ECLI:NL:RBZLY:2010:BL3203

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
21 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/430126-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen na meerdere geweldsdelicten en bedreigingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 21 januari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, die meerdere geweldsdelicten en bedreigingen had gepleegd. De officier van justitie, mr. M. Zwartjes, vorderde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) voor de verdachte, die op dat moment in voorarrest verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in (geboortejaar) en wonende te (adres), zich schuldig had gemaakt aan bedreigingen met zware mishandeling en pogingen tot zware mishandeling, onder andere tegen medewerkers van het Leger des Heils en andere personen. De feiten vonden plaats tussen september 2009 en januari 2010, waarbij de verdachte zich herhaaldelijk agressief en bedreigend opstelde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met het psychologisch onderzoeksrapport van drs. M.Z. Pyrek, waaruit bleek dat de verdachte leed aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, waaronder ADHD en een ernstige gedragsstoornis. De gedragsdeskundige concludeerde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was en dat er een hoog recidiverisico bestond. De rechtbank oordeelde dat een gedwongen opname in een inrichting voor jeugdigen noodzakelijk was om de verdachte te beschermen tegen zichzelf en de maatschappij.

De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat deze niet meer in het belang van de verdachte was. Uiteindelijk werd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van twee jaren opgelegd, met als doel de verdachte een kans te bieden op gedragsverandering en recidivevermindering. De beslissing werd genomen in het belang van de verdere ontwikkeling van de verdachte, ondanks de ingrijpende aard van de maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07/430126-09
07420295-09
06/851286-07 (vordering tul)
Uitspraak: 21 januari 2010
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op ’(geboortejaar),
wonende te (adres),
thans in voorarrest verblijvende (verblijfplaats).
Het onderzoek ter terechtzitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 januari 2010. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle. Voorts is verschenen de heer J. Gerssen, (voormalig gezinsvoogd van verdachte), namens de afdeling Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg Overijssel.
De officier van justitie, mr. M. Zwartjes, heeft ter terechtzitting gevorderd om de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 07/430126-09 onder 1, 2, 3 primair, 4, 5, en 6 ten laste gelegde en voor het in de zaak met parketnummer 07/420295-09 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 06/851286-07 gevorderd om de in het desbetreffende vonnis van de kinderrechter te Zutphen van 27 maart 2008 bepaalde proeftijd te verlengen met 1 jaar.
TENLASTELEGGING
De verdachte is in de zaak met parketnummer 07/430126-09 ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 17 september 2009 te Buren in de gemeente Ameland (naam) (medewerkster Leger des Heils) en/of één of meerdere bewoners en/of
medewerkers van het Leger de Heils heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend schietende bewegingen gemaakt en/of
(daarbij) deze/hen dreigend de woorden toegevoegd : "Ik snij je stembanden
door, als de verkeerde auto voor komt staan (politieauto) dan zie jij je
kinderen niet meer" en/of "Ik kinkel je door de ruiten, je wilt zeker een
elleboogstoot in je gezicht" en/of "Ik maak je dood, hou je bek, kankerwijf,
tieft toch op, anders sla ik je met je kop door de ruiten" en/of dat hij,
verdachte, de andere huisjes zou gaan terroriseren en in brand zou gaan steken
en/of de vestiging van het Leger des Heils aan de (adres) te Zwolle in
de brand zou gaan steken, althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
2. hij op of omstreeks 22 september 2009 te Zwolle (naam 2) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde (naam 2)
dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet je door je kankerkop met een
pistool" en/of "Als ik straks uit de boeien kom, sla ik je op je kankerbek. Ik
koop een pistool als ik vrij ben en maak je af, ik weet je te vinden en schiet
je door je kanker hersens" en/of "Ik schiet die kankermoeder, die kankerhoer
ook door haar kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. hij op of omstreeks 09 oktober 2009 te Zutphen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (naam 3),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die (naam 3)
met een vork in de hand(en) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 oktober 2009 te Zutphen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten (naam 3)), met een vork in de hand(en) heeft gestoken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4. hij op of omstreeks 09 oktober 2009 te Zutphen (naam 3) heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte (zichtbaar voor (naam 3)) opzettelijk dreigend een vork in zijn
hand(en) gehad en/of met die vork (een) stekende beweging(en) naar en/of in de
richting van het lichaam van die (naam 3) gemaakt en/of (daarbij) deze dreigend
de woorden toegevoegd : "Ik maak jullie dood, ik steek jullie neer", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5. hij op of omstreeks 09 oktober 2009 te Zutphen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (naam 4),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die(naam 4)
met een vork op/tegen/in de (boven)arm heeft gestoken, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6. hij op of omstreeks 09 oktober 2009 te Zutphen (naam 4) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte (zichtbaar voor(naam 4)) opzettelijk dreigend een vork
in zijn hand(en) gehad en/of met die vork (een) stekende beweging(en) gemaakt
naar en/of in de richting van het lichaam van die(naam 4) en/of (daarbij) deze
dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte, die(naam 4) en/of diens
collega's zou neersteken, althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking.
De verdachte is in de zaak met parketnummer 07/420295-09 ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 22 januari 2009 te Forensisch Centrum Teylingereind, te
Sassenheim, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon genaamd (naam 5), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet met kracht met een balpen stekende beweging(en) heeft
gemaakt naar de nek en/of hals en/of hoofd van voornoemde (naam 5),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2009 te Forensisch Centrum Teylingereind, te
Sassenheim, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (naam 5)), met
een balpen een of meermalen met kracht in de arm en/of schouder heeft gestoken
en/of geprikt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. hij op of omstreeks 22 januari 2009 te Forensisch Centrum Teylingereind, te
Sassenheim, (naam 5) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde (naam 5) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik steek je dood, ik
steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 07/420295-09 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten als de feiten 7 en 8.
BEWIJS
De verdachte dient van het 2, 3 primair en 5 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 3 subsidiair, 4, 6, 7 primair en 8 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1. hij op 17 september 2009 te Buren in de gemeente Ameland, (naam) (medewerkster Leger des Heils) en/of meerdere bewoners en/of medewerkers van
het Leger de Heils heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend schietende bewegingen gemaakt en/of (daarbij) deze/hen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik snij je stembanden door, als de verkeerde auto voor komt staan (politieauto) dan zie jij je
kinderen niet meer" en/of "Ik kinkel je door de ruiten, je wilt zeker een elleboogstoot in je gezicht" en/of "Ik maak je dood, hou je bek, kankerwijf, tieft toch op, anders sla ik je met je kop door de ruiten" en/of dat hij, verdachte, de andere huisjes zou gaan terroriseren en in brand zou gaan steken en/of de vestiging van het Leger des Heils aan de (adres) te Zwolle in de brand zou gaan steken, althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
3. hij op 09 oktober 2009 te Zutphen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (naam 3)), met een vork in de hand(en) heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4. hij op 09 oktober 2009 te Zutphen (naam 3) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte (zichtbaar voor (naam 3)) opzettelijk dreigend een vork in zijn hand gehad en met die vork stekende bewegingen naar en/of in de richting van het lichaam van die (naam 3) gemaakt en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak jullie dood, ik steek jullie neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6. hij op 09 oktober 2009 te Zutphen (naam 4) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte (zichtbaar voor(naam 4)) opzettelijk dreigend een vork
in zijn hand gehad en met die vork stekende bewegingen gemaakt naar en/of in de richting van het lichaam van die(naam 4) en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte, die(naam 4) en/of diens collega's zou neersteken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
7. hij op 22 januari 2009 te Forensisch Centrum Teylingereind, te Sassenheim, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (naam 5), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht met een balpen stekende beweging(en) heeft gemaakt naar de nek en/of hals van voornoemde (naam 5), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
8. hij op 22 januari 2009 te Forensisch Centrum Teylingereind, te Sassenheim, (naam 5) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde (naam 5) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik steek je dood, ik
steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Van het onder 1, 3 subsidiair, 4, 6, 7 primair en 8 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
Bedreiging met zware mishandeling
en
Bedreiging met brandstichting,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3:
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 6:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 7:
Poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 8:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank (onder meer) rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 4 december 2009;
- een schrijven d.d. 5 oktober 2009 van de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Zwolle, met als bijlage een adviesrapportage d.d. 1 oktober 2009 van de afdeling Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg Overijssel te Zwolle;
- een de verdachte betreffend briefrapport d.d. 1 november 2009 van H.A. Gerritsen, psychiater;
- een de verdachte betreffende (aanvullende) adviesrapportage van 8 december 2009 van de Jeugdreclassering.
- een de verdachte betreffend psychologisch onderzoeksrapport d.d. 20 december 2009, uitgebracht door drs. M.Z. Pyrek, GZ-psycholoog;
Uit het schrijven van 5 oktober 2009 van de Raad voor de Kinderbescherming en de adviesrapportage van 1 oktober 2009 van de Jeugdreclassering blijkt dat er met betrekking tot verdachte sprake is van een grote kans op recidive op agressiedelicten. Er is geadviseerd een persoonlijkheidsonderzoek te doen onder meer om te bekijken op welke manier verdachte een intensieve verplichte behandeling zal kunnen krijgen waarbij hij tegen zichzelf en de maatschappij tegen verdachte beschermd kan worden.
Uit de inhoud van het door de voornoemde gedragsdeskundige Pyrek uitgebrachte psychologisch onderzoeksrapport van 20 december 2009 blijkt onder meer het volgende:
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een hechtingsstoornis, ADHD-stoornis en een ernstige gedragsstoornis. Verdachte functioneert bovendien op zwakbegaafd niveau. Verdachte handelt en reageert impulsief en kan een aanwijzing of afwijzing vrijwel niet accepteren. Door de innerlijke negatieve zelfbeleving en woede projecteert en reageert hij agressief op de buitenwereld. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken.
Door de zeer gebrekkige impuls- en agressieregulatie van verdachte en het beperkte oordeelsvermogen is de kans op recidive hoog. Op momenten waarop verdachte zich gekrenkt of afgewezen voelt is hij onvoorspelbaar. Hij is gemakkelijk beïnvloedbaar in omgang met verkeerde vrienden en door zijn beperkte sociale vaardigheden is hij vrijwel niet in staat om op een geaccepteerde wijze omgang en relatie met leeftijdgenoten te hebben. Betekenisvolle steunfiguren zijn voor hem niet aanwezig en personen die op hem gericht of betrokken zijn wijst hij gemakkelijk af. Vanwege de onbegeleidbare opstelling van verdachte en de ernst van zijn problematiek is een ambulante behandeling en begeleiding uitgesloten. In het laatste half jaar heeft betrokkene laten zien dat hij zich moeilijk kan aanpassen en vestigen in een opvang-/verblijfssituatie. Hij houdt zich niet aan de afspraken en bedreigt het personeel c.q. de groepsleiding. Rekening houdend met het recidiverisico, het gevaarscriterium en de geconstateerde stoornissen en beperkingen van betrokkene is een gedwongen opname in het kader van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) de enige optie om een gedragsverandering en recidivevermindering te bewerkstelligen. Het is van belang dat betrokkene geplaatst wordt in een inrichting, waar het gevaarsrisico van zijn onvoorspelbare agressie en de stoornissen voldoende onderkend en behandeld worden. Gelet op zijn oppositioneel functioneren heeft het de voorkeur dat betrokken niet in een inrichting geplaatst wordt voor overwegend zwakbegaafden. De kans is groot dat hij in de groep gaat overheersen en hij onvoldoende tegenwicht krijgt. Geadviseerd wordt om betrokkene met een PIJ-maatregel in Den Hey-Acker te plaatsen.
De rechtbank concludeert op grond van de inhoud van voornoemd onderzoeksrapport van gedragsdeskundige Pyrek dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
De rechtbank overweegt dat het advies van de gedragsdeskundig Pyrek wijst op een noodgedwongen keuze voor de onvoorwaardelijke oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Uit de inhoud van voornoemd briefrapport van psychiater Gerritsen van 1 november 2009 blijkt dat door gebrek aan medewerking van verdachte geen psychiatrisch onderzoek van verdachte heeft kunnen plaatsvinden. De rechtbank overweegt dat, gelet op het gebrek aan medewerking van verdachte aan dat psychiatrisch onderzoek sprake is van een weigerachtige verdachte als bedoeld in het vierde lid van artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht, waardoor thans slechts een advies van één gedragsdeskundige voorhanden is.
De rechtbank stelt vast dat het advies van de gedragsdeskundige Pyrek tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen steun vindt in de aanvullende adviesrapportage van 8 december 2009 van de afdeling Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg Overijssel. Daaruit volgt samengevat het volgende:
Het risico op het opnieuw plegen van een strafbaar feit is hoog. Betrokkene heeft vele plaatsingen en behandelingen binnen de jeugdhulpverlening gehad. Het is betrokkene tijdens deze plaatsingen niet gelukt om langer dan een tweetal weken open te staan voor begeleiding. Op de momenten dat er verwachtingen naar betrokkene uitgesproken werden, kon hij hier geen uitvoering aan geven en reageert hij vanuit agressie en onwil. Indien het ten laste gelegde wordt bewezen, kan bureau jeugdzorg zich vinden in het advies van de NIFP. Er blijkt, reeds nu al meerdere keren, sprake te zijn van recidive op agressiedelicten. Het advies om een PIJ-maatregel op te leggen lijkt de enige manier om betrokkene een intensieve verplichte behandeling te geven waarbij betrokkene tegen zichzelf en de maatschappij tegen betrokkene beschermd kan worden. Hiermee wordt hem een kans geboden om in de toekomst een eigen plek in de maatschappij te verwerven en vorm te geven.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het ontbreken van een rapportage door een tweede gedragsdeskundige gelet op artikel 77s lid 4 Sr niet in de weg staat aan het oplegen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De rechtbank is van oordeel dat de conclusies en adviezen van de gedragsdeskundige, Jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming eenduidig wijzen op een noodgedwongen keuze voor de onvoorwaardelijke oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De rechtbank neemt die conclusies in die zin over en maakt die tot de hare.
De rechtbank stelt verder vast dat de bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en is gelet op het voorgaande van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen aan verdachte van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdi¬gen eist en dat bedoelde maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikke¬ling van verdachte. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat gelet op de aard en ernst van de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte en gelet op zijn strafrechtelijk verleden ter zake van gepleegde geweldmisdrijven een gedwongen behandeling dringend noodzakelijk wordt geacht. De rechtbank is van oordeel dat onder de huidige naar voren gekomen omstandigheden het opleggen van de PIJ-maatregel aan verdachte en de tenuitvoerlegging daarvan in “Den Hey-Acker” het meest in het belang van verdachte moet worden geacht, ondanks het diep ingrijpende karakter daarvan.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77s en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 06/851286-07
De vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 27 maart 2008 van de kinderrechter te Zutphen in de zaak met voornoemd parketnummer voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie moet naar het oordeel van de rechtbank worden afgewezen, aangezien een tenuitvoerlegging, gelet op de beslissing in de hoofdzaak, thans geen redelijk doel dient. Verdachte is naar het oordeel van de rechtbank thans in het bijzonder gebaat bij een zo spoedig mogelijke tenuitvoerlegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
BESLISSING
Het onder 2, 3 primair en 5 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1, 3 subsidiair, 4, 6, 7 en 8 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 3 subsidiair, 4, 6, 7 en 8 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van twee jaren.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer
06/851286-07
De rechtbank wijst de vordering af.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2010.