ECLI:NL:RBZLY:2010:BK9382

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
15 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/1100
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • E. Steendijk
  • P.A.M. Spreuwenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake gemeentelijke belastingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 15 januari 2010 uitspraak gedaan op het verzet van WOS BV tegen een eerdere uitspraak van 29 september 2009, waarin het beroep van WOS BV niet-ontvankelijk was verklaard. WOS BV had op 1 juli 2009 beroep ingesteld en verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden. De rechtbank had een termijn van vier weken gegeven, maar na meerdere verzoeken om uitstel, waaronder een verzoek op de laatste dag van de termijn, werd het verzoek om verder uitstel geweigerd. WOS BV stelde dat de Algemene termijnenwet analoog toegepast moest worden, omdat de termijn eindigde op een zaterdag, maar de rechtbank oordeelde dat deze wet niet van toepassing was op termijnen die voortvloeien uit rechtbankbeleid.

De rechtbank overwoog dat de Algemene termijnenwet alleen van toepassing is op wetten in formele zin en dat de termijn in kwestie een uitvloeisel is van rechtbankbeleid. De rechtbank merkte op dat het verzoek om uitstel op de laatste dag van de termijn risico's met zich meebrengt en dat WOS BV het verzoek om uitstel op een zondag had ingediend, wat de rechtbank als onbegrijpelijk beschouwde. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van gronden en de risico's van uitstelverzoeken op de laatste dag van een termijn. De rechtbank bevestigde dat de regels van de Algemene termijnenwet niet van toepassing zijn op de specifieke situatie van WOS BV, waardoor de niet-ontvankelijk verklaring van het beroep gerechtvaardigd was.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 09/1100
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht
op het verzet van:
WOS BV,
gevestigd te Aalst, opposante,
gemachtigde: mr. (...)
tegen
de uitspraak van deze rechtbank d.d. 29 september 2009
in het geding tussen WOS BV en de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen Deventer
1.Procesverloop
Bij uitspraak van 29 september 2009 heeft de rechtbank het beroep van opposante met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard.
Op 30 oktober 2009 heeft opposante tegen deze uitspraak verzet gedaan.
Opposante heeft niet verzocht omtrent haar verzet te worden gehoord. Ook de rechtbank ziet geen aanleiding opposante te horen.
2.Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft te beoordelen of opposante bij uitspraak van 29 september 2009 terecht niet-ontvankelijk is verklaard op de grond dat zij niet tijdig de gronden van het beroep heeft ingezonden en te laat om nader uitstel heeft verzocht. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de Procesregeling bestuursrecht 2008 (Procesregeling) aan het honoreren van dat (herhaalde) verzoek om uitstel in de weg zou hebben gestaan.
2.2. Allereerst merkt de rechtbank op dat over het thans aan de orde zijnde verzet van opposante door een andere enkelvoudige kamer van de rechtbank wordt geoordeeld dan die welke op het beroep van opposante heeft beslist.
2.3. De rechtbank overweegt als volgt.
Op 1 juli 2009 heeft opposante beroep ingesteld en daarbij verzocht om een termijn voor het indienen van de gronden. Bij faxbericht van 8 juli 2009 heeft de rechtbank opposante daarvoor een termijn van vier weken gegeven.
Op 13 juli 2009 heeft opposante nogmaals verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden. Bij brief van 15 juli 2009 is de termijn verlengd tot 5 september 2009. Dat is een zaterdag.
Bij faxbericht van 6 september 2009 heeft opposante verzocht om nader uitstel.
De rechtbank heeft verder uitstel geweigerd omdat het verzoek niet tijdig is gedaan.
Op 25 september 2009 heeft opposante de rechtbank de aanvullende gronden toegezonden.
In artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet is bepaald dat een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Opposante heeft aangevoerd dat ingeval de Algemene termijnenwet niet van toepassing is deze regeling analoog dient te worden toegepast, omdat er anders geen regeling bestaat voor een termijn die valt in het weekend of feestdag.
De verwijzing naar de Procesregeling acht opposante onredelijk, gelet op de al zeer lange tijd (7 jaar) dat de gemeente Deventer voortgang van het dossier in de voorfase heeft belemmerd.
De rechtbank overweegt dat uit het bepaalde in artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet volgt dat deze wet alleen van toepassing is op wetten in formele zin en algemene maatregelen van bestuur.
Het is hierom dat deze rechtbank in haar uitspraak van 28 oktober 1999 (LJN AA3696) heeft uitgemaakt dat de Algemene termijnwet niet van toepassing is op termijnen die, zoals de termijn in kwestie, een uitvloeisel zijn van rechtbankbeleid.
Aangezien de Algemene termijnenwet niet van overeenkomstige toepassing is verklaard op genoemd beleid, bestaat voor een analoge toepassing van deze wet geen aanleiding.
Opposante heeft zich erover beklaagd dat de laatste dag van de termijn – 5 september 2009 – een zaterdag was en dat het niet analoog toepassen van de Algemene termijnwet in dat geval leidt tot een kortere termijn.
De rechtbank merkt ten aanzien van dit punt op dat opposante het verzoek om nader uitstel op 6 september 2009 aan de rechtbank heeft gefaxt. Dat was een zondag. Niet goed valt in te zien waarom opposante niet in staat was het verzoek tijdig, dus op zaterdag, maar wel op zondag te doen.
Meer in zijn algemeenheid merkt de rechtbank op dat het verzoeken om uitstel op de laatste dag van de gegeven termijn risico’s met zich meebrengt, omdat betrokkene bij een negatief (of een laat) antwoord (vrijwel) geen gelegenheid meer heeft de gronden alsnog te formuleren en in te dienen.
De stelling van opposante over de Procesregeling behoeft gezien het voorgaande geen verdere bespreking.
2.4. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank in de uitspraak van 29 september 2009 het beroep op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het verzet ongegrond is. De uitspraak waartegen het verzet is gericht blijft derhalve in stand.
3.Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, rechter, en door deze en mr. P.A.M. Spreuwenberg als griffier ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op: