ECLI:NL:RBZLY:2008:BC4614
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afsluiting van de Hollandse Brug voor vrachtverkeer en de beoordeling van de belangenafweging door de rechtbank
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 19 februari 2008 uitspraak gedaan over het beroep van verschillende verenigingen tegen de afsluiting van de Hollandse Brug voor vrachtverkeer. De afsluiting, die op 11 juni 2007 door de minister van Verkeer en Waterstaat was besloten, was bedoeld als voorzorgsmaatregel voor de veiligheid op de weg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister een zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt en dat er geen sprake was van een onevenwichtige afweging van belangen. De rechtbank heeft in haar overwegingen meegenomen dat er alternatieven zijn geboden, zoals een veerpont voor vrachtverkeer en de mogelijkheid om gebruik te maken van de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999.
De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder de Vereniging Bedrijfskring Almere en de Vereniging VNO-NCW Midden, tegen de afsluiting van de brug beoordeeld. Eisers stelden dat de afsluiting onterecht was en dat de belangen van vrachtverkeer onvoldoende waren meegewogen. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende had onderbouwd dat de veiligheid van de brug in het geding was en dat de afsluiting noodzakelijk was om risico's te vermijden. De rechtbank heeft ook de technische onderzoeken die aan de beslissing ten grondslag lagen, in haar beoordeling betrokken en geconcludeerd dat de minister op goede gronden had besloten tot een algeheel vrachtwagenverbod.
De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de minister in stand bleef. De rechtbank benadrukte dat de nadelen van het verkeersbesluit in beginsel tot het maatschappelijk risico van de eisers behoren, tenzij zij onevenredig worden getroffen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.