ECLI:NL:RBZLY:2010:BP1178
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- L.E.C. van Rijckevorsel-Besier
- G.P. Loman
- L.Y. Gramsbergen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een rijksmonument in Deventer
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, een kantoorpand in Deventer, dat is aangewezen als rijksmonument. Eiser, mede-eigenaar van het pand, had beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder, de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen Deventer, die de WOZ-waarde had vastgesteld op € 378.000,-- per waardepeildatum 1 januari 2008. Eiser stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd was. Hij voerde aan dat de vergelijkingsmethode niet toepasbaar was en dat de gehanteerde vergelijkingsobjecten niet vergelijkbaar waren met zijn pand. Eiser verzocht om herziening van de WOZ-waarde naar € 250.835,-- en om vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 27 oktober 2010, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door A.H. Bouwmeester en C.I.I. de Witte. De rechtbank overwoog dat de bewijslast voor de vastgestelde waarde bij verweerder lag. Verweerder had een taxatierapport overgelegd, opgesteld door C.I.I. de Witte, waarin de waarde van het pand werd onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de vergelijkingsobjecten, ondanks enkele verschillen, voldoende vergelijkbaar waren en dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de huurwaardekapitalisatiemethode niet bruikbaar was in deze procedure, omdat er geen bruikbare marktgegevens waren verstrekt.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 378.000,-- werd gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier, en is openbaar uitgesproken.