ECLI:NL:RBUTR:2012:BV2785

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711183-11 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Utrecht op 2 januari 2012 uitspraak gedaan over de verplichting van de verdachte tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Smeets, was eerder veroordeeld voor het telen van hennep. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie zijn vordering gewijzigd en gepleit voor een ontnemingsmaatregel van € 1.886,40, gebaseerd op de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepteelt. De rechtbank heeft de grondslagen voor deze berekening, zoals neergelegd in de bijlagen bij de processen-verbaal, als juist beoordeeld. De verdachte heeft erkend dat hij twee keer heeft geoogst, wat leidde tot de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 1.886,40. De rechtbank heeft overwogen dat de ontnemingsmaatregel een afzonderlijke maatregel is, die niet afhankelijk is van de straf die in de strafzaak is opgelegd. De rechtbank zag geen aanleiding om de betalingsverplichting te matigen, ondanks het feit dat de verdachte langer in voorlopige hechtenis had doorgebracht dan de opgelegde straf. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Mr. Schoenmakers was niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16-711183-11 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 2 januari 2012
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
GBA-adres: [woonplaats], [adres],
feitelijk verblijvende te wonende te [woonplaats], [adres],
raadsvrouw mr. N. Smeets, advocaat te Utrecht.
1 De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16-711183-11 waaruit blijkt dat verdachte op 2 januari 2012 door de meervoudige kamer is veroordeeld ter zake van het telen van hennep tot de in die uitspraak vermelde straf;
- het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Hij heeft daarbij zijn vordering gewijzigd. Tevens is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Smeets, advocaat te Utrecht.
2 De beoordeling
2.1 De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 1.886,40. Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd om de dagen die verdachte (afgezet tegen zijn eis) te lang in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht te verrekenen met het te ontnemen bedrag en daarom het door verdachte te betalen bedrag op nihil te stellen.
2.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat zij zich kan vinden in het standpunt van de officier van justitie om het te ontnemen bedrag op nihil te stellen.
2.3 Het oordeel van de rechtbank
Dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan blijkt uit de in het vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 2 januari 2012 genoemde bewijsmiddelen.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in art. 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat de grondslagen voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, neergelegd in de bijlagen bij de processen-verbaal nr. 2011134722 en 2011134414 juist zijn en dat er geen feiten of omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan van die grondslagen moet worden afgeweken.
Verdachte heeft erkend dat hij in totaal twee maal heeft geoogst. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de volgende uitgangspunten en berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van één oogst.
Uitgangspunten ten aanzien van de opbrengst:
Aantal planten: 20
Opbrengst per plant: 28,2 gram
Verkoopprijs per gram: € 3,28
Totaal bruto wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst:
20 x 28,2 gram x 3,28 = € 1.836,80
Uitgangspunten ten aanzien van de kosten per oogst:
Huur pand = € 500,--
Variabele kosten 20 x € 6,18 = € 123,60
Elektriciteitskosten = € 280,--
Totale kosten: € 903,60
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel:
Bruto opbrengst € 1.836,80
Kosten € 903,60
Wederrechtelijk verkregen voordeel per oogst € 933,20
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van € 1.866,40 (2 oogsten).
De rechtbank overweegt met betrekking tot het standpunt van de officier van justitie dat de betalingsverplichting dient te worden gematigd tot nihil het volgende.
De ontnemingsmaatregel is een afzonderlijke maatregel die geen deel uitmaakt van het pakket straffen die verdachte in de strafzaak kunnen worden opgelegd. Doel van de ontnemingsmaatregel is dan ook een geheel andere dan die van het opleggen van straffen, namelijk het afnemen of afromen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dat onderscheid in ogenschouw nemende ziet de rechtbank geen aanleiding om de betalingsverplichting van verdachte te matigen omdat verdachte langer in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dan de straf die hem in de strafzaak is opgelegd.
3 De beslissing
De rechtbank stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 1.886,40.
Zij legt verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 1.886,40, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 januari 2012.
Mr. Schoenmakers is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.