanhoudingsverzoek niet meebrengt dat de rechter vooringenomen is of de schijn van partijdigheid op zich laadt.
5. De beoordeling van het verzoek
Een verzoek tot wraking van een zittingsrechter kan worden gedaan totdat in de betreffende zaak uitspraak is gedaan (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271). In de strafzaak tegen mr. [verzoeker] is ter zitting van de politierechter van 18 april 2011 het ingediende aanhoudingsverzoek afgewezen. Direct daarop is de zaak bij verstek behandeld en is vervolgens mondeling vonnis gewezen.
Mr. [X] kon dus ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek op 20 april 2011, niet meer worden aangemerkt als de behandelend rechter in de strafzaak tegen mr. [verzoeker] in de zin van artikel 512 Sv. Nu mr. [verzoeker] zijn wrakingsverzoek heeft gedaan nadat door mr. [X] uitspraak was gedaan, wordt hij in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. [X];
6.2. draagt de griffier op deze beslissing toe te zenden aan mr. [verzoeker], aan mr. [X], aan mr. A. Bijleveld, alsmede aan de president en aan de voorzitter van de sector strafrecht van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. ter Brugge, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en
mr. R. in t Veld, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.P.P. Roestenburg als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2011.