parketnummer: 16/655681-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 juli 2012
[verdachte]
geboren op [1985] te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres] te [woonplaats]
raadsman mr. J.J. Stobbe, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
onder 1 primair: heeft geprobeerd [verbalisant 1] van het leven te beroven door met een bromfiets op hem in te rijden;
onder 1 subsidiair: heeft geprobeerd [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een bromfiets op hem in te rijden;
onder 1 meer subsidiair: [verbalisant 1] heeft bedreigd door met een bromfiets op hem in te rijden;
onder 2 primair: heeft geprobeerd [verbalisant 2] van het leven te beroven door met een bromfiets op hem in te rijden;
onder 2 subsidiair: heeft geprobeerd [verbalisant 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een bromfiets op hem in te rijden;
onder 2 meer subsidiair: [verbalisant 2] heeft bedreigd door met een bromfiets op hem in te rijden;
onder 3: de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft beledigd.
3. De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte van het onder 1 primair en onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde, met dien verstande dat het onder 3 ten laste gelegde alleen ten aanzien van [verbalisant 2] kan worden bewezen verklaard.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en bepleit vrijspraak, zoals verwoord in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota. Meer in het bijzonder heeft de raadsman betoogd dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt omtrent het onder 1 en 3 ten laste gelegde feit het volgende .
Bewijsmiddelen
[verbalisant 2], brigadier van politie , heeft verklaard dat hij op 12 april 2012 op de Markt in Veenendaal een man zonder helm op een bromfiets in zijn richting zag komen rijden . Hij zag dat de bestuurder van de bromfiets, na hem te hebben gepasseerd, achterom keek in zijn richting en hij hoorde dat de bestuurder van de bromfiets daarbij een aantal woorden riep, waarvan hij alleen het woord "joden" heeft verstaan . [verbalisant 2] zag dat horecabezoekers stonden te kijken en lacherig op de situatie reageerden . Hij voelde zich hierdoor in zijn goede naam en eer aangetast .
Verbalisant [verbalisant 1], hoofdagent van politie , heeft verklaard dat hij op 12 april 2012 werkzaam was in uniform en herkenbaar als politieagent in Veenendaal . Hij hoorde een mannenstem roepen: "kankerjoden" en zag een man zonder helm op een brommer rijden terwijl het op dat moment niet toegestaan was om op de Markt te rijden . Verbalisant [verbalisant 1] heeft de bestuurder van de brommer een stopteken gegeven . Verder zag verbalisant [verbalisant 1] dat de bestuurder van de brommer in zijn richting keek en zonder enige vaart te minderen op hem af kwam rijden . Er was ruimte genoeg op de weg om verbalisant [verbalisant 1] te passeren . Verbalisant [verbalisant 1] schatte de snelheid van de brommer op ongeveer 50 kilometer per uur . Toen de brommer op ongeveer twee à drie meter van verbalisant [verbalisant 1] vandaan was, sprong verbalisant [verbalisant 1] opzij om een aanrijding te voorkomen . Tijdens het wegspringen voelde hij dat de vingertoppen van zijn rechterhand de bestuurder raakten . Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de bestuurder niet van zijn lijn afweek en gewoon in dezelfde richting door bleef rijden . Verbalisant [verbalisant 1] was er erg van geschrokken .
[verbalisant 3] heeft verklaard dat hij op 12 april 2012 in Veenendaal een motor aan zag komen en dat hij de bestuurder van die motor hoorde roepen: "vuile kankerjoden" . Hij hoorde dat verbalisant [verbalisant 1] riep: "stop politie" . [verbalisant 3] zag dat de bestuurder van de motor in de richting van [verbalisant 1] keek en geen aanstalten maakte om te remmen . Vervolgens zag verbalisant [verbalisant 3] dat de bestuurder van de motor geen poging deed om [verbalisant 1] te ontwijken en dat [verbalisant 1] aan de kant moest springen om een aanrijding te voorkomen .
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 12 april 2012 zonder helm op een brommer heeft gereden in Veenendaal. Verder heeft hij verklaard dat hij, nadat hij voorbij een agent was gereden, heeft omgekeken naar die agent en ineens een andere agent zag staan toen hij weer recht voor zich keek. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij "joden" heeft geroepen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen niet af dat de verdachte met (voorwaardelijk) opzet heeft getracht om [verbalisant 1] van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van voorwaardelijk opzet.
Voor voorwaardelijk opzet is vereist dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Er is sprake van willens en wetens als de verdachte zich de mogelijkheid van de dood of het zwaar lichamelijk letsel realiseert (willens) en dat hij de mogelijkheid van die gevolgen voor lief neemt (wetens).
De verdachte heeft verklaard dat het nooit zijn bedoeling is geweest [verbalisant 1] aan te rijden.
In het dossier bevinden zich onvoldoende gegevens of aanknopingspunten om het (voorwaardelijk) opzet uit af te kunnen leiden. Uit het dossier blijkt dat de verdachte voldoende ruimte had om zo nodig uit te wijken en dat het slachtoffer gemakkelijk kon wegspringen. Het enkele feit dat de verdachte met zijn brommer, zonder vaart te minderen, op [verbalisant 1] afreed, is onvoldoende voor het aannemen van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank acht aannemelijk dat de verdachte er vanuit ging dat als hij [verbalisant 1] zou raken, hij tenminste zwaar lichamelijk letsel zou hebben. De rechtbank acht echter ook aannemelijk dat hij er vanuit ging dat dit niet zou gebeuren, omdat [verbalisant 1] wel opzij zou springen. Als hij hem desondanks wel zou hebben geraakt, zou dit in de gegeven omstandigheden bewuste schuld hebben opgeleverd. Dat is echter onvoldoende voor het aannemen van (voorwaardelijk) opzet.
De rechtbank ziet aldus onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat hier sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wel acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het hiervoor overwogene van oordeel dat de verdachte op 12 april 2012 hoofdagent [verbalisant 1] heeft bedreigd door met een bromfiets op hem in te rijden en brigadier [verbalisant 2] heeft beledigd.
4.4. Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht, zoals hiervoor overwogen, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Evenmin acht de rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet had [verbalisant 2] van het leven te beroven danwel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, nu uit het dossier blijkt dat de verdachte hem ontweken heeft.
De verdachte moet daarvan eveneens worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 3
Niet is komen vast te staan dat de beledigende uitroep van de verdachte (mede) gericht was tegen [verbalisant 1]. De rechtbank zal de verdachte hiervan vrijspreken.
4.5. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 12 april 2012 te Veenendaal, [verbalisant 1] (hoofdagent van Politie Utrecht) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- als bestuurder van een bromfiets gereden met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan gezien de situatie en de omstandigheden ter plaatse verantwoord en toegestaan was
(terwijl die [verbalisant 1] verdachte een stopteken gaf)
en met onverminderde snelheid met die bromfiets op die (in politie-uniform geklede) [verbalisant 1] is ingereden en die [verbalisant 1] (hierbij) rakelings heeft gepasseerd;
op 12 april 2012 te Veenendaal, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten
- [verbalisant 2] (brigadier van Politie Utrecht)
gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "vuile kankerjoden".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Bedreiging met zware mishandeling;
Feit 3: Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
5.2. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldingsgebod en een behandelverplichting, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, als de rechtbank tot een veroordeling komt voor het ten laste gelegde, de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog is en dat de rechtbank bij de strafoplegging rekening dient te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdediging is, in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, van mening dat aan de verdachte een grotendeels voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd. De verdediging heeft daarbij opgemerkt dat de verdachte open staat voor de voorwaarden van de reclassering.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van een politieambtenaar met enig misdrijf tegen het leven gericht door met een bromfiets op het slachtoffer in te rijden. Door zijn handelen heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer teweeg gebracht. Tevens heeft de verdachte een politieambtenaar in functie beledigd. De verdachte heeft het slachtoffer hiermee in zijn eer en goede naam aangetast. De verdachte heeft het respect en gezag ten aanzien van de ambtenaren die een publieke taak verrichten ondermijnd. De rechtbank acht dit gedrag zeer verwerpelijk.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 juni 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 21 juni 2012, waaruit blijkt dat de reclassering op meerdere leefgebieden problemen heeft geconstateerd. De reclassering heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen noodzakelijk is. Een gedeelte van deze straf, te weten 30 dagen, zal zij voorwaardelijk opleggen met bijzondere voorwaarden om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Bedreiging met zware mishandeling;
Feit 3: Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
- verklaart de verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat de verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat de verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat de verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en zich blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
* dat de verdachte zich laat behandelen door een forensisch psychiatrische instelling, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. P. Wagenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 juli 2012.
Mr. Wagenmakers is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.