ECLI:NL:HR:2009:BG9142
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Verkeersongeval met dodelijke afloop door niet verlenen van voorrang
In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 11 augustus 2003 te Rotterdam, waarbij de verdachte, bestuurder van een trekker met oplegger, niet de voorrang heeft verleend aan een van links komend personenbusje. De Hoge Raad oordeelt dat de verdachte ten onrechte geen voorrang heeft verleend aan het naderende busje en dat hij zijn snelheid had moeten aanpassen aan de verkeerssituatie. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van 32 km/u het kruispunt opreed, terwijl het busje met een snelheid tussen de 46 en 81 km/u naderde. De verdachte had moeten beseffen dat hij voorrang diende te verlenen aan het busje, dat op dat moment al dicht bij het kruispunt was. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De zaak is behandeld in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat eerder had geoordeeld over de schuld van de verdachte aan het ongeval. De Hoge Raad concludeert dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ongeval waarbij een kind om het leven kwam en andere inzittenden van het busje zwaar lichamelijk letsel opliepen. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om zich aan de verkeersregels te houden en de veiligheid van andere weggebruikers in acht te nemen.