RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr.: 07.650100-10 (P)
Uitspraak: 31 augustus 2010
(verdachte)
geboren op (geboortedatum)
wonende te Zwolle
thans verblijvende in (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2010. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Kok, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. G.C. Pol.
De tenlastelegging is ter terechtzitting van 17 augustus 2010 overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2010 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer) van het leven te beroven met dat opzet meermalen, althans éénmaal (met zgn “kisten” en/of bergschoenen aan, althans met geschoeide voet) (met kracht/hard) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd van die (slachtoffer) heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2010 in de gemeente Zwolle aan een persoon genaamd (slachtoffer) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken neus en/of jukbeen en/of gat in het oogkas en/of hersenkneusing en/of verlies van meerdere tanden) heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans éénmaal (met kracht/hard) (met zgn “kisten” en/of bergschoenen aan, althans met geschoeide voet) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te schoppen en/of te trappen;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2010 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (slachtoffer) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal (met kracht/hard) (met zgn “kisten” en/of bergschoenen aan, althans met geschoeide voet) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd van die (slachtoffer) heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
HERVATTING VAN HET ONDERZOEK
De rechtbank kan in deze zaak thans nog niet tot een einduitspraak komen. Tijdens de beraadslaging is namelijk gebleken dat het onderzoek naar een mogelijke behandeling van verdachte niet volledig is geweest, zoals hierna onder het kopje “oplegging van straf of maatregel” is toegelicht. Het onderzoek dient derhalve te worden heropend.
Omdat de rechtbank er aan hecht duidelijk te maken hoe zij tot haar standpuntbepaling is gekomen, zal zij met betrekking tot met name het bewijs uiteenzetten hoe haar gedachtegang is geweest. Gelet op het feit dat het hier om een tussenvonnis gaat, kan de rechtbank niet anders dan met betrekking tot de bewijs- en kwalificatievragen een voorlopig oordeel geven.
Met die restrictie overweegt de rechtbank daaromtrent het volgende.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. G.C. Pol, acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft ter terechtzitting ter zake van deze feiten de veroordeling van verdachte gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard..
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is het met de Officier van Justitie eens dat uit de verklaringen van de getuigen (getuige 1), (getuige 2), (getuige 3), (getuige 4), (getuige 5) en (getuige 6) inhoudende -kort samengevat en zakelijk weergegeven- dat verdachte in de vroege ochtend van zondag 28 maart 2010 op de (adres) te Zwolle nadat hij (slachtoffer) tweemaal met de vuist in het gezicht had geslagen en (slachtoffer) op de grond is gevallen en daar bleef liggen met zijn geschoeide voet meermalen met kracht in het gezicht dan wel op het hoofd heeft geschopt dan wel getrapt.
De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat deze verklaringen wat betreft verdachtes handelen jegens (slachtoffer) in hoofdlijnen met elkaar overeenkomen.
Daar komt nog bij dat verdachte heeft bekend dat hij eind maart iemand heeft mishandeld en later heeft verklaard dat hij deze (slachtoffer) een klap heeft gegeven met zijn gebalde vuist en hem recht in zijn gezicht heeft geslagen. Hij heeft verklaard dat hij dat opzettelijk heeft gedaan. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij (slachtoffer) met gebalde vuist heeft geslagen op de rechterzijde van diens gezicht waardoor deze (slachtoffer) ten val kwam en nadat deze (slachtoffer) weer was opgestaan hem nogmaals op dezelfde plek in het gezicht met gebalde vuist heeft geslagen. Verdachte heeft ontkend dat hij deze (slachtoffer) heeft geschopt of getrapt.
De rechtbank neemt voorts nog in aanmerking dat R. Dekker, forensisch arts, op 15 april 2010 het navolgende heeft in zijn letselrapportage heeft vermeld:
“1 SO heeft een hersenschudding, waardoor geheugenverlies voor wat er gebeurd is; 2. SO heeft een grote bloeduitstorting rond zijn rechteroog, bult op rechtervoorhoofd boven zijn oog; 3. een bloeding in zijn rechteroog; 4. een bloeduitstorting bij het linkeroog bij de neus; 5. een bloeding in het linkeroog; 6. een breuk bij het neusbeen; 7. ter hoogte van het linkerjukbeen onder het oog een zwelling; 8. 2 stifttanden zijn beschadigd: 1 is er uit en 1 is afgebroken. (…) er is een botbreuk van de oogkasbodem. Conclusie: diverse botbreuken van oogkas en kaakbijholte door zeer fors direct inwerkend geweld. (…) Slaan en schoppen tegen een hoofd kunnen hersenletsel veroorzaken en zijn potentieel dodelijk!” en “letsel past bij toedracht: het geconstateerde letsel kan passen bij het vermelde stomp geweld door bijvoorbeeld met forse kracht herhaaldelijk op het gezicht in te schoppen. Gezien de verwondingen aan neus, oog en oogkast zou er herhaaldelijk met forse kracht met een stomp voorwerp zoals bijvoorbeeld een schoen getrapt moeten zijn. Dit letsel kan bijvoorbeeld niet ontstaan zijn door struikelen over een op de grondliggend persoon (dan zouden slechts blauwe plekken resten), noch kan dit letsel met een blote hand ontstaan zijn, want de dader zou dan gebroken handbeentjes opgelopen hebben en wegens de pijn niet herhaaldelijk hebben kunnen doorslaan.”
De rechtbank is nog gebleken dat verbalisanten (verbalisant 1) en (verbalisant 2), die verdachte kort na het incident hebben gezien en gesproken, hebben geconstateerd dat verdachte geen verwondingen aan zijn handen had.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door (slachtoffer) meermalen tegen diens hoofd te slaan en te schoppen, dan ook de aanmerkelijke kans aanvaard dat (slachtoffer) daardoor zou komen te overlijden. Het primair ten laste gelegde is derhalve wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat :
hij op 28 maart 2010 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer) van het leven te beroven met dat opzet meermalen met geschoeide voet met kracht in/op/tegen het gezicht en het hoofd van die (slachtoffer) heeft geschopt en getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het bewezen geachte levert op:
Poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 jo. artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte terzake het bewezenverklaarde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte, in het geval hij wordt veroordeeld, een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 1 jaar onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest op te leggen. Hij heeft daarbij verwezen naar de vonnissen van de rechtbank Leeuwarden van 17 juni 2010 (LJN: BM8120), de rechtbank Leeuwarden van 18 maart 2010 (LJN: BL7935), de rechtbank Utrecht van 17 december 2008 (LJN: BH0601) en de rechtbank Den Bosch van 19 november 2008 (LJN: BG 4627).
Het oordeel van de rechtbank
De psychiater en de psycholoog hebben beiden in hun rapporten van respectievelijk 4 juli 2010 en 21 juli 2010 geconcludeerd dat verdachte aan een gebrekkige/ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis lijdt.
De psycholoog is van mening dat zonder behandeling het recidivegevaar zeer hoog is. Naar haar mening is behandeling nodig om te komen tot een, op maatschappelijk niveau aanvaardbaar, recidiverisico. Zij adviseert een intramurale behandeling. Zij constateert dat verdachte niets voelt voor een behandeling. Die omstandigheid leidt haar tot de conclusie dat enkel de mogelijkheid van strafrechtelijke afdoening resteert. Een klinische behandeling lijkt naar haar mening alleen mogelijk in het juridisch kader van de maatregel TBS met dwangverpleging. De psycholoog laat die beslissing aan de rechtbank.
De psychiater heeft daarentegen vanuit psychiatrisch oogpunt geen aanbevelingen gedaan om reden dat verdachte duidelijk heeft aangegeven dat hij niet aan welke vorm van begeleiding dan ook wil deelnemen.
De psychiater heeft verklaard dat hij uitvoerig telefonisch overleg heeft gehad met de reclasseringsmedewerker en dat deze verklaarde dat het inmiddels duidelijk is geworden dat verdachte op geen enkele manier bereid was om medewerking te verlenen aan welke vorm van interventie dan ook. Zij was ervan overtuigd, zo verklaart de psychiater, dat het dan ook geen enkele zin zou hebben om, eventueel in het kader van recidiverisico, een verplicht reclasseringscontact op te leggen aangezien betrokkene zich hier met een hoge mate van waarschijnlijkheid aan zou onttrekken. Resumerend is de reclassering er derhalve van overtuigd dat bemoeienis van deze instantie op dit moment niet geïndiceerd/zinvol is.
De rechtbank stelt voorts vast, dat ook de officier van justitie ter zitting heeft uitgesproken dat verdachte behandeling zou behoeven, doch dat hij er van heeft afgezien om dat te vorderen, omdat verdachte van elke vorm van behandeling c.q. begeleiding wars is.
Nu de psychiater zich niet heeft uitgelaten over de vraag of en zo ja welke behandeling voor verdachte is geïndiceerd terwijl naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op het advies van de psycholoog, niet kan worden uitgesloten dat verdachte een behandeling dient te ondergaan, acht de rechtbank het, mede gelet op de ernst van het door verdachte gepleegde feit en het feit dat er op grond van de hiervoor vermelde rapporten sterke aanwijzingen zijn dat de kans op herhaling hoog is, voor de afdoening van de zaak noodzakelijk dat een andere psychiater dan degene die reeds heeft gerapporteerd, nader onderzoek doet naar de persoon van de verdachte en advies uitbrengt over de mogelijkheid tot behandeling van verdachte en –indien noodzakelijk geacht- aan te geven welke behandeling is geïndiceerd.
De rechtbank acht in zoverre het onderzoek onvolledig. Zij zal derhalve het onderzoek heropenen en vervolgens schorsen, alsmede de stukken in handen van de rechter-commissaris stellen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces met bijlagen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.934,-, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank heropent het onderzoek ter terechtzitting en schorst dit terstond voor onbepaalde tijd.
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde een psychiater nader onderzoek in te laten stellen naar de persoon van verdachte en de voor hem geïndiceerde behandeling.
Beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een tijdstip dat is gelegen binnen maximaal drie maanden na de dag van deze uitspraak, met de klemmende reden dat niet te verwachten valt dat het onderzoek door de rechter-commissaris zoals hiervoor omschreven binnen een maand na heen zal zijn afgerond en voorts de agenda van de rechtbank hervatting van het onderzoek binnen een maand na heden niet toelaat.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen de nader te bepalen terechtzitting, met kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte.
Aldus gewezen door mr. J.W.M. Bunt, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2010.
Mr. Martini voornoemd was niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.