ECLI:NL:RBUTR:2012:BX3116

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655546-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een bedrijfsinbraak met vernieling en diefstal van handgereedschap

In de nacht van 12 op 13 maart 2012 heeft de verdachte samen met anderen een winkelinbraak gepleegd in een pand aan de Euroweg 97 te Amersfoort. De verdachte en zijn mededaders hebben zich toegang verschaft door een ruit te vernielen en hebben handgereedschap, waaronder een boormachine en meerdere zaagmachines van het merk Bosch, weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte bevond zich in de auto die tijdens de inbraak is waargenomen en waarin de gestolen goederen zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar acht het medeplegen van de inbraak bewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een diefstal in vereniging. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 90 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die bestaat uit de kosten voor de reparatie van het raam en de waarde van de vermiste goederen. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven zodra de duur hiervan gelijk is aan de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655546-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsvrouw mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 mei 2011, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: samen met anderen een winkelinbraak heeft gepleegd door middel van het vernielen van een raam en daarbij handgereedschap heeft weggenomen.
Subsidiair: samen met anderen handgereedschap heeft geheeld afkomstig van een winkelinbraak.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primaire feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen, het aantreffen van 4 groene kisten (met daarop het merk Bosch) in de auto waar verdachte zich in bevond, de aangifte van Karwei en het aantreffen van de glasdeeltjes afkomstig van de ruit van de Karwei op de jas en de schoenen van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen op grond van het volgende. Verdachte zat in de laadruimte van de auto. De bestuurder krijgt een telefoontje en zegt dat hij nog iets moet doen. Verdachte kan niet zelf uit de auto. Op een gegeven moment worden er machines in de achterbak gegooid en een steen, waarvan verdachte denkt dat dit de steen is waarmee een gat in de ruit bij de Karwei is gemaakt. De verdediging is van mening dat er geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij wijst de verdediging op een tweetal uitspraken: HR 18 maart 2008, NJ 2009, 209, HR 22 december 2009, NJ 2010, 193. Er moet sprake zijn van meer dan het enkel niet distantiëren. Er is geen sprake geweest van een actieve houding van verdachte.
Verder is er glas op de kleding van verdachte aangetroffen, maar bij het gat in het raam van de Karwei is geen onderzoek gedaan, terwijl men zou verwachten dat daar vezelsporen te vinden zouden zijn. Verdachte lag in de achterbak waar de spullen in gegooid werden. Het is dus goed mogelijk dat op die manier de glasdeeltjes op zijn kleding terecht zijn gekomen. Tot slot is verdachte op de camerabeelden niet te herkennen als één van de daders.
Ook voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde feit is de verdediging van oordeel dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De jurisprudentie zegt dat voor heling men als heer en meester over de goederen moet kunnen beschikken. Daar is in dit geval geen sprake van geweest.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit zoals primair ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 12 maart 2012 omstreeks 23.32 uur te Amersfoort stonden bij de Karwei twee auto’s, een witte en grijze Volkwagen Caddy, in V-vorm met de achterzijde naar het pand staan. Er stonden daar twee mannen bij de ramen van genoemd pand en in het middelste raam bevond zich een groot gat. Één van de twee personen had zijn beide armen door het gat heen naar binnen gestoken. Op enig moment reden de auto’s weg. Na een achtervolging is een witte Volkswagen Caddy tot stilstand gekomen waarna er drie jongens uit de auto renden. Verdachte heeft verklaard dat hij aanwezig is geweest bij de Karwei en dat hij nadat de auto tot stilstand was gekomen, is weggerend en later is aangehouden.
In de witte Caddy zijn vier groene kisten met daarop het merk Bosch aangetroffen. Uit de aangifte van [aangever] blijkt dat op camerabeelden is te zien dat twee personen in het gangpad lopen en ter hoogte van het schap met handgereedschap van Bosch een aantal goederen uit het schap pakten. Er zijn vijf zaagmachines en een boormachine weggenomen.
Op de kleding en schoenen van verdachte is glas aangetroffen. Ook is er glas van de vernielde ruit van de Karwei veilig gesteld. Het NFI heeft dit glas met elkaar vergeleken en concludeert dat voor tenminste drie van de zeven onderzochte glasdeeltjes uit de jas en voor tenminste twee van de vier onderzochte glasdeeltjes uit de schoenen van verdachte [verdachte] het veel waarschijnlijker is wanneer deze deeltjes afkomstig zijn van de vernielde ruit, waartoe het referentieglas heeft behoord dan wanneer ze afkomstig zijn van een willekeurige andere ruit of glazen voorwerp.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is op grond van het hiervoor weergegeven bewijs van oordeel dat verdachte in vereniging met anderen diefstal heeft gepleegd. Verdachte bevond zich in de auto die tijdens de inbraak in de Karwei is waargenomen en waarin zeer kort na de diefstal de gestolen goederen zijn aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden, zonder een aannemelijk geworden scenario die deze feiten verklaren, ervan moet worden uitgegaan dat de inzittenden de betreffende inbraak hebben gepleegd en dat deze inbraak in vereniging is gepleegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de laadruimte van de auto heeft gelegen en niet betrokken was bij de diefstal. Hij heeft verklaard dat de glasdeeltjes mogelijk op zijn kleding zijn gekomen omdat de spullen achter in de auto werden gegooid en hij op die manier in aanraking met het glas is gekomen.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij geen betrokkenheid had bij de inbraak. De rechtbank acht daartoe van belang dat verdachte deze verklaring pas ter zitting heeft afgelegd en nadat de onderzoeksresultaten van het NFI bekend zijn geworden. Daarnaast heeft verdachte geen antwoord kunnen geven op de vraag waar zij voorafgaand zijn gaan pokeren en wil verdachte niet verklaren over de derde persoon die kennelijk de bestuurder van de auto is geweest. Aldus heeft hij geen openheid van zaken gegeven zodat zijn scenario niet aannemelijk is geworden.
Uit het voorgaande en de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat ten aanzien van hem sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking met degenen die de inbraak daadwerkelijk hebben gepleegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de nacht van 12 maart 2012 op 13 maart 2012 te Amersfoort tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkelpand gelegen aan de Euroweg 97 heeft weggenomen handgereedschap (boormachine en meerdere zaagmachines) merk Bosch, toebehorende aan Karwei Amersfoort, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats deze misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, te weten door een ruit te vernielen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat volgens de LOVS-richtlijnen er 10 weken gevangenisstraf staat voor een bedrijfsinbraak. Verdachte zit nu reeds 11 weken en 2 dagen, dus dat is al meer. De verdediging heeft naar de jurisprudentie gekeken van de rechtbank Utrecht en wijst op een aantal uitspraken van deze rechtbank in min of meer vergelijkbare zaken. Hieruit blijkt dat verdachte in ieder geval zijn tijd al heeft uitgezeten. De verdediging verzoekt dan ook de opheffing van de voorlopige hechtenis op grond van artikel 67a, derde lid, Wetboek van Strafvordering.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een bedrijfsinbraak door het vernielen van een ruit en het wegnemen van een aanzienlijke hoeveelheid handgereedschap. De rechtbank tilt zwaar aan dit soort feiten. De materiële schade is groot. Bovendien heeft de nasleep van zo’n inbraak de nodige administratieve rompslomp tot gevolg. Naast de materiële schade, draagt een inbraak bij aan een onveilig gevoel bij de eigenaar en de werknemers van het bedrijf.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit het documentatieregister van 18 april 2012 dat bestaat uit 20 pagina’s en waaruit blijkt dat verdachte op 2 juli 2008 tevens voor een diefstal in vereniging is veroordeeld.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat een gevangenisstraf passend is. De rechtbank legt een gevangenisstraf op voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten.
De rechtbank heft de voorlopige hechtenis op zodra de duur hiervan gelijk is aan de duur van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] namens [bedrijf 1] vordert een schadevergoeding van € 3.217,85. Dit bedrag bestaat uit de reparatie van het raam voor een bedrag van € 2.944,- en de nog vermiste goederen ter waarde van € 273,85.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c,36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] namens [bedrijf 2] van € 3217,85 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
Schademaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] namens [bedrijf 2], € 3217,85 te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 13 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 42 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Heft de voorlopige hechtenis op zodra de duur hiervan gelijk is aan de duur van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mr.R.P. den Otter en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Braam-van Toll, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 juni 2012.
Mr. Y.A.T. Kruijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.