ECLI:NL:RBZLY:2010:BK9210
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Moorman
- Rechtspraak.nl
Ontbindingsverzoek door werknemer na ontslagvergunning door werkgever
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 4 januari 2010 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure van een arbeidsovereenkomst. De verzoekende partij, een werknemer, heeft verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, een besloten vennootschap, per 30 januari 2010. Dit verzoek volgde nadat de werkgever een ontslagvergunning had aangevraagd en verkregen van het UWV. De werknemer stelde dat hij recht had op een vergoeding, omdat hij na 19 jaar trouwe dienst door het ontslag in een nadelige positie zou komen te verkeren op de arbeidsmarkt.
De verwerende partij heeft het verzoek afgewezen en aangevoerd dat er geen gewichtige redenen waren voor ontbinding. De kantonrechter heeft de criteria uit het arrest van de Hoge Raad van 11 december 2009 toegepast en geconcludeerd dat de werknemer niet voldoende argumenten had aangedragen die de conclusie rechtvaardigden dat er sprake was van gewichtige redenen. De kantonrechter oordeelde dat de financiële onzekerheid van de werknemer na het ontslag geen aspect van de arbeidsverhouding was en dat de werknemer niet kon worden gevolgd in zijn betoog dat de aankondiging van het ontslag zonder vergoeding een verandering in de omstandigheden betekende.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding afgewezen en de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de verwerende partij op € 400,- zijn begroot. De uitspraak benadrukt het belang van gewichtige redenen voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst en de rol van de kantonrechter in dergelijke procedures.