vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 123942 / KG ZA 06-363
Vonnis in kort geding van 12 oktober 2006
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
procureur mr. H.A. Bosma,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [plaats],
verschenen in persoon,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [plaats],
verschenen in persoon,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [plaats],
niet verschenen,
gedaagden.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- het tegen gedaagde [gedaagde sub 3] verleende verstek,
- de pleitnota van [eiseres]
1.2. Vervolgens is de zaak aangehouden ten behoeve van het beproeven van de mogelijkheid tot mediation.
1.3. Bij brief van 5 oktober 2006 heeft mevrouw [gedaagde sub 3] namens [gedaagden] verzocht om vonnis te wijzen.
1.4. In de telefaxen van 6 en 10 oktober 2006 heeft mr. Bosma namens [eiseres] verzocht om geen vonnis te wijzen, maar de zaak voor een periode van vier weken aan te houden.
1.5. Bij telefax van 11 oktober 2006 heeft de heer [gedaagde sub 1] opnieuw verzocht om vonnis te wijzen.
1.6. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagden] is geboren uit het huwelijk tussen [vader] en [moeder].
2.2. Na het overlijden van [moeder] is [vader] gaan samenwonen met [eiseres].
2.3. Op [datum] 2006 is [vader] overleden.
2.4. In het door [vader] op [datum] 1999 opgesteld testament zijn [gedaagden] benoemd tot erfgenamen en is aan [eiseres] onder meer het vruchtgebruik van de erfdelen van de erfgenamen gelegateerd. Voorts is [eiseres] benoemd tot executeur-testamentair.
2.5. De bij de afwikkeling van de nalatenschap van [vader] betrokken notaris mr. T. van Dijk te Dronten, heeft [gedaagden] verzocht een boedelvolmacht te ondertekenen.
2.6. [gedaagden] heeft herhaaldelijk kenbaar gemaakt, onder meer bij brief van 1 mei 2006, de door de notaris overgelegde boedelvolmacht niet te zullen ondertekenen.
3.1. [eiseres] vordert - samengevat - dat [gedaagden] wordt veroordeeld tot ondertekening van de onder r.o. 2.5 bedoelde volmacht.
3.2. [eiseres] stelt dat zij bij gebreke van een verklaring van erfrecht ernstig belemmerd wordt in de afwikkeling van de nalatenschap, met name waar het gaat om het doen van beschikkingshandelingen. Volgens [eiseres] kan/wil de notaris, indien voormelde volmacht niet is ondertekend, geen verklaring van erfrecht afgeven. Het niet-ondertekenen van de volmacht (als produktie 6 door [eiseres] in het geding gebracht) door [gedaagden] acht [eiseres] om die reden jegens haar onrechtmatig.
3.3. [gedaagden] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Gelet op het bepaalde in artikel 4:188 BW (verklaring van erfrecht, inhoud en vorm) is een verklaring van erfrecht een notariële akte, waarin de notaris onder meer vermeldt of een of meer in de verklaring genoemde personen, al dan niet voor bepaalde erfdelen, erfgenaam zijn of de enige erfgenamen zijn, met vermelding of zij de nalatenschap reeds hebben aanvaard. Voorts dient te worden vermeld of een of meer in de verklaring genoemde personen executeur, bewindvoerder of vereffenaar zijn.
4.2. Uit het voorgaande volgt dat de notaris reeds in staat is om aan [eiseres] een afschrift van de door hem op te stellen verklaring van erfrecht te verstrekken. In deze verklaring wordt dan onder meer opgenomen dat [gedaagden] erfgenaam is en dat nog geen keuze is uitgebracht voor zuivere aanvaarding, beneficiaire aanvaarding of verwerping, alsook dat [eiseres] executeur-testamentair is. Voor de door [eiseres] gewenste ontvangst van een verklaring van erfrecht is medewerking door [gedaagden], bestaande uit ondertekening van de onder r.o. 2.5 bedoelde volmacht, derhalve niet noodzakelijk.
4.3. Het ondertekenen van de boedelvolmacht door [gedaagden] is evenmin nodig om [eiseres] in de gelegenheid te stellen de nalatenschap, overeenkomstig haar taak als testamentair-executeur, te beheren. Ingevolge artikel 4:144 BW is [eiseres] als testamentair-executeur namelijk reeds bevoegd al die maatregelen te nemen die voor het beheer van de nalatenschap noodzakelijk zijn.
4.4. Van belang is voorts dat ondertekening van de boedelvolmacht [gedaagden] niet alleen tot een keuze dwingt omtrent het al dan niet aanvaarden van de nalatenschap, maar ook strekt tot het verlenen van verregaande bevoegdheden aan [eiseres], bevoegdheden die het beheer ingevolge artikel 4:144 BW te boven gaan. Gelet op hetgeen ter zitting is gebleken omtrent de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagden] en het ontbreken van een vertrouwensbasis tussen hen, is alleszins voorstelbaar dat [gedaagden] niet wil meewerken aan het verlenen van verregaande bevoegdheden aan [eiseres].
4.5. De slotsom is dat van de door [eiseres] gestelde gronden om tot toewijzing van de tegen [gedaagden] ingestelde vordering te geraken niet is gebleken. De vordering zal dan ook worden afgewezen, nu [eiseres] er geen - laat staan spoedeisend - belang bij heeft.
4.6. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op EUR 496,-- aan vastrecht.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op EUR 496,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Hek en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2006