ECLI:NL:RBZLY:2011:BP3930

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/653283-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak inzake meerdere diefstallen met braak en bewijs- en strafmaatmotivering

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 1 februari 2011, is de verdachte beschuldigd van meerdere diefstallen met braak. De tenlastelegging is op 18 januari 2011 gewijzigd, waarbij de rechtbank enkele kennelijke schrijffouten heeft verbeterd zonder dat de verdachte in zijn verdediging is geschaad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft veroordeling van de verdachte gevorderd voor de feiten 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de feiten 1 en 2, maar heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 4, 5 en 6, en ontslag van rechtsvervolging voor feit 3 op basis van noodweer.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte voor feit 6 moet worden vrijgesproken, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen is. Voor de overige feiten heeft de rechtbank op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder DNA-onderzoek en getuigenverklaringen, vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en geen feiten of omstandigheden gevonden die deze zouden uitsluiten.

De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op 12 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Strafsectorvoorzitters (LOVS) en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. Daarnaast heeft de rechtbank de teruggave van in beslag genomen goederen gelast en de verdachte verplicht tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan in het openbaar, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.653283-10 (P)
Uitspraak: 1 februari 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
(adres),
thans (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.A.F. Schoemaker, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A.E. Postma.
TENLASTELEGGING
De verdachte is (na een wijziging van de tenlastelegging op 18 januari 2011) ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 oktober 2010 te Deventer ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de (straat)) weg te nemen
geld en/of goederen en/of al datgene wat zijn, verdachtes, gading mocht
blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan (naam slachtoffer), in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang
tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld
en/of al datgene wat van zijn, verdachtes, gading mocht blijken te zijn onder
zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
immers heeft verdachte met een scherp voorwerp en/of gereedschap een gedeelte
van het kozijn van die woning weggebroken/opengebroken, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 1)
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 oktober 2010 te Deventer opzettelijk en wederrechtelijk
een (deur)kozijn, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
(naam slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 28 oktober 2010 te Deventer ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning (adres) weg te nemen goederen en/of
geld en/of al datgene wat van zijn, verdachtes, gading mocht blijken te zijn,
geheel of ten dele toebehorende aan (naam slachtoffer 2), in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld en/of al datgene
wat van zijn, verdachtes, gading mocht blijken te zijn onder zijn bereik te
brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op het dakterras
van die woning is geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid; (incident 3)
3.
hij op of omstreeks 28 oktober 2010 te Deventer (naam slachtoffer 3) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een stuk
gereedschap en/of een mes gelijkend voorwerp getoond en/of (daarbij) deze
dreigend de woorden toegevoegd : "Ik heb een mes bij me", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
(incident 4)
4.
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2010 tot en met 26 oktober 2010
te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
woning (adres) heeft weggenomen een rijbewijs en/of één of
meer bankpassen/creditcards en/of 20 euro en/of een ov-chipkaart en/of twee,
althans een of meer, (draadloze) mui(z)(s)(en) en/of een computerspel en/of
een DVD en/of twee, althans een of meer, laptop(s), in elk geval enig goed
en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (naam slachtoffer 4), in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
(incident 8)
5.
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2010 tot en met 17 oktober 2010
te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
woning (aan de adres) heeft weggenomen een notebook en/of
een (computer)tas en/of een externe harde schijf en/of een muis en/of een
usb-stick en/of een fotocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan (naam slachtoffer 5), in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(incident 7)
6.
hij op of omstreeks 24 augustus 2010 te Deventer met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf/café (aan de adres)
heeft weggenomen meerdere geldbedragen en/of kassalade(s), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan (naam slachtoffer 6), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming; (incident 6)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw van verdachte verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat er sprake is van noodweer. De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte dient van het onder 6 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt aangaande de voor het overige ten laste gelegde feiten, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van feit 1 primair:
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte opgemaakt op 3 november 2010 door (naam), brigadier van politie, Team Deventer-Centrum ;
• Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 29 oktober 2010 ,
• het rapport resultaten DNA-onderzoek d.d. 14 december 2010, met bijlage ;
• Het proces-verbaal van verhoor van getuige (getuige) ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2011.
Ten aanzien van feit 2:
Aangeefster (naam slachtoffer 2) heeft in haar aangifte op 28 oktober 2010 onder meer het volgende verklaard:
Op 28 oktober 2010 te 22:16 uur werd op (adres) te Deventer het in de aanhef vermelde feit gepleegd. Vanavond 28 oktober 2010 omstreeks 22.10 hoorde mijn zoon (naam) (naam slachtoffer 3) wat. Hij stond op en liep naar de gang. Ik liep achter mijn zoon aan. Ik hoorde geritsel op de gang. Ik zag mijn zoon naar het dakterras gaan. Daar zag ik die man staan.
Aangever (naam slachtoffer 3) heeft in zijn aangifte op 28 oktober 2010 onder meer het volgende verklaard:
Vandaag 28 oktober 2010 omstreeks 22.10 uur dacht ik wat te horen. Ik zat in het huis van mijn ouders. Ik dacht dat het geluid van de gang af kwam en ging kijken. Ik zag een persoon wegschieten richting de deur naar het dakterras. Ik ging achter hem aan. (...) Ik sprak hem aan en zei dat hij moest blijven staan. Ik zag dat de man naar beneden wilde. Ik strekte mijn arm en hield hem tegen. Hij rukte zich los.
Getuige (naam slachtoffer 3) heeft op 5 november 2010 onder meer het volgende verklaard:
Op 28 oktober 2010 omstreeks 22:15 uur was ik thuis. Ik woon aan de (adres) te Deventer. Ik zat samen met mijn vrouw, genaamd (naam), en mijn zoon, genaamd (naam), in de woonkamer. We waren televisie aan het kijken toen wij alle drie een geluid hoorden alsof er een deur in huis openging. Mijn zoon is toen opgestaan en naar de hal gelopen. Ik zag dat mijn vrouw ook naar de hal liep. Ik hoorde mijn zoon zeggen: “Er was een vreemde kerel achter op het dak”. Toen ik naar het dak liep zag ik mijn zoon achter een man aanlopen.
Ter terechtzitting van 18 januari 2011 heeft verdachte onder meer het volgende verklaard:
Ik stond op het dak bij aangevers. Ik had veel drugs gebruikt. Ik werd overmeester door twee mannen.
De rechtbank is van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte moet worden aangenomen dat er sprake is van een begin van uitvoering van een woninginbraak. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 3:
Aangever (naam slachtoffer 3) heeft in zijn aangifte op 28 oktober 2010 onder meer het volgende verklaard:
Vandaag 28 oktober 2010 omstreeks 22.10 dacht ik wat te horen. Ik zat in het huis van mijn ouders. Ik dacht dat het geluid van de gang af kwam en ging kijken. Ik zag een persoon wegschieten richting de deur naar het dakterras. Ik ging achter hem aan. (...) Ik sprak hem aan en zei dat hij moest blijven staan. Ik zag dat de man naar beneden wilde. Ik strekte mijn arm en hield hem tegen. Hij rukte zich los en liep de trap af. Hij liep de tweede trap helemaal naar beneden. Daar was de deur gesloten. Ik stond op geschat een meter afstand. Ik zei: “Kom eens hier”. Ik hoorde dat de man zei “ik heb een mes bij me”. Ik heb geen mes gezien, maar zag dat hij iets in zijn hand had. Zijn hand zat in zijn jas. De deur had de man ondertussen geopend. Ik zag dat hij zich buiten vastpakte aan een lantaarnpaal. Ik pakte hem vast aan de voorzijde aan de hengsels van zijn rugzak. Mijn vader kwam er ook bij. Ik zette hem klem met mijn been boven op zijn been. De man zag kans om op te staan. Hij haalde iets uit zijn jas, dit leek op een mes. Toen kwam de politie er aan. Ik zag dat die man dat voorwerp over de schutting gooide. Dit heeft de politie in beslag genomen.
Aangever (naam slachtoffer 3) heeft op 29 oktober 2010 aanvullend onder meer het volgende verklaard:
Ik zag dat de man een vlindermes in zijn hand hield. Toen de man het vlindermes in zijn hand hield, zei hij: “Ik heb een mes”. Ik voelde mij hierdoor bedreigd en dacht dat hij mij wilde steken. De man hield het mes vast met het scharnierpunt in mijn richting. Toen hij dit deed, kwam eigenlijk meteen de politie eraan. Het vlindermes was aluminiumkleurig.
Getuige (naam slachtoffer 3) heeft op 5 november 2010 onder meer het volgende verklaard:
Op 28 oktober 2010 omstreeks 22:15 uur was ik thuis. Ik woon aan de (adres) te Deventer. Ik zat samen met mijn vrouw, genaamd (naam), en mijn zoon, genaamd (naam), in de woonkamer. We waren televisie aan het kijken toen wij alle drie een geluid hoorden alsof er een deur in huis openging. Mijn zoon is toen opgestaan en naar de hal gelopen. Ik zag dat mijn vrouw ook naar de hal liep. Ik hoorde mijn zoon zeggen: “Er was een vreemde kerel achter op het dak”. Toen ik naar het dak liep zag ik mijn zoon achter een man aanlopen.(...) Ik zag dat die man zich plotseling omdraaide en met een mes aan het zwaaien was. Ik zag dat hij dat mes met uitgestrekte arm voor zich hield. Ik zag dat de punt van het mes in de richting van mijn zoon en mij wees. Ik zag dat hij met het mes van links naar rechts zwaaide. Ik zag dat mijn zoon een meter tot anderhalve meter van die man af stond. Het volgende moment zag ik politie aan komen rijden.
Getuige (getuige 2) heeft op 1 november 2010 onder meer het volgende verklaard:
Zodra ik de voordeur opende en het gangetje inliep, zag ik dat er op de stoep een man met een mes in zijn hand achteruit liep. Tegenover hem zag ik een andere man staan. De afstand tussen de mannen was ongeveer de breedte van het gangetje. Ik zag duidelijk dat de ene man een mes in zijn hand had. Het was een flink mes. Het snijgedeelte van het mes was volgens mij een centimeter of 15. Ik zag dat de man zijn arm gestrekt voor zich uit hield en met het mes in de richting van de man tegenover hem wees. De situatie kwam erg bedreigend over.
Ter terechtzitting van 18 januari 2011 heeft verdachte onder meer het volgende verklaard:
Ik werd overmeesterd door twee mannen. Ik heb beneden op straat een mes gepakt. Ik weet niet of ik heb geroepen “ik heb een mes bij me”. Ik kan me voorstellen dat het voor aangever een bedreigende situatie was. Het mes zat in mijn rugzak. U laat mij foto’s van een mes zien. Dit is het mes dat ik heb gebruikt.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 4:
Aangever (naam slachtoffer 4) heeft in zijn aangifte op 26 oktober 2010 onder meer het volgende verklaard:
Tussen 25 oktober 2010 te 22:30 uur en 26 oktober 2010 te 06:15 uur werd op de (adres), het in de aanhef vermelde feit gepleegd. Op 25 oktober 2010 omstreeks 22.30 uur ging ik slapen. Voor het slapen gaan heb ik de voordeur op slot gedaan. Ook heb ik onze achterdeur welke in de woonkamer staat op slot gedaan. Ik heb het raampje boven de achterdeur op een klein kiertje gelaten. Omstreeks 6.15 uur werd ik wakker om naar mijn werk te gaan. Ik liep naar de woonkamer en zag een stoel staan voor de achterdeur. Ik zag buiten voor de achterdeur een tuinstoel staan. Ik zag dat het raampje boven mijn achterdeur geforceerd en opengebroken was. Ook zag ik op het kozijn bloed liggen. Ik zag dat er 2 laptops waren weggenomen. Ook is mijn portemonnee weggenomen. Hierin zaten de volgende goederen:
- rijbewijs;
- bankpas van de Rabobank rekeningnummer (xxxxxxx);
- bankpas ING/Postbank rekeningnummer (xxxxxx);
- ING creditcard;
- 20 euro;
- OV-chipkaart.
Ook zijn de volgende goederen uit mijn huis weggenomen:
- draadloze muis van Logitech (alleen receiver is vermist, maar zonder receiver is de muis waardeloos)
- muis van Logitech;
- DVD computerspel GTA 4;
- DVD Extremiteiten.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
In het proces-verbaal sporenonderzoek staat onder meer het volgende genoemd:
Op 26 oktober 2010 te 08:00 uur werd door mij, verbalisant, als forensisch onderzoeker op verzoek van Regiopolitie IJsselland een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een inbraak in een woning, gepleegd op 25 oktober 2010. Het onderzoek is verricht in een hoekwoning aan de (adres) te Deventer. De dader heeft een tuinstoel gepakt en heeft vervolgens het uitzetijzer afgebroken waardoor hij het raam kon openen. Hierbij is de dader vermoedelijk gewond geraakt. Aan de binnenzijde van het bovenlicht trof ik een bloedspoor aan. Dit bloed is door mij bemonsterd. De dader is vervolgens naar binnen geklommen. De dader is alleen in de woonkamer geweest. (…) De dader heeft vervolgens in de woonkamer een stoel gepakt en deze weer bij het bovenlicht neergezet waarna hij via hetzelfde raam naar buiten klom. Het bloedmonster zal worden opgestuurd naar het NFI.
Spoor: 12032
SIN: AACU6807NL.
In het rapport resultaten DNA-onderzoek, met bijlage, staat onder meer het volgende:
Identiteitszegel: AACU6807NL#01
Spoor: bloed
Delicttype: inbraak
Plaats delict: Deventer
DNA-profiel: ja
DNA-databankopname: Ja
Aantal matches met sporen: 3
Aantal matches met persoon: 1
DNA-profiel cluster nummer 1608.
Omschrijving onderzoeksmateriaal: een referentiemonster wangslijmvlies van (verdachte) (geboortejaar)
NFI-zaaknummer: 2010.11.09.037
DNA-identiteitszegel: (xxxxxxx)
Berekende frequentie DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
Gelet op de aangifte, het proces-verbaal sporenonderzoek, de uitslag van het NFI betreffende het DNA-profiel, de omstandigheid dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat zijn bloed aan de binnenzijde van het bovenlicht in de woning aan de (adres) te Deventer is aangetroffen en de omstandigheid dat bij de feiten 1, 4 en 5 sprake is van eenzelfde modus operandi in dezelfde periode en dezelfde omgeving, acht de rechtbank hetgeen verdachte onder 4 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen. Het ontbreken van pagina 2 van het rapport resultaten DNA-onderzoek geeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding te veronderstellen dat het door het NFI verrichte onderzoek en de daaruit getrokken conclusies van het NFI op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De rechtbank twijfelt derhalve niet aan de bevindingen van het NFI.
Ten aanzien van feit 5:
Aangever (naam slachtoffer 5) heeft in haar aangifte op 17 oktober 2010 onder meer het volgende verklaard:
Tussen 16 oktober 2010 te 16:30 uur en 17 oktober 2010 te 17:45 uur werd op de (adres) te Deventer het in de aanhef vermelde feit gepleegd. Op 16 oktober 2010 omstreeks 16.30 uur verliet ik mijn woning. Ik heb de voordeur op slot gedaan en de achterdeur op het nachtslot gedaan. Op 17 oktober 2010 omstreeks 17.45 uur werd ik thuis gebracht. Bij binnenkomst zag ik direct de deuren binnen openstaan. Ik zag dat ik mijn laptop miste. Ik mis ook mijn spiegelreflexcamera. Ik zag de achterdeur op een kier staan. Op de hoogte van de beide knippen, aan de buitenzijde van de deur, kan ik braaksporen zien.
Bijlage goederen: Computer (Notebook; Hp Pressario), een laptoptas, Western elements portab, een snoerloze muis, een USB-stick en een fotocamera (Pentax K-M 10.2 Mp Spi).
In het proces-verbaal sporenonderzoek staat onder meer het volgende genoemd:
Op 18 oktober 2010 te 08:30 uur werd door mij, verbalisant, als forensisch onderzoeker op verzoek van Regiopolitie IJsselland een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een inbraak in een woning, gepleegd op 16 oktober 2010. Het onderzoek is verricht in een rijtjeswoning aan de (adres) te Deventer. (…) De dader is via de brandgang naar de schutting gelopen. Vervolgens is de dader de schutting overgekomen. Hierbij raakte vermoedelijk de jas van de dader kapot omdat er een klein stukje voering aan een van de spijkers hing. Dit stukje is veiliggesteld. Vervolgens heeft de dader de achterdeur opengebroken met een breekvoorwerp. Tijdens de inbraak heeft de dader zich verwond. Op de ruit van de tuindeuren aan de achterzijde zat aan de buitenkant een bloedspoor. Het bloedspoor was al veiliggesteld door collega (naam). Dit bloedmonster werd aan mij overhandigd.
Spoor: 11965
SIN: AACU6802NL.
In het rapport resultaten DNA-onderzoek, met bijlage, staat onder meer het volgende:
Identiteitszegel: xxxxxxxxxx
Spoor: bloed
Delicttype: inbraak
Plaats delict: Deventer
DNA-profiel: ja
DNA-databankopname: Ja
Aantal matches met sporen: 3
Aantal matches met persoon: 1
DNA-profiel cluster nummer 1608.
Omschrijving onderzoeksmateriaal: een referentiemonster wangslijmvlies van (naam verdachte) (geboren op (geboortejaar))
NFI-zaaknummer: 2010.11.09.031
DNA-identiteitszegel: xxxxxxxxxx
Berekende frequentie DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
Gelet op de aangifte, het proces-verbaal sporenonderzoek, de uitslag van het NFI betreffende het DNA-profiel, de omstandigheid dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat zijn bloed op de ruit van de tuindeuren aan de achterzijde aan de buitenkant van de woning aan de (adres) te Deventer is aangetroffen en de omstandigheid dat bij de feiten 1, 4 en 5 sprake is van eenzelfde modus operandi in dezelfde periode en dezelfde omgeving, acht de rechtbank hetgeen verdachte onder 5 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen. Het ontbreken van pagina 2 van het rapport resultaten DNA-onderzoek geeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding te veronderstellen dat het door het NFI verrichte onderzoek en de daaruit getrokken conclusies van het NFI op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De rechtbank twijfelt derhalve niet aan de bevindingen van het NFI.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1 primair.
hij op 28 oktober 2010 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan (adres)) weg te nemen geld en/of goederen en/of al datgene wat van zijn, verdachtes, gading mocht blijken te zijn, toebehorende aan (naam slachtoffer), en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, immers heeft verdachte met een scherp voorwerp en/of gereedschap een gedeelte van het kozijn van die woning weggebroken/opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 28 oktober 2010 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (aan de (adres) weg te nemen goederen en/of geld en/of al datgene wat van zijn, verdachtes, gading mocht blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan (naam slachtoffer 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning te
verschaffen door middel van inklimming, op het dakterras van die woning is geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 28 oktober 2010 te Deventer (naam slachtoffer 3) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb een mes bij me", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij in de periode van 25 oktober 2010 tot en met 26 oktober 2010 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (adres) heeft weggenomen een rijbewijs en één of meer bankpassen/creditcards en 20 euro en een ov-chipkaart en een muis en een computerspel en een DVD en twee laptops, toebehorende aan (naam slachtoffer 4), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
5.
hij in de periode van 16 oktober 2010 tot en met 17 oktober 2010 te Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (aan de adres) heeft weggenomen een notebook en een (computer)tas en een externe harde schijf en een muis en een usb-stick en een fotocamera, toebehorende aan (naam slachtoffer 5), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Feit 1 primair:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 5:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Door de verdediging is ten aanzien van feit 3 een beroep gedaan op noodweer. De verdediging heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat er sprake was van een noodweersituatie en dat de verdachte, daartoe geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, het feit zou hebben begaan.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer, omdat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Er zijn derhalve geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest;
- de vordering van de benadeelde partij (naam slachtoffer 4) toe te wijzen (€ 63,00) en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen ten behoeve van dit slachtoffer voor voornoemd bedrag;
- de in beslag genomen schoenen, rugzak en petje terug te geven aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bij bewezenverklaring van de feiten geconcludeerd tot een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest. De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit om de vordering van de benadeelde partij (naam slachtoffer 4) niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsvrouw van verdachte heeft voorts bepleit om de rugzak van verdachte aan verdachte terug te geven.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 20 december 2010;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 17 januari 2011 uitgebracht door het Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij - uitsluitend met het oog op geldelijk gewin - binnen korte tijd een reeks woninginbraken heeft gepleegd c.q. gepoogd te plegen, waarbij hij zich op geen enkele wijze rekenschap heeft gegeven van de daarbij veroorzaakte schade en van de (emotionele) gevolgen van een woninginbraak voor de benadeelden.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in de gevorderde gevangenisstraf ondanks het feit dat de rechtbank - anders dan de officier van justitie – het onder 6 ten laste gelegde feit niet bewezen acht. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Strafsectorvoorzitters (LOVS) ter zake van woninginbraken. Het oriëntatiepunt voor straftoemeting van een woninginbraak betreft tien weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij een poging tot woninginbraak gaat hier 1/3 van af, hetgeen uitkomt op een gevangenisstraf voor de duur van zeven weken. Voorts acht de rechtbank voor de bedreiging na de poging tot woninginbraak een gevangenisstraf voor de duur van 2 à 3 maanden passend. Gelet hierop én gelet op het strafrechtelijk verleden van verdachte, is de rechtbank – het geheel van de ten laste van verdachte bewezen verklaarde feiten overziende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden een passende straf is.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de lijst van in beslag genomen voorwerpen vermelde Lowa werkschoenen (zwart), pet (zwart) en Targus rugzak (zwart), aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (naam slachtoffer 4) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 4 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 63,00, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 63,00 ten behoeve van het slachtoffer (naam slachtoffer 4).
BESLISSING
Het onder 6 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Beslag
De rechtbank gelast de teruggave van de in beslag genomen Lowa werkschoenen (zwart), een pet (zwart) en Targus rugzak (zwart) aan verdachte.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (naam slachtoffer 4), wonende te Deventer, van een bedrag van € 63,00 (zegge: drieënzestig euro).
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 63,00, ten behoeve van het slachtoffer (naam slachtoffer 4), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2011.