ECLI:NL:RBUTR:2012:BX0118

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-440661-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor ondeugdelijke balustrade met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 2 juli 2012, stond de verdachte, eigenaar van een bouwbedrijf, terecht voor het medeplegen van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door het laten bouwen van een ondeugdelijke balustrade aan een balkon. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2009 en 24 april 2010, toen twee slachtoffers van het balkon vielen nadat de balustrade bezweek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opdracht had gegeven voor de bouw van de balustrade zonder de benodigde constructieberekeningen en zonder een erkend persoon of bedrijf in te schakelen. De balustrade bleek niet te voldoen aan de veiligheidseisen, wat leidde tot de val van de slachtoffers, die beiden ernstig letsel opliepen, waaronder een dwarslaesie en een gebroken ruggenwervel.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich niet voldoende had ingespannen om de veiligheid van de constructie te waarborgen en dat hij zich had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de balustrade zou bezwijken. Ondanks de vrijspraak van de primair ten laste gelegde feiten, werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, omdat hij verantwoordelijk werd gehouden voor de ondeugdelijke constructie en de gevolgen daarvan. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat hij zich vooral had bekommerd om het uiterlijk van de balustrade, terwijl de veiligheid in het gedrang kwam. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van opdrachtgevers in de bouwsector om te zorgen voor veilige en deugdelijke constructies.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-440661-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 juli 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. M.P. Nan, advocaat te Arnhem.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 28 februari 2012 en 18 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
het [bedrijf] in de periode van 1 januari 2009 tot en met 24 april 2010 te Baarn met een ander of anderen
Feit 1 primair:
opzettelijk een ondeugdelijk geconstrueerde balustrade aan een balkon heeft gebouwd en/of laten bouwen welke balustrade is bezweken nadat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hier tegenaan leunden tengevolge waarvan zij van het balkon zijn gevallen en vervolgens zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, tot welke handelingen verdachte opdracht heeft gegeven;
Feit 1 subsidiair:
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op voormelde wijze zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, terwijl dit aan de schuld van het [bedrijf] te wijten is, tot welke handelingen verdachte opdracht heeft gegeven;
Feit 2:
heeft geprobeerd [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of anderen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door opzettelijk een ondeugdelijk geconstrueerde balustrade aan een balkon te (laten) bouwen welke balustrade is bezweken nadat [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of anderen hier tegenaan leunden tengevolge waarvan zij van het balkon zijn gevallen, tot welke handelingen verdachte opdracht heeft gegeven.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Met betrekking tot deze feiten heeft zij gesteld dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de balustrade zou afbreken waardoor de in de tenlastelegging genoemde personen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft zich laten bijstaan door de deskundigen [architect], [A] en [medeverdachte] die met elkaar hebben overlegd over de constructie van de balustrade. Dergelijke constructies vallen niet onder het vakgebied van verdachte, aldus de raadsman. Verdachte is er niet van op de hoogte geweest dat de constructie ondeugdelijk was. Hij mocht erop vertrouwen dat de uitvoerders van zijn plan om een balkon te bouwen zorg zouden dragen voor een deugdelijke constructie en uitvoering hiervan. Volgens de raadsman is geen sprake van (voorwaardelijk) opzet of schuld aan de ten laste gelegde feiten.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
[getuige] was op 24 april 2010 aanwezig bij een bijeenkomst in [naam] van het [bedrijf] te [woonplaats]. Zij stond daar omstreeks 12.05 uur op het balkon. Haar echtgenoot en drie andere personen stonden met hun rug naar de balustrade. Haar man en ook een vrouw naast haar man leunden met hun rug tegen de balustrade. [getuige] hoorde plotseling een knallend geluid links van haar. Kort hierna hoorde [getuige] nog een knallend brekend geluid en zag ze dat de houten rand van de balustrade was afgebroken. Vervolgens zag [getuige] een vrouw liggen. Verder links zag zij een man liggen .
[slachtoffer 2] was op 24 april 2010 ook aanwezig bij voormelde bijeenkomst in het [bedrijf] en stond kort voor lunchtijd met een aantal personen op het balkon van het gebouw. [slachtoffer 2] leunde met zijn rug tegen de balustrade en viel ineens naar beneden. Hij kwam vervolgens op zijn rug op de grond terecht op een soort muurtje. [slachtoffer 2] heeft als gevolg hiervan een ruggenwervel gebroken .
Op 24 april 2010 omstreeks 12.19 uur kwam de politie ter plaatse bij [naam] naar aanleiding van een melding dat er personen van een balkon waren gevallen. De politie zag [slachtoffer 1] op haar rug liggen in de beplanting van een open betonnen bak, deel uitmakende van een trapsgewijs opgebouwd talud onder het bewuste balkon. [slachtoffer 1] zei dat ze geen gevoel meer in haar benen had. [slachtoffer 2] lag op dezelfde betonnen bak in de beplanting. Na aankomst van ambulancepersoneel werden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gestabiliseerd en naar het Universitair Medisch Centrum te Utrecht (hierna: UMC Utrecht) gebracht .
[slachtoffer 1] heeft een dwarslaesie op het niveau C7 hetgeen betekent dat zij vanaf haar armen naar beneden volledig verlamd is. Dit letsel is blijvend. Zij is blijvend rolstoelafhankelijk. [slachtoffer 1] is vanaf 24 april 2010 tot 1 februari 2011 verpleegd in revalidatiecentrum Heliomare. Zij kan haar werkzaamheden niet meer verrichten. Haar woning is volledig aan haar handicaps aangepast.
[slachtoffer 2] heeft een T12 fractuur opgelopen als gevolg van de val van het balkon. Hij is hiervoor op de afdeling orthopedie van het UMC Utrecht opgenomen van 25 april 2010 tot en met 3 mei 2010. [slachtoffer 2] is in het UMC Utrecht aan zijn rug geopereerd. Hij heeft langdurig fysiotherapie nodig .
Op 28 april 2010 heeft de politie forensisch onderzoek verricht bij het [bedrijf] te [woonplaats] waar op 24 april 2010 een aantal personen van het balkon was gevallen. Dit balkon was omgeven door een balustrade die was opgebouwd uit houten staanders. In de staanders waren aan de bovenzijde draadeinden aangebracht. Over de draadeinden was een bus geschoven die een afstand creëerde tussen de staander en de leuning aan de bovenzijde van de balustrade. De leuning bestond uit twee aan elkaar gelijmde hard houten delen onder een hoek van 90 graden. Deze delen hadden een breedte van 115 millimeter. De kopse delen van de leuning waren aan elkaar verbonden met een dominoverbinding waarbij in beide zijden van een plank een freesgat is gemaakt waarin een koekie werd verlijmd. Aan de kopse kanten van de leuningen waren in de binnenhoek klossen gelijmd. In deze klossen werd een gat van 24 millimeter geboord. De draadeinden van 19 millimeter vielen vervolgens in het gat van voornoemde klossen. De klossen en draadeinden werden door middel van bruislijm aan elkaar verbonden en verlijmd. De draadeinden zitten tussen 15 en 17 millimeter in de klossen en zijn voor een klein gedeelte opgevuld met bruislijm .
TNO heeft onderzoek verricht naar de deugdelijkheid van de constructie van de balustrade van het balkon van het gebouw [naam] van het [bedrijf] te [woonplaats]. Uit dit onderzoek bleken de volgende zes aanleidingen tot afkeur van de constructie.
Aansluiting balusters op balkonconstructie.
Gezien de gelijkheid in geometrie van de afscheidingsconstructie is voor de vijf balusters die zich niet op de hoeken van het balkon bevinden, alle een zelfde geometrie van de verbinding met de balkonconstructie verwacht. In de verbindingen zijn echter tussen één en drie bouten waargenomen. Aanleiding voor het variëren van de geometrie van de verbindingen zou de unieke aanwezige doorsnede van elke baluster ter plaatse van de verbinding en de daarmee variërende aanwezige randafstand kunnen zijn, echter:
1. Met één bout is het in geen geval mogelijk het op de afscheidingsconstructie optredende moment op te nemen. Dit moment ontstaat door horizontale belasting in twee richtingen op de afscheidingsconstructie.
Aansluiting draadeind balusters.
2. De afstand van het draadeind tot de rand van de doorsnede van de balusters is variabel. De minimale aanwezige randafstand van baluster B tot en met H ligt tussen 0 en 45 millimeter. De diameter van het draadeind is 20 millimeter, waarmee de benodigde randafstand 80 millimeter is. Geen van de verbindingen voldoet aan deze minimale eis.
Aansluitingen balustrade.
3. De afstand van het draadeind tot de rand van de doorsnede van de koppelstukken is variabel. De minimale aanwezige randafstand van het baluster B tot en met H ligt tussen 20 en 60 millimeter. De diameter van het draadeind is 20 millimeter, waarmee de minimaal benodigde randafstand 80 millimeter is. Geen van de verbindingen voldoet aan deze minimale eis.
Afscheiding als geheel - constructief.
De afscheiding moet de voorgeschreven stootbelasting kunnen doorstaan. De bouwconstructie is in staat om de stootbelasting te weerstaan als tijdens het uitvoeren van de proef het stootlichaam niet door de afscheidingsconstructie heen gaat en na het uitvoeren van de proef de onderlinge samenhang van de afscheidingsconstructie behouden is gebleven.
4. De onderlinge samenhang van de afscheidingsconstructie is na het uitvoeren van de proef niet behouden gebleven daar een aantal aansluitingen is bezweken.
Afscheiding als geheel - functioneel.
De aanwezigheid van een afscheiding ter plaatse van de rand van het balkon van [naam] is vereist. De aanwezige afscheiding bestaat uit een balustrade op 1 meter boven het vloerniveau van het balkon en twee staaldraden op respectievelijk 280 millimeter en 560 millimeter boven het vloerniveau van het balkon. De afscheiding voldoet daarmee niet aan de volgende eisen.
5. De afscheiding in een gedeelte van een gebruiksfunctie dat mede bestemd is voor bezoekers heeft tot een hoogte van 0,7 meter boven de vloer geen openingen met een breedte groter dan 0,1 meter.
6. In een gedeelte mede bestemd voor bezoekers heeft een afscheiding ter voorkoming van het overklauteren geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 meter en 0,7 meter boven de vloer.
Naar aanleiding van voormelde zes aanleidingen tot afkeur voor het niet voldoen aan de gestelde eisten, betreft het baluster geen deugdelijke constructie .
[verdachte] is eigenaar van [bedrijf] te [woonplaats]. [naam] is het ontvangstgebouw van dit [bedrijf]. De bouw van het balkon aan het gebouw van [naam] is in september 2008 gestart en in april 2009 voltooid . [medeverdachte] heeft de uitvoering en constructie van de balustrade vervaardigd, aldus [verdachte]. [medeverdachte] heeft hiervoor met [verdachte] overlegd over de esthetica. [verdachte] wilde geen zichtbare schroeven, bouten, moeren of draadeinden. [verdachte] bedacht hoe het er uit moest zien en [medeverdachte] heeft het gebouwd .
Architect [architect] heeft in 2008 op verzoek van [verdachte] een balkon voor het gebouw [naam] te [woonplaats] ontworpen en heeft hiervan tekeningen gemaakt. Deze tekeningen werden met een prijsopgave aan [verdachte] voorgelegd. [verdachte] besloot het ontwerp van [architect] niet uit te voeren en het ontwerp van het balkon en de constructie en uitvoer hiervan in eigen beheer te nemen. De door [verdachte] in de arm genomen projectleider [A] en constructeur hebben vervolgens de tekeningen van [architect] als onderlegger gebruikt voor de bouw van het balkon. De constructie is echter niet uitgewerkt zoals [architect] deze had ontworpen. Op de tekeningen van [architect] was een balustrade getekend maar niet in detail. [architect] heeft tijdens de bouw van de balustrade geen enkele input gehad ten aanzien van de constructie en heeft hier nooit naar gekeken . Hij heeft voor of tijdens de bouw van het balkon met de balustrade nooit opmerkingen gemaakt met betrekking tot de deugdelijkheid of veiligheid van de constructie. [architect] was niet bekend met de wijze waarop de reling was verbonden met de kolommen van de balustrade .
[A] heeft uit de door [architect] geleverde tekeningen de hoofdmaatvoering afgeleid en materialen besteld. [A] heeft een aantal schetsen gemaakt en heeft met praktische aannames basisberekeningen uitgevoerd. Daar is geen constructeur aan te pas gekomen. [A] heeft nooit een tekening of schets van de reling gemaakt en heeft zich niet bemoeid met de constructie of de uitvoering daarvan. [A] heeft meegedacht over de esthetica maar heeft nooit iets getekend. [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte]) heeft van [verdachte] gehoord hoe het er ongeveer uit moest zien, naar aanleiding waarvan [medeverdachte] een leuning heeft gemaakt .
[medeverdachte] is werkzaam in de bouw maar heeft daar geen opleiding voor gevolgd. [medeverdachte] heeft het balkon van [naam] gebouwd met een paar Poolse jongens. [medeverdachte] heeft met [verdachte] gesproken over de reling van het balkon. [verdachte] besloot hoe de reling er uit moest zien en hoe de bouw ervan moest worden uitgevoerd. De reling moest hoekig zijn zodat er niets op kon worden gezet. [medeverdachte] heeft bedacht om de klosjes op de draadeinden vast te maken met bruislijm omdat [verdachte] niet wilde dat er bouten zichtbaar zouden zijn. Dit was voor [medeverdachte] de enige mogelijkheid om de reling vast te maken. [medeverdachte] heeft met [verdachte] besproken dat bruislijm de enige mogelijkheid was om het hout goed en mooi aan elkaar te lijmen. [verdachte] was het hiermee eens. [medeverdachte] heeft de reling precies gebouwd zoals [verdachte] hem vertelde dat het er uit moest gaan zien. [medeverdachte] heeft nooit een tekening van de reling gezien. [medeverdachte] gaf de Poolse jongens aanwijzingen en stuurde hen aan. Zij werden ook door [verdachte] aangestuurd. [verdachte] had alles in eigen hand .
Op het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat [medeverdachte] Onderhoudsbedrijf ingeschreven als eenmanszaak met als bedrijfsomschrijving: “klussenbedrijf; werkzaamheden bestaan uit bouwwerkzaamheden van niet bouwtechnische aard”. [medeverdachte] drijft deze onderneming .
4.3.2 De vrijspraken
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2
De rechtbank leidt uit voorgaande bewijsmiddelen niet af dat verdachte boos opzet heeft gehad om de in de tenlastelegging genoemde personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een ondeugdelijk geconstrueerde balustrade te (laten) bouwen. Verdachte heeft zich door aldus te handelen ook niet willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij deze personen zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank zal verdachte daarom van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten vrijspreken.
4.3.3 De bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat ten behoeve van de bouw van de balustrade van het balkon aan het gebouw [naam] geen constructietekeningen- of berekeningen zijn gemaakt. Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 juni 2012 verklaard dat hij hier stapels tekeningen van heeft maar hij heeft dit nimmer met stukken aangetoond, zodat de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk acht.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen en de voorgaande bewijsoverweging acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het aan de schuld van verdachte te wijten is dat de reling van het balkon niet op deugdelijke wijze is gebouwd, waardoor het ook aan de schuld van verdachte te wijten is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die tegen deze reling hebben geleund, van dit balkon zijn gevallen en hierdoor zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de omstandigheid dat verdachte in de veronderstelling was dat voor de bouw van het balkon geen vergunning van de gemeente Baarn vereist was - daargelaten de juistheid van die veronderstelling -, niet betekent dat de bouw van dit balkon en de daarop te bevestigen leuning niet op deugdelijke wijze had moeten geschieden op basis van afdoende en voldoende specifieke constructieberekeningen- en tekeningen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
1 subsidiair
het [bedrijf], in de periode van 1 januari 2009 tot en met 24 april 2010, te Baarn, tezamen en in vereniging met een ander aanmerkelijk onachtzaam en nalatig een balustrade/reling op/aan een balkon aan een gebouw, te weten het "[bedrijf]", heeft gebouwd
- zonder daartoe een erkend persoon of bedrijf te hebben ingehuurd en/of benaderd en
- zonder daartoe een afdoende officiële opleiding te hebben gevolgd en
- zonder daarbij gebruik te hebben gemaakt van afdoende en voldoende specifieke bouw/constructietekeningen en
- zonder daarbij gebruik te hebben gemaakt van voldoende sterke constructies en
- zonder daarbij telkens deskundige hulp in te roepen,
tegen welke balustrade/reling [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gestaan en/of geleund en/of gehangen, in elk geval in de directe nabijheid hebben verkeerd, welke balustrade/reling daartegen niet bestand was en waardoor vervolgens die personen tengevolge van het gedeeltelijk bezwijken van die balustrade/reling, vervolgens enkele meters naar beneden zijn gevallen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten voor wat betreft [slachtoffer 1] een dwarslaesie en voor wat betreft [slachtoffer 2] een gebroken ruggenwervel, hebben bekomen,
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte telkens opdracht heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Feit 1 subsidiair:
Medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte geen straf of maatregel op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft opdracht gegeven tot het bouwen van een balustrade zonder daartoe een erkend persoon of bedrijf te benaderen, terwijl verdachte zelf op het gebied van bouwconstructies geen vakkennis heeft. Hij heeft [medeverdachte] een balustrade laten bouwen dat aan een bepaald uiterlijk moest voldoen zonder hem te voorzien van constructieberekeningen- en tekeningen. De constructie van de balustrade bleek ondeugdelijk te zijn toen diverse personen hier tegenaan leunden, waardoor de balustrade bezweek. Vervolgens is een aantal personen van het balkon gevallen tengevolge waarvan één van hen een dwarslaesie en een verlamming vanaf de armen naar beneden en een ander een gebroken ruggenwervel heeft opgelopen. Hiermee heeft verdachte de lichamelijke gezondheid en integriteit van deze twee slachtoffers ernstig aangetast.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij opdracht heeft gegeven tot het bouwen van de balustrade zonder aan de veiligheidseisen te voldoen. Verdachte bekommerde zich vooral om het uiterlijk van de te bouwen balustrade. Tevens tilt de rechtbank eraan dat verdachte ter terechtzitting van 18 juni 2012 heeft verklaard dat het incident de zwartste dag van zijn onderneming was, maar zich niet heeft uitgelaten over de ingrijpende gevolgen voor de slachtoffers.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De rechtbank zal verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen nu het bewezen verklaarde feit ruim twee jaar geleden heeft plaatsgevonden en verdachte van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, alles afwegende, een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde in het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 51 en 308 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1 subsidiair: Medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juli 2012.