ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ9165

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1886
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing gronden in kader Wet voorkeursrecht gemeenten met betrekking tot afwijkend gebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 29 september 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die een test- en trainingscentrum voor voertuigbeheersing en verkeersveiligheid exploiteert, en de Raad van de gemeente Lelystad. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de gemeente om bepaalde percelen aan te wijzen als gronden waarop de bepalingen van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) van toepassing zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente in afwijking van adviezen van een onafhankelijke commissie de bezwaren van eiseres ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het huidige gebruik van de percelen afwijkt van de toekomstige bestemming zoals vastgelegd in het Structuurplan Lelystad 2015. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat het criterium 'afwijkend gebruik' ruim moet worden opgevat en dat ook een vergelijkbaar, maar intensiever gebruik als afwijkend kan worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeert dat de gemeente bevoegd was om het voorkeursrecht toe te passen, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer
Registratienummers: Awb 08/1886 en 08/1887
Uitspraak
in de gedingen tussen:
(eiseres),
gevestigd te Lelystad,
gemachtigde: mr. M.E. Gelpke
en
de Raad van de gemeente Lelystad, verweerder,
gemachtigde: mr. W.J. Bosma
1.Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2007 heeft verweerder besloten om het perceel kadastraal bekend gemeente Lelystad, sectie/nummer(s) (…….), aan te wijzen als gronden waarop de bepalingen van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) van toepassing zijn.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 15 november 2007 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar om advies voorgelegd aan de onafhankelijke commissie voor de bezwaarschriften (de commissie). Op 20 juni 2008 heeft de commissie geadviseerd de bezwaren gegrond te verklaren.
Bij besluit van 28 augustus 2008 (verzonden op 15 september 2008) (bestreden besluit 1) heeft verweerder - in afwijking van het advies van de commissie - de bezwaren ongegrond verklaard.
Bij besluit van 10 april 2008 heeft verweerder besloten om het perceel kadastraal bekend gemeente Lelystad, sectie/nummer(s) (……), eveneens aan te wijzen als gronden waarop de bepalingen van de Wvg van toepassing zijn.
Tegen dit besluit is namens eiseres op 9 mei 2008 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft dit bezwaar voorgelegd aan de commissie. Op 30 juli 2008 heeft de commissie geadviseerd de bezwaren gegrond te verklaren.
Bij besluit van 2 oktober 2008 (verzonden op 21 oktober 2008) (bestreden besluit 2) heeft verweerder - in afwijking van het advies van de commissie - de bezwaren ongegrond verklaard.
Op 22 oktober 2008 heeft eiseres tegen beide besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingezonden.
Beide beroepen zijn op 9 juli 2009 ter zitting behandeld.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J.E. van der Werf, E. van Zeeland en M.E. Bosma. Voor verweerder waren aanwezig mr. Bosma en Y. Borgman.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft te beoordelen of verweerder een juiste uitleg heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 2 van de Wvg.
2.2. Gelet op de nauwe samenhang tussen beide zaken heeft de rechtbank besloten deze gevoegd te behandelen.
2.3. Eiseres exploiteert op de percelen kadastraal bekend gemeente Lelystad (…….) een test- en trainingscentrum voor voertuigbeheersing en verkeersveiligheid. Op het terrein worden onder andere cursussen voertuigbeheersing aangeboden, waarbij theorie- en praktijklessen worden gegeven.
De percelen zijn in eigendom van Pon Holdings BV te Leusden en ANWB test- en trainingscentrum Beheer BV. Ten behoeve van de vennoten van eiseres is een zakelijk recht gevestigd.
In eerste instantie heeft verweerder alleen het voorkeursrecht gevestigd op perceelnummer (…). Omdat de percelen (…..) één geheel vormen heeft verweerder nadien – bij wijze van reparatie – ook het voorkeursrecht gevestigd op perceel nummer (….).
Naar aanleiding van de namens eiseres ingediende bezwaarschriften heeft de commissie in haar twee achtereenvolgende adviezen overwogen dat niet is voldaan aan het vereiste van artikel 2, tweede lid, laatste volzin, van de Wvg, zodat het voorkeursrecht op onjuiste gronden is gevestigd.
De commissie heeft verweerder dan ook geadviseerd beide primaire besluiten te herroepen.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt.
In artikel 2, eerste lid, van de Wvg is bepaald dat bij besluit van de gemeenteraad gronden, begrepen in een structuurplan, waarbij aanwijzingen zijn gegeven voor de bestemming, of in een bestemmingsplan, kunnen worden aangewezen als gronden, waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van toepassing zijn.
Het tweede lid bepaalt dat voor een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, alleen in aanmerking komen de gronden, waaraan bij het structuurplan, onderscheidenlijk het bestemmingsplan een niet-agrarische bestemming is toegedacht, onderscheidenlijk gegeven en waarvan het gebruik afwijkt van dat plan.
Met ingang van 1 juli 2008 zijn de Wet op de ruimtelijke ordening en de Invoeringswet ruimtelijke ordening in werking getreden en is de Wvg gewijzigd.
Op grond van de overgangsbepalingen wordt een voorkeursrecht dat is gevestigd op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wvg (oud) omgezet in een voorkeursrecht op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Wvg zoals die thans geldt.
De rechtbank stelt vast het geschil zich toespitst op de vraag of het huidige gebruik van de percelen in kwestie afwijkt van de toekomstige, beoogde bestemming.
De rechtbank stelt vast dat uit de wetsgeschiedenis en vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat het criterium ‘afwijkend gebruik’ ruim dient te worden opgevat. Ook een vergelijkbaar, maar intensiever of beter gebruik kan worden gekwalificeerd als afwijkend gebruik.
Op voorhand hoeft daarbij niet op perceelsniveau vast te staan hoe het uiteindelijke gebruik eruit zal gaan zien. Zekerheid omtrent de verwezenlijking van de beoogde uitwerking is evenmin noodzakelijk.
Verweerder heeft de bestreden besluiten gebaseerd op het in 2004 vastgestelde Structuurplan Lelystad 2015 (het Structuurplan). Het Structuurplan beschrijft – samengevat - het gebied waarin de betrokken percelen liggen (daarin Larserknoop/vliegveld genoemd) als belangrijk economisch knooppunt voor de stad met een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven die een belangrijke economische functie kunnen hebben, waarbij wordt gedacht aan vliegveld- georiënteerde bedrijven en hoogwaardige bedrijvigheid. Het vliegveld zal worden ontwikkeld als business airport.
Lawaaiproducerende vormen van leisure (testcentra, motorcross etc.) kunnen een plek krijgen nabij het vliegveld.
De ontwikkeling van vliegveldgeoriënteerde bedrijvigheid en de congresfunctie wordt daarbij sterk afhankelijk geacht van de ontwikkeling van het business airport.
De percelen van eiseres maken deel uit van het gebied Larserknoop dat op de bij het Structuurplan behorende plankaart de aanduiding ‘werken’ heeft gekregen.
De in het Structuurplan beschreven en beoogde ontwikkelingen ter invulling van de Larserknoop leiden ertoe dat er in het betreffende gebied uiteindelijk meer gebruiksmogelijkheden ontstaan. Dat het Structuurplan ook een testcentrum als één van de mogelijkheden ter invulling van het gebied noemt doet daar niet aan af.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat kan worden gesproken van een afwijkend gebruik als bedoeld in de Wvg, zodat verweerder bevoegd was toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 2, eerste lid, van de Wvg.
2.5. Niet is gebleken van belangen van eiseres die ertoe zouden leiden, dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik zou hebben mogen maken.
2.6. De beroepen dienen ongegrond te worden verklaard.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.Beslissing
De rechtbank
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzitter, mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier en mr. G.P. Loman , rechters en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.A.M. Spreuwenberg als griffier, op
Afschrift verzonden op: