vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 117913 / HA ZA 06-262
de rechtspersoon naar buitenlands recht
MARATHON BUSINESS S.A.,
gevestigd te [plaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.P. van Dijk,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gemeente [gemeente],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. B.J. Middendorp-van den Berg.
Partijen zullen hierna Marathon en, voor zover niet individueel [gedaagde sub 1] respectievelijk [gedaagde sub 2], [gedaagden c.s.]. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en reconventie
2.1. De vennootschap onder firma [vof] (hierna: [VOF]) legde zich toe op de productie van, en handel in, vleesproducten. [gedaagde sub 2] en haar zoon [zoon] waren de vennoten van [VOF]. Op 29 november 2001 is surseance van betaling aan [VOF] verleend. Op 2 januari 2002 is [VOF] failliet verklaard en is de schuldsaneringsregeling op beide vennoten van toepassing verklaard.
2.2. Op 5 december 2003 is het faillissement van [VOF] beëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. De schuldsanering van beide vennoten is per 24 december 2004 beëindigd, met verlening van een schone lei.
2.3. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn in gemeenschap van goederen gehuwd.
2.4. [gedaagde sub 1] was betrokken bij de dagelijkse gang van zaken van [VOF]. Op 11 februari 2003 is ook op [gedaagde sub 1] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard, welke op 24 augustus 2004 is beëindigd, met verlening van een schone lei.
2.5. Marathon heeft bij dagvaarding een stuk in het geding gebracht, gedateerd 30 september 2002, waarin onder meer is vermeld dat [gedaagde sub 1] en Mollen Beheer B.V. overeenkomen dat [gedaagde sub 1] een kooprecht verkrijgt ter zake de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Voorts is vermeld dat de koopprijs voor deze woning maximaal EUR 90.756,00 zal bedragen.
2.6. Marathon heeft ten laste van [gedaagden c.s.]. conservatoir beslag gelegd onder G.J. Mollen Beheer B.V. en onder notaris mr. E. Linden op alle gelden, geldswaarden en/of roerende zaken, niet-zijnde registergoederen. In het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag heeft Marathon vermeld dat Wiba Vlees B.V. een vordering van
EUR 40.088,63 jegens [VOF] aan Marathon heeft overgedragen.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Marathon vordert samengevat - een verklaring van recht inhoudende dat [gedaagden c.s.]. onrechtmatig jegens Marathon hebben gehandeld. Voorts vordert Marathon veroordeling van [gedaagden c.s.]. tot betaling van EUR 40.088,63, vermeerderd met rente.
3.2. Marathon baseert haar vordering op onrechtmatige daad.
3.3. [gedaagden c.s.]. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. [gedaagden c.s.]. vorderen samengevat - opheffing van het gelegde conservatoir derdenbeslag met veroordeling van Marathon in de kosten.
3.5. Marathon voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en reconventie
4.1. [gedaagden c.s.]. stellen zich primair op het standpunt dat Marathon niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de dagvaarding is te kwalificeren als een obscuur libel.
4.2. De rechtbank beschouwt de dagvaarding niet als een obscuur libel zodat het primaire verweer zal worden verworpen. Aan [gedaagden c.s.]. kan weliswaar worden toegegeven dat de dagvaarding op het punt van duidelijkheid te wensen overlaat, niet kan worden gezegd dat de vordering en de daarop gebaseerde stellingen onbegrijpelijk zijn. Dit klemt temeer nu uit de door [gedaagden c.s.]. gevoerde subsidiaire verweren, blijkt dat zij de strekking van het betoog van Marathon hebben begrepen.
4.3. De rechtbank begrijpt de stellingen van Marathon als volgt. [gedaagden c.s.]. hebben gedurende de schuldsanering verzwegen dat [gedaagde sub 1] op 30 september 2002 een overeenkomst heeft gesloten met Mollen Beheer B.V., op grond waarvan [gedaagde sub 1] recht heeft op koop van de woning aan de [adres] te [woonplaats] tegen betaling van maximaal EUR 90.756,00 alsmede tegen het prijsgeven van recepten die een waarde van tienduizenden euro’s vertegenwoordigen. De waarde van de woning is minimaal tweemaal zo hoog als de overeengekomen maximumprijs van EUR 90.756,00. Daarmee hebben [gedaagden c.s.]. jegens Marathon onrechtmatig gehandeld nu
- zij vermogensbestanddelen aan de bewindvoerder hebben verzwegen,
- de bewindvoerder, bij bekendheid met deze vermogensbestanddelen, de schuldsaneringsregeling van [gedaagde sub 2] zou hebben omgezet in een faillissement waardoor
- Marathon haar vorderingen, na afwikkeling van dat faillissement, zou hebben kunnen verhalen.
De schade van Marathon is, zo begrijpt de rechtbank Marathon, daarin gelegen dat Marathon vanwege deze verzwijging stuit op de (ten onrechte) aan de vennoten verleende schone lei wanneer zij haar (door cessie verkregen) vordering wil verhalen.
4.4. [gedaagden c.s.]. verweren zich tegen deze vordering met de stelling dat aan hen een schone lei is verleend zodat de vordering van Marathon niet afdwingbaar is ex artikel 358 lid 1 Fw. Volgens hen betreft de ingestelde vordering immers feitelijk een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, te weten de vordering van Wiba Vlees B.V. ad EUR 40.088,63. Voor de thans ingestelde vordering van Marathon is naar het oordeel van [gedaagden c.s.]. de procedure ex artikel 358a Fw in het leven geroepen.
4.5. De rechtbank stelt voorop dat de schuldsaneringsregeling alleen werkt ten aanzien van vorderingen die op het moment van het van toepassing worden van de regeling bestaan (artikel 299 lid 1 aanhef en onder a Fw) en op de in artikel 299 lid 1 aanhef en onder b-e Fw genoemde vorderingen. Het gevolg van het verlenen van een schone lei is dat de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover ze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn (artikel 358 lid 1 Fw). Wanneer na de beëindiging van toepassing van de schuldsanering blijkt dat zich voordien feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die grond zouden hebben opgeleverd voor de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op de voet van artikel 350 lid 3 sub e Fw, kan de rechter echter bepalen dat de regel van artikel 358 lid 1 Fw geen toepassing vindt (artikel 358a lid 1 Fw). In dat geval blijven de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsanering werkt derhalve afdwingbaar.
4.6. De stelling van Marathon dat de schone lei niet werkt ten aanzien van de ingestelde vordering uit hoofde van onrechtmatige daad, is strikt gezien juist. De vordering, die pas is ontstaan na het van toepassing worden van schuldsaneringsregeling op [gedaagden c.s.]., valt immers niet onder het bereik van artikel 299 lid 1 Fw en is daarmee geen vordering waarop artikel 358 lid 1 Fw ziet. Bovendien had Wiba Vlees geen vordering op [gedaagde sub 1] (maar op de vennootschap en haar vennoten, derhalve op [gedaagde sub 2] en [zoon]), zodat het verlenen van een schone lei aan [gedaagde sub 1] sowieso geen gevolgen heeft voor de thans ingestelde vordering tegen [gedaagde sub 1].
4.7. Dat betekent echter nog niet (zonder meer) dat, voor wat betreft de vordering op [gedaagde sub 2], aan het bepaalde in artikel 358a Fw voorbij kan worden gegaan. Daarbij is het volgende van belang. Aan haar vordering heeft Marathon ten grondslag gelegd dat [gedaagden c.s.]. informatie over vermogensbestanddelen hebben achtergehouden. Het verzwijgen van informatie over vermogensbestanddelen en inkomen is te beschouwen als het (trachten te) benadelen van schuldeisers in de zin van artikel 350 lid 3 sub e Fw. Dat volgt uit de parlementaire geschiedenis (Nadere MvA I, 22 969, blz. 8) en is in de jurisprudentie ook aangenomen (vergelijk de conclusie van AG Langemeijer onder 2.15 bij een “artikel 81 RO” arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2006, LJN: AV4484). Artikel 358a lid 1 Fw is juist van toepassing in situaties waarin na het einde van de schuldsanering en het verlenen van de schone lei blijkt van feiten of omstandigheden die grond zouden hebben opgeleverd voor een beëindiging van de schuldsanering op grond van artikel 350 lid 3 sub e Fw.
Wanneer de door Marathon aan haar vordering ten grondslag gelegde feiten juist zijn, kan zij met succes een beroep doen op de regeling van artikel 358a lid 1 Fw. Vervolgens staat het bepaalde in artikel 258 lid 1 Fw niet aan de toewijsbaarheid en verhaalbaarheid van haar vordering (tot betaling van de facturen van Wiba Vlees) op de vennoten, waaro9nder [gedaagde sub 2], in de weg.
4.8. De vraag rijst of het zich met de rechtsgang van artikel 358a Fw verdraagt dat Marathon een actie uit onrechtmatige daad tegen [gedaagde sub 2] instelt. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord. Voor een schuldeiser die een vordering heeft ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkte, en die van oordeel is dat hij is benadeeld doordat achteraf blijkt dat vermogensbestanddelen zijn verzwegen, staat alleen de rechtsgang van artikel 358a Fw open. Met deze bijzondere rechtsgang van artikel 358a Fw strookt niet dat een schuldeiser als voornoemd ook een vordering uit onrechtmatige daad instelt. Ware dat anders, dan zou bij toewijzing van de vordering uit onrechtmatige daad, het verhaalsrecht van de overige schuldeisers met vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsanering werkte, worden gefrustreerd en het paritas creditorum beginsel worden doorkruist. Het verzwijgen van vermogensbestanddelen - nog geheel daargelaten de vraag of daarvan sprake is in onderhavig geval - zou immers feitelijk onrechtmatig zijn jegens alle schuldeisers met vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkte. Artikel 358a Fw waarborgt nu juist de belangen van al deze schuldeisers aangezien, na het succesvol bewandelen van de weg van artikel 358a Fw, onverschillig door welke belanghebbende, de vorderingen van al deze schuldeisers herleven en de verzwegen baten van de boedel alsnog vereffend, en onder die schuldeisers verdeeld kunnen worden.
4.9. Hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, geldt voor de vordering op [gedaagde sub 2], maar niet voor de vordering op [gedaagde sub 1]. Aan hem is met betrekking tot de oorspronkelijke vordering van Wiba Vlees immers geen schone lei verleend (rechtsoverweging 4.6). Dat betekent echter niet dat de vordering op hem wel toewijsbaar is. Daarbij is het volgende van belang. Allereerst valt zonder nadere toelichting, die echter ontbreekt, niet in te zien dat hem een verwijt treft van het feit dat in de schuldsanering van [gedaagde sub 2] vermogensbestanddelen verzwegen zouden zijn. Op hem rustte in die schuldsanering in beginsel immers geen informatieverplichting. Dat en waarom (wellicht op grond van bijzondere omstandigheden) wel een inlichtingenverplichting rustte, heeft Marathon niet gesteld, nog daargelaten dat zij niet heeft aangegeven waarom het schenden van een dergelijke inlichtingenverplichting onrechtmatig jegens haar zou zijn.
Vervolgens valt niet in te zien dat Marathon door het handelen van [gedaagde sub 1] schade heeft geleden. Marathon heeft gesteld dat haar schade daarin is gelegen dat haar vordering (ten onrechte) niet afdwingbaar is. Wanneer in de schuldsanering van [gedaagde sub 2] vermogensbestanddelen zijn verzwegen, leidt dat er, zoals hiervoor is overwogen, toe dat de vorderingen op haar, waaronder die van Marathon, (alsnog) afdwingbaar zijn. Van de door Marathon gestelde schade is dan geen sprake.
Ook de vordering op [gedaagde sub 1] is derhalve niet toewijsbaar.
4.10. Gelet op het voorgaande behoeft het subsidiaire verweer van [gedaagden c.s.]. omtrent de cessie van de vordering van Wiba Vlees B.V., geen nadere bespreking.
4.11. Marathon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden c.s.]. worden begroot op:
- betaald vast recht EUR 112,00
- in debet gesteld vast recht EUR 768,00
- salaris procureur EUR 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.668,00
4.12. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, en de afwijzing van de vordering in conventie, zal de vordering in reconventie tot opheffing van het conservatoir beslag worden toegewezen.
4.13. Marathon zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden c.s.]. worden begroot op het salaris van de procureur, te weten EUR 894,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 894,00)
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Marathon in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden c.s.]. tot op heden begroot op EUR 2.668,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 1923.25.930 ten name van MvJ Arrondissement Zwolle onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4. veroordeelt Marathon tot opheffing van het conservatoir beslag gelegd ten laste van Marathon,
5.5. veroordeelt Marathon in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden c.s.]. tot op heden begroot op EUR 894,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 1923.25.930 ten name van MvJ Arrondissement Zwolle onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
5.6. verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Hek en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2007.