ECLI:NL:RBZLY:2010:BM1705

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
163027 / HA ZA 09-1457
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot nadere verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Zwolle-Lelystad, hebben partijen, ex-echtgenoten, een geschil over de verdeling van hun ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank heeft eerder, op 25 augustus 2008, een vaststellingsovereenkomst tussen partijen goedgekeurd, maar na de beschikkingen van 21 januari 2009 en 1 april 2009 zijn er nog steeds onenigheden over de afwikkeling van vergoedingsvorderingen. De rechtbank heeft in deze procedure vastgesteld dat de proceshouding van partijen heeft geleid tot de afwijzing van hun vorderingen, zowel in conventie als in reconventie. De rechtbank heeft benadrukt dat het niet haar taak is om de complexe vergoedingskwesties op te lossen, vooral niet wanneer partijen zelf vasthouden aan hun standpunten en de afgesproken peildatum voor de verdeling. De rechtbank heeft de vorderingen tot nadere verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 24 maart 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 163027 / HA ZA 09-1457
Vonnis van 24 maart 2010
in de zaak van
[A],
wonende te [adres],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A. Szirmai,
tegen
[B],
wonende te [adres],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.A. Vogelsang.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 december 2009
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte houdende overlegging van producties tevens vermeerdering van eis van [A]
- de twee akten met producties van [B]
- de akte met een productie van [A]
- het proces-verbaal van comparitie van 12 maart 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten en het geschil
in conventie en in reconventie
2.1. Partijen zijn sinds [datum] ex-echtgenoten. Het geschil betreft opnieuw de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Op 25 augustus 2008 bereikten partijen ter zitting van de rechtbank via een vaststellingsovereenkomst overeenstemming over een aantal vermogensbestanddelen, waarna de rechtbank bij beschikkingen d.dis. 21 januari 2009 en 1 april 2009 (140581/FARK 08-21) aanvullend beslissingen gaf en naar aanleiding van het meer of anders verzochte de verzoeken van partijen over en weer afwees. Tegen deze beschikkingen is geen hoger beroep ingesteld.
3. De beoordeling
in conventie en in reconventie
3.1. Onderhavig geschil betreft de afwikkeling van talloze vergoedingsvorderingen over en weer tussen partijen vanwege de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, waarover partijen na de beschikkingen van 21 januari 2009 en 1 april 2009 van de rechtbank van mening zijn blijven verschillen.
3.2. Teneinde afwikkeling van het geschil te bespoedigen noemde de rechtbank in haar tussenvonnis circa twintig punten ter bespreking ter comparitie.
3.3. Ter zitting hebben partijen een houding ingenomen waardoor, ondanks de inspanningen van hun beider advocaten, een aanpassing van stellingen (en wellicht dientengevolge een oplossing in der minne) is uitgebleven, ook nadat de rechtbank partijen had voorgehouden dat
- partijen (inderdaad) moeten nakomen hetgeen zij zijn overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst van 25 augustus 2008 respectievelijk wat de rechtbank bij beschikkingen d.dis. 21 januari 2009 en 1 april 2009 heeft beschikt;
- het niet op de weg van de rechter ligt ‘tientallen puzzels over vergoedingen/verrekeningen’ op te lossen, met name niet indien
a) genoemde ‘puzzels’ onlosmakelijk samenhangen met het door partijen als onopgeefbaar en dwingend aan de rechtbank gepresenteerde uitgangspunt dat verdeling/vergoeding per datum feitelijk gescheiden leven dient plaats te vinden in plaats van (wat ten aanzien van samenstelling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap hoofdregel is) per datum inschrijving echtscheidingsbeschikking respectievelijk per datum verdeling door de rechter (voor wat betreft de waardering van de vermogensbestanddelen);
b) de verzoeken van partijen in de hieraan voorafgaande bovengenoemde procedure op de stelplicht zijn gestrand en de rechtbank hieromtrent reeds heeft beslist in haar beschikking van 21 januari 2009 (rechtsoverweging 2.5: ieder dient de door hem of haar betaalde kosten voor zijn of haar rekening te nemen zonder nadere verrekening tussen partijen en in beslissing 3.4 wijst het meer of anders verzochte af);
c) onderhavige procedure in feite een verkapt hoger beroep is tegen beschikkingen van de rechtbank, omdat geen van partijen hoger beroep heeft ingesteld; dit staat op gespannen voet met artikel 236 Rv, nu gesteld noch gebleken is dat sprake is van een nieuwe feitelijke grondslag waarover de rechter (in hoger beroep) niet eerder heeft kunnen oordelen;
- de proceshouding van partijen, in het bijzonder het vasthouden aan genoemde peildatum aanleiding kan geven dat de rechtbank zal oordelen in het voetspoor van de uitspraak van de HR 10 juli 2009, LJN: BI2036, kort gezegd, een afwijzend beslissen op over en weer ingestelde vorderingen tot een (nadere) verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.
3.4. Nu partijen hebben verklaard dat zij onwrikbaar vasthouden aan hun standpunt, zich de consequenties daarvan realiseren en het tegen die achtergrond niet opportuun maar zinloos is indien de rechtbank een andere verdelingsdatum hanteert dan partijen, zal de rechtbank de vorderingen over en weer afwijzen.
3.5. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
4.1. wijst in aanvulling op de vaststellingsovereenkomst d.d. 25 augustus 2008 en de beschikkingen d.dis. 21 januari 2009 en 1 april 2009 de vorderingen tot een nadere verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap af,
4.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2010.