ECLI:NL:RBZLY:2011:BP7981

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
3 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.662437-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en witwassen van minderjarigen in prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 3 maart 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en witwassen. De verdachte werd ervan beschuldigd twee minderjarige meisjes, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], te hebben aangezet tot prostitutie en hen daarbij te hebben vervoerd met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust de meisjes ertoe had gebracht zich beschikbaar te stellen voor seksuele handelingen tegen betaling. De verklaringen van de meisjes, alsook het aantreffen van bewijsstukken zoals een ID-kaart en een briefje met hotelinformatie, ondersteunden de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk voordeel had getrokken uit de seksuele handelingen van de meisjes, die door hem en zijn medeverdachte waren georganiseerd. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de leeftijd van de slachtoffers een strafverzwarende factor vormde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gebrek aan respect van de verdachte voor de slachtoffers, wat leidde tot een zware straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.662437-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 maart 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het [P.I. ].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is aangevangen ter openbare terechtzitting van 11 januari 2011.
Op 17 februari 2011 is de zitting hervat en heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. Linde, advocaat te Groningen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J.E. Vink en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na een vordering aanpassing omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2009 tot en met 31 mei 2010 te [plaats], in de gemeente [plaats] en/of in de gemeente [plaats] en/of te [plaats], in de gemeente [plaats] en/of in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum] 1995 en/of
[benadeelde partij 2], geboren op [geboortedatum] 1993
heeft vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting en/of
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling en/of enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] zich daardoor beschikbaar stelden tot het verrichten van die handelingen en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting en/of seksuele handelingen met of voor (een) derde(n) tegen betaling
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (onder andere)
- aangezet om in de prostitutie te gaan werken en/of
- voorzien van een werktelefoon en/of werkna(a)m(en) en/of
- van en naar hotels vervoerd om daar prostitutiewerkzaamheden te verrichten en/of
- instructies gegeven hoe ze met klanten moest(en) omgaan en/of
- tegen betaling en/of zonder condoom seksuele handelingen laten verrichten met klanten en/of
- gecontroleerd door met haar/hen te bellen en/of langs te komen tijdens de prostitutiewerkzaamheden en/of
- (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden afgenomen/afgepakt en/of laten afstaan,
terwijl die [benadeelde partij 1] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en/of terwijl die [benadeelde partij 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2009 tot en met 31 mei 2010 te [plaats], in de gemeente [plaats] en/of in de gemeente [plaats] en/of te [plaats], in de gemeente [plaats] en/of in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), dat die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
4.1 Inleiding
Bij de beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank op basis van het voorliggende procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting het navolgende vast.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten
Op 30 mei 2010 wordt er aangifte gedaan van vermissing van twee minderjarige meisjes.
De ouders van deze meisjes verklaarden dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] sinds 29 mei 2010 werden vermist en er diverse verhalen rondgingen dat zij in het “loverboy”circuit terecht waren gekomen.
Op 8 juni 2010 doet [moeder 1] aangifte van mensenhandel waarvan haar vijftienjarige dochter [benadeelde partij 1] ([voornaam 1]), geboren [geboortedatum] 1995, het slachtoffer zou zijn geworden. Zij verklaarde op de slaapkamer van haar dochter een briefje te hebben gevonden waarin stond dat “[medeverdachte]” haar dochter had gevraagd “(…) zijn privéhoer te worden.” Vervolgens heeft mevrouw [moeder 1] een gesprek gehad met de moeder van [benadeelde partij 2] ([voornaam 2]). Tijdens dit gesprek bleek dat [voornaam 2] aan haar moeder had verteld dat zij samen met [voornaam 1] meerdere keren op hotelkamers seksuele handelingen hadden verricht tegen betaling. Het verdiende geld moesten ze afgeven aan “[medeverdachte]” en “[verdachte]”.
Op 1 juli 2010 doet [moeder 2] aangifte van mensenhandel waarvan haar zestienjarige dochter [voornaam 2], geboren op [geboortedatum] 1993, het slachtoffer zou zijn geworden. Aangeefster verklaarde dat zij een briefje had aangetroffen voorzien van de hotelnaam [hotel] met daarop de tekst “3 uur, 1 uur € 150, -, Hoi [hotel] hotel bij [restaurant], 150 p/u, 80 half uur, niet bij de receptie vragen, gelijk doorlopen en bellen, -21 jaar [werknaam], bel me als er wat is”.
Mevrouw [moeder 2] had haar dochter geconfronteerd met voorgaand briefje waarop [voornaam 2] verklaard had slachtoffer te zijn geworden van mensenhandel.
Naar aanleiding van bovenstaande werd er een strafrechtelijk onderzoek opgestart welk resulteerde in de aanhouding van verdachte en medeverdachte [medeverdachte].
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld.
Hij heeft daartoe voor het onder 1. ten laste gelegde onder meer verwezen naar de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. De officier van justitie heeft betoogd dat deze verklaringen objectief zijn getoetst aan de hand van diverse feitelijkheden (het aantreffen van de ID-kaart van [persoon X] en het afgaan van het brandalarm in het hotel) en zodoende als betrouwbaar aangemerkt kunnen worden.
Voorts heeft de officier van justitie betoogd dat het initiatief om [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in een uitbuitingssituatie te brengen van medeverdachte [.] [medeverdachte] kwam. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de minderjarige meisjes in contact heeft gebracht met verdachte. Het vervoeren naar de hotels heeft vervolgens plaats gevonden in de BMW van verdachte.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben beoogd voornoemde meisjes uit te buiten en ertoe te brengen dat zij zich prostitueerden zodat verdachte en medeverdachte daar voordeel uit konden trekken. Zij hebben instructies voor het uitvoeren van de seksuele handelingen gegeven door onder meer te zeggen dat de klant koning was, hebben hen condooms, werknamen ([werknaam] en [werknaam]) en een werktelefoon verschaft en een contactadvertentie op [website] laten plaatsen door [persoon X]. Door sms-berichten te versturen controleerden zij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben nauw en bewust samengewerkt om de minderjarige meisjes aan te zetten tot prostitutie. De smsjes van medeverdachte [medeverdachte] tijdens zijn transport naar verdachte met duidelijke instructies als het houden van zijn mond ondersteunen deze samenwerking.
Ten slotte heeft de officier van justitie gewezen op het feit dat verdachte op de punten waar een verklaring meer dan wenselijk is geen verklaring heeft gegeven en dit zodoende mee kan wegen bij het bewijs.
Voor het onder 2. ten laste gelegde heeft de officier van justitie opgemerkt dat het geld dat witgewassen is afkomstig is uit de prostitutie van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen oogmerk heeft gehad op het uitbuiten van [benadeelde partij 1] dan wel [benadeelde partij 2]. Verdachte wist niet wat de bedoeling was en heeft slechts op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] een hotelkamer geboekt. Uit handelingen van verdachte achteraf kan evenmin voornoemd oogmerk afgeleid worden.
Tevens heeft verdachte niet opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting en de seksuele handelingen die de meisjes hebben verricht. Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen geld heeft ontvangen. Subsidiair heeft de verdediging opgemerkt dat indien de verklaringen van de meisjes worden gevolgd verdachte eveneens geen voordeel heeft gehad. Hij heeft een hotelkamer geboekt en de daaraan verbonden onkosten moeten eerst vergoed worden voordat van voordeel kan worden gesproken.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte de meisjes er niet toe heeft gebracht om zich te prostitueren. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de meisjes er toe gebracht om in de prostitutie te werken. Verdachte heeft vooraf geen enkel contact gehad met [medeverdachte] dan wel met [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. Zodoende kan er blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (NJ 1992 nr. 716) geen sprake zijn van tezamen en in vereniging handelen.
Bovendien dienen de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] op hun betrouwbaarheid te worden getoetst.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Algemene overwegingen
Alvorens in te gaan op het ten laste gelegde overweegt de rechtbank het navolgende.
De leeftijd van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
De rechtbank stelt voorop dat het onder 1. ten laste gelegde toeziet op het voordeel trekken uit seksuele handelingen door [benadeelde partij 1] met of voor een derde tegen betaling. Ten tijde van de ten laste gelegde periode van 15 december 2009 tot en met 31 mei 2010 had [benadeelde partij 1] de leeftijd van 15 (vijftien) jaar, zodat het strafverzwarende bestanddeel van artikel 273f lid 3 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde is.
De rechtbank overweegt voorts dat [benadeelde partij 2] ten tijde van de ten laste gelegde periode de leeftijd van 16 (zestien) jaren had.
Ten aanzien van beide meisjes geldt dat het mensenhandel betreft ten aanzien van minderjarigen zodat dwang geen vereiste is voor een bewezenverklaring. De leeftijd van de minderjarigen is een geobjectiveerd bestanddeel.
Oogmerk van uitbuiting
De rechtbank overweegt dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] werden of zouden worden uitgebuit.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank baseert zich in haar overwegingen op de verklaringen van [benadeelde partij 1] ([voornaam 1]) en [benadeelde partij 2] ([voornaam 2]). In tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank deze verklaringen gelet op de onderlinge consistentie en objectief getoetste feitelijkheden zoals het aantreffen van de ID-kaart van [persoon X] , het afgegane brandalarm op 30 mei 2010 in het [hotel] te [plaats] en het ophalen van [voornaam 1] en [voornaam 2] door de [vader 1] voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te bezigen.
het vervoeren met het oogmerk van uitbuiting
- aanzetten om in de prostitutie te gaan werken;
- voorzien van een werktelefoon;
- van en naar hotels vervoeren om daar prostitutiewerkzaamheden te verrichten;
- instructies geven hoe ze met klanten om moesten gaan;
- tegen betaling seksuele jandelingen laten verrichten met klanten;
- controleren door te bellen
en
het ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[voornaam 2] [benadeelde partij 2]erklaart op 22 juni 2010 dat [voornaam 1] bij het busstation in [plaats] aan haar vertelde dat medeverdachte [medeverdachte] [medeverdachte] haar erop had gewezen dat hij een goed aanbod had voor [voornaam 2] en [voornaam 1], waarbij ze veel geld konden verdienen door met mannen naar bed te gaan. [medeverdachte] vertelde dat hij connecties had en kon regelen dat beide meisjes veel geld (minimaal € 600, - tot € 1.000, - per dag) konden verdienen door met mannen seks te hebben. [medeverdachte] benaderde [voornaam 2] vervolgens voor geld voor benzine, zijn neef (verdachte) zou namelijk zo komen. [voornaam 2] heeft daarop haar pinpas opgehaald en geld gepind voor [medeverdachte]. Dit vragen naar geld gebeurde vaker en uiteindelijk gaf [voornaam 2] haar pinpas af aan [medeverdachte]. Dit afgeven van de pinpas gebeurde in het bijzijn van verdachte. Verdachte verklaarde dat [medeverdachte] de pas terug zou geven en [voornaam 2] vertrouwde daarop. Uit bankafschriften bleek dat er in mei 2010 drie à vier keer geld is opgenomen in [plaats] waardoor haar rekening was leeggehaald. [voornaam 2] heeft het voorstel met [voornaam 1] besproken en omdat zij geen andere oplossing zag om haar geld terug te krijgen heeft zij samen met [voornaam 1] besloten seksuele handelingen te verrichten met derden tegen betaling. Op 21 mei 2010 moesten de meisjes om 08:00 uur bij busstation zijn.
[voornaam 1] [benadeelde partij 1]erklaart op 4 oktober 2010 dat zij medeverdachte [medeverdachte] zag bij een busstation en dat hij haar vertelde over zijn oom, zijnde verdachte. Verdachte liet meisjes voor zich werken en dat leverde veel geld op. Soms wel € 1.000, - per dag. [medeverdachte] gaf aan dat het wel iets voor [voornaam 1] en [voornaam 2] was. [voornaam 1] heeft dit met [voornaam 2] besproken. Later op de dag hebben [voornaam 1], [voornaam 2] en [medeverdachte] elkaar weer bij het busstation in [plaats] ontmoet. [voornaam 2] gaf toen aan dat [medeverdachte] haar om geld voor benzine voor de auto van [verdachte] (verdachte) had gevraagd en zij haar pinpas op zou halen. Verdachte zou die avond namelijk ook in [plaats] zijn. Uiteindelijk bleek dat verdachte die dag voor zaken in [plaats] was, maar hij zou de vrijdag erna [voornaam 1] en [voornaam 2] ontmoeten.
Ter terechtzitting heeft medeverdachte [medeverdachte] [medeverdachte] (als getuige) verklaard dat hij met [voornaam 1] en [voornaam 2] heeft gesproken over het prostitueren van hen en hen vervolgens heeft door verwezen naar verdachte.
[voornaam 2] verklaart voorts dat [voornaam 1] en zij op 21 mei 2010 door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] opgehaald zouden worden. [voornaam 1] en [voornaam 2] zijn echter zelf met de trein naar [plaats] gereisd waar verdachte en [medeverdachte] hen in een zwarte BMW oppikten. De rest van de dag hebben zij met elkaar doorgebracht en de afspraak gemaakt dat de meisjes de volgende dag bij het busstation van [plaats] klaar moesten staan. Verdachte gaf daarbij instructies over te dragen kleding, het door hem verschaffen van condooms en dat hij en [medeverdachte] hen de ochtend na het verrichten van de seksuele handelingen zouden oppikken bij het hotel. Het bleek dat [voornaam 1] en [voornaam 2] die avond de laatste bus naar [plaats] hadden gemist. De vader van [voornaam 1] heeft hen toen opgehaald.
De eerste dag (23 mei 2010) waarop er seksuele handelingen met derden plaatsvonden, werden [voornaam 1] en [voornaam 2] opgehaald door verdachte met zijn zwarte BMW en naar het [hotel] hotel in [plaats] gebracht. In de auto gaf verdachte aan dat zij de namen [werknaam] en [werknaam] moesten gebruiken en moesten zeggen dat hun leeftijd 21 jaar was. Verdachte gaf hen een werktelefoon en noemde bedragen voor de seksuele handelingen. Eenmaal op de hotelkamer lag er ook een briefje met daarop een prijslijst. Verdachte belde op een gegeven moment op met de mededeling dat hij twee klanten had en binnen een korte tijd stonden er twee mannen voor de hotelkamer. Om 21:00 uur heeft verdachte samen met [medeverdachte] [voornaam 2] en [voornaam 1] opgehaald.
De tweede dag dat er seksuele handelingen plaats vonden, was [medeverdachte] niet meer in beeld. Verdachte had tegen [voornaam 2] doen voorkomen dat hij met [medeverdachte] ruzie had. Op zondag (29 mei 2010) spraken zij weer af bij het busstation. Verdachte kwam aanrijden en [voornaam 1] en [voornaam 2] stapten in. In de auto bespraken zij dat [voornaam 1] met de ID-kaart van [persoon X] een hotelkamer moest boeken voor [voornaam 2]. Dit lukte in het [hotel] te [plaats]. [voornaam 1] zou naar een hotel in [plaats] gaan. Per telefoon ontving [voornaam 2] instructies wanneer er klanten zouden komen. In totaal kwamen er drie klanten. De volgende ochtend ging het brandalarm in het hotel af.
[voornaam 1] verklaart over 21 mei 2010 dat zij en [voornaam 2] op het treinstation in [plaats] werden opgepikt door [medeverdachte]. Met hem liepen ze naar de BMW van verdachte. In de auto bespraken ze de regels. Ook [voornaam 1] verklaart over het missen van de bus en het ophalen door haar vader.
De volgende zondag (23 mei 2010) stonden [voornaam 1] en [voornaam 2] bij het busstation in [plaats] waar verdachte hen met zijn BMW ophaalde en vervolgens naar het [hotel] hotel in [plaats] reed. Bij het hotel stapte verdachte uit en liep het hotel in. Bij het terugkeren gaf hij [voornaam 1] een ID-kaart met daarop de naam van [persoon X] en de sleutel van de hotelkamer. [voornaam 2] moest de naam [werknaam] aannemen en [voornaam 1] de naam [werknaam]. Door middel van smsjes en telefoongesprekken hielden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] contact met hen. Na afloop kwamen verdachte en [medeverdachte] de meisjes met de BMW ophalen.
Over de tweede dag verklaart [voornaam 1] dat verdachte telefonisch een hotelkamer reserveerde voor zijn vrouw. Dit deed hij met de ID-kaart van [persoon X]. [voornaam 1] gebruikte deze ID-kaart ook om in te checken voor [voornaam 2] in het hotel in [plaats]. Vervolgens heeft verdachte [voornaam 1] naar het [hotel] hotel in [plaats] gebracht. Toen bleek dat [voornaam 1] te weinig geld voor de hotelkamer had, heeft verdachte het resterende bedrag gebracht zodat de kamer betaald kon worden. Verdachte smste haar als er een klant zou komen. Toen er al een klant was, kwam verdachte naar de hotelkamer om condooms aan [voornaam 1] te geven. Die dag had [voornaam 1] twee klanten.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in het bezit was van een donkergetinte BMW waar hij [voornaam 1] en [voornaam 2] mee vervoerd heeft.
Uit bevraging van de bestanden van de Rijksdienst van het Wegverkeer bleek dat er op 14 mei 2010 een BMW op naam van verdachte is overgeschreven.
Uit een registratie- en boekingsformulier van het [hotel] hotel in [plaats] blijkt dat verdachte op 23 mei 2010 een hotelkamer heeft geboekt en met zijn pinpas heeft betaald. De manager van het hotel verklaart dat er nadat de man een hotelkamer had geboekt en het hotel had verlaten een blanke vrouw en een getinte vrouw het hotel binnen kwamen lopen en de geboekte hotelkamer binnen gingen.
Getuige [persoon X] heeft ter terechtzitting van 17 februari 2011 verklaard dat zij bij haar eerder bij de politie afgelegde verklaring bleef. In haar verklaring bij de politie geeft [persoon X] aan dat zij op verzoek van verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] op 29 mei 2010 een contactadvertentie heeft geplaatst met de namen [werknaam] en [werknaam].
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde verklaringen, het aantreffen van de ID-kaart van [persoon X] op de slaapkamer van [voornaam 1] en het briefje van [hotel] met daarop prijzen en de gegevens van de hotels wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte [voornaam 1] [benadeelde partij 1]n [voornaam 2] [benadeelde partij 2]eeft vervoerd met het oogmerk van uitbuiting. Verdachte wist dat door het vervoeren van beide meisjes naar hotels dat zij aldaar aan de hand van de door hem dan wel medeverdachte [medeverdachte] gegeven instructies seksuele handelingen met derden tegen betaling zouden verrichten. Daarmee zijn [voornaam 1] en [voornaam 2] door verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] doelbewust uitgebuit. Het boeken van hotelkamers, het geven van instructies en het laten plaatsen van een seksadvertentie door [persoon X] getuigen daar van.
opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting en seksuele handelingen
Met betrekking tot het voordeel trekken van verdachte uit de seksuele handelingen verricht door [voornaam 1] en [voornaam 2] verklaart [voornaam 2] dat zij op 23 mei 2010 het geld wat zij en [voornaam 1] hadden ontvangen van de klanten in haar tas had. Eenmaal in de auto bij verdachte en [medeverdachte] vroeg [medeverdachte] wat ze verdiend hadden. De € 200, - die [voornaam 2] in haar tas had, gaf zij af aan [medeverdachte]. [voornaam 2] verklaarde het hier niet mee eens te zijn omdat de afspraak was dat verdachte en [medeverdachte] 25% van het door haar en [voornaam 1] verdiende bedrag zouden ontvangen. Op 29 mei 2010 had [voornaam 2] € 450, - verdiend. Dit geld heeft zij op 30 mei 2010, nadat verdachte herhaaldelijk had gesmst, overgedragen aan verdachte.
[voornaam 1] heeft verklaard dat [medeverdachte] haar op 23 mei 2010 belde met de mededeling dat hij samen met verdachte op de parkeerplaats bij het hotel in [plaats] stond. [medeverdachte] zei vervolgens dat [voornaam 1] het geld dat verdiend was naar hen moest brengen. Het geld dat [voornaam 2] en [voornaam 1] verdiend hadden, heeft [voornaam 1] overgedragen aan [medeverdachte] en verdachte. Op 29 mei 2010 belde verdachte rond 20:00 uur naar [voornaam 1] en zei dat hij op de parkeerplaats bij het hotel in [plaats] stond en dat [voornaam 1] het geld mee moest nemen. [voornaam 1] is naar beneden gelopen en heeft het geld aan verdachte gegeven.
Gelet op de verklaringen van [voornaam 1] en [voornaam 2] is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen die deze minderjarige meisjes hebben verricht. Het verweer van de verdediging dat verdachte onkosten heeft gehad die hoger waren dan hetgeen beweerdelijk verdiend was en er derhalve geen voordeel is getrokken, verwerpt de rechtbank. Het feit dat er kosten zijn gemaakt, zelfs al zouden die hoger zijn geweest dan de verdiensten, laat onverlet dat er voordeel is getrokken.
tezamen en in vereniging plegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging heeft gehandeld met medeverdachte [medeverdachte]. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Het is weliswaar medeverdachte [medeverdachte] geweest die het initiatief heeft genomen om [voornaam 2] [benadeelde partij 2]n [voornaam 1] [benadeelde partij 1]rtoe te brengen om zich beschikbaar te stellen om seksuele handelingen tegen betaling met derden te verrichten, maar verdachte heeft zowel [voornaam 2] als [voornaam 1] vervoerd met zijn auto naar de hotels. Vervolgens heeft hij samen met [medeverdachte] diverse instructies met betrekking tot de te verrichten seksuele handelingen aan de meisjes gegeven en samen met [medeverdachte] voordeel getrokken uit de seksuele handelingen die [voornaam 1] en [voornaam 2] hadden verricht. De rechtbank acht de rol van verdachte in deze zelfs een leidende in het handelen met betrekking tot [voornaam 1] en [voornaam 2]. Beide meisjes hebben immers verklaard dat ten tijde van de tweede dag waarop zij zichzelf prostitueerde medeverdachte [medeverdachte] uit beeld was en dat zij verder gingen met verdachte.
De rechtbank acht de nauwe en bewuste samenwerking gelet op de verklaringen van [voornaam 1] en [voornaam 2] bewezen en is van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] heeft gehandeld. Het feit dat verdachte niet alle uitvoeringshandelingen met betrekking tot het ten laste gelegde heeft verricht, doet daar niet aan af.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Hetgeen hierboven omschreven is onder het kopje opzettelijk voordeel trekken impliceert dat verdachte het door [voornaam 1] [benadeelde partij 1]n [voornaam 2] [benadeelde partij 2]erdiende geld, afkomstig uit de door hen verrichte seksuele handelingen – mensenhandel– samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft witgewassen. Verdachte en zijn medeverdachte wisten dat het geld afkomstig was van een misdrijf.
De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1. en 2. ten laste gelegde op verschillende strafbepalingen toeziet die ieder een ander belang beschermen en dat daarom geen sprake is van eendaadse samenloop zoals artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht beoogt.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 15 december 2009 tot en met 31 mei 2010 te [plaats], en in de gemeente [plaats] en te [plaats], en in de gemeente [plaats], tezamen en in vereniging met een ander
[benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum] 1995 en
[benadeelde partij 2], geboren op [geboortedatum] 1993
heeft vervoerd met het oogmerk van uitbuiting en
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling en enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en zijn mededader wisten dat die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zich daardoor beschikbaar stelden tot het verrichten van die handelingen en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting en seksuele handelingen met of voor derden tegen betaling
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader telkens
die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] onder andere
- aangezet om in de prostitutie te gaan werken en
- voorzien van een werktelefoon en/of werknamen en
- van en naar hotels vervoerd om daar prostitutiewerkzaamheden te verrichten en
- instructies gegeven hoe ze met klanten moesten omgaan en
- tegen betaling seksuele handelingen laten verrichten met klanten en
- gecontroleerd door met hen te bellen en
- telkens een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden laten afstaan,
terwijl die [benadeelde partij 1] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en terwijl die [benadeelde partij 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.
2.
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 15 december 2009 tot en met 31 mei 2010 te [plaats], en in de gemeente [plaats] en/of te [plaats] en in de gemeente [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, telkens geldbedragen heeft verworven, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Mensenhandel, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, terwijl een persoon de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, strafbaar gesteld bij artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Witwassen, strafbaar gesteld bij artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten
8 OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 ( zes en dertig) maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. In deze strafeis is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de strafverzwarende factoren van een slachtoffer die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en het tezamen en in vereniging opereren en de proceshouding van verdachte.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat indien een strafoplegging mocht volgen er rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is een serieuze student met diverse bijbanen en is niet gebaat bij detentie. Daarnaast heeft hij geen relevante documentatie. Voorts heeft de raadsman gewezen op een arrest van het gerechtshof Arnhem (LJN BJ7546) waarin in een vergelijkbare zaak 12 (twaalf) maanden gevangenisstraf waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren werd opgelegd.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft met zijn bewezen verklaarde handelen welbewust en op manipulatieve wijze misbruik gemaakt van zijn (minderjarige) slachtoffers. Bij het begaan van de bewezen verklaarde feiten heeft hij geen enkel respect getoond voor de slachtoffers. Verdachte heeft enkel en alleen gehandeld uit eigen winstbejag. Hij heeft door minderjarige meisjes aan te zetten tot prostitutie geen, althans onvoldoende, ontzag getoond voor hun zelfbeschikkingsrecht en heeft daarbij de lichamelijke integriteit ernstig geschaad. Bovendien neemt verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen en bagatelliseert hij bij herhaling zijn handelen zonder zich te realiseren wat de gevolgen zijn voor zijn slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank, mede vanwege de generale preventie, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf in ogenschouw
dat het LOVS geen richtlijnen heeft gegeven voor straftoemeting bij mensenhandel. Wel zijn er richtlijnen die gelden voor zeer ernstige zedenmisdrijven. De rechtbank zoekt aansluiting bij deze richtlijnen. Ten nadele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat het niet aan verdachte heeft gelegen dat de minderjarige meisjes ‘slechts’ gedurende twee dagen zichzelf hebben geprostitueerd. Het is gebleven bij een beperkt aan keren doordat de omgeving van de meisjes zeer oplettend is geweest, signalen heeft opgepikt en hierop adequaat heeft gereageerd. De samenleving dient beschermd te worden tegen het op deze wijze doelbewust ‘selecteren’ van kwetsbare slachtoffers voor prostitutiewerkzaamheden.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij blijkens het hem betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 december 2010 niet eerder ter zake van een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken.
9 BENADEELDE PARTIJEN
9.1 [benadeelde partij 1]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij 1] (gemachtigde mr. A. Koopsen te Alkmaar) zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 2.914, -, zijnde materiële schade à € 914, - (afgedragen geldbedragen, reiskosten en vervangen kleding) en immateriële schade à € 2.000, -. Voor het immateriële bedrag is verwezen naar vergelijkbare jurisprudentie en de verklaring van een psycholoog waarin duidelijk wordt dat benadeelde lijdt aan een posttraumatische stressstoornis. Het totale bedrag wordt als een voorschot gevorderd inclusief wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft met betrekking tot de vordering opgemerkt dat de vordering onderbouwd is met psychische schade als gevolg van gedwongen prostitutie, terwijl er van dwang geen sprake is. Voor wat betreft de materiële schade is het bedrag ten aanzien van de kleding niet onderbouwd en is het geld dat afgedragen zou zijn niet toewijsbaar gezien het feit dat benadeelde zelf ook schuldig is door deze bedragen afkomstig van prostitutie aan te nemen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1. bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte ernstige schade heeft toegebracht aan benadeelde. Haar psycholoog omschrijft deze schade als diep ingrijpend in de persoonlijkheid en acht therapie voor langere duur noodzakelijk. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat mensenhandel schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. De door benadeelde opgelopen schade is zoals de psycholoog omschrijft groot en dit wordt niet verminderd door het reeds voor het bewezen verklaarde seksueel actief zijn van benadeelde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de immateriële schade integraal (als voorschot) kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank dat de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden die benadeelde aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft afgedragen inkomsten zijn die de benadeelde heeft verdiend. De rechtbank is van oordeel dat het gehele bedrag toegewezen kan worden.
De hoogte van de schade is vast komen te staan op een bedrag van € 2.914, -.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom ten behoeve van genoemd slachtoffer.
9.2 Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij 2] (gemachtigde mr. A. Koopsen te Alkmaar) zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 3.190, -, zijnde immateriële schade à € 2.000, - en materiële schade à € 1.190, - (eigen bijdragen consult psycholoog, gepinde geld en afgedragen geldbedragen). Voor het immateriële bedrag is onder meer verwezen naar vergelijkbare jurisprudentie en het behandeltraject dat de benadeelde volgt bij orthopedagoog Brinkman. Het totale bedrag wordt als een voorschot gevorderd inclusief wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft met betrekking tot de vordering opgemerkt dat de immateriële schade onderbouwd is met de psychische schade die veroorzaakt zou zijn door gedwongen prostitutie en het oplopen van een seksueel overdraagbare aandoening (SOA). Van dwang is geen sprake geweest en het oplopen van een SOA is niet te wijten aan verdachte nu uitdrukkelijk is aangegeven dat de seksuele handelingen dienden plaats te vinden met voorbehoedsmiddelen (condooms). De afgedragen geldbedragen afkomstig van de prostitutie zijn niet toewijsbaar. Dit geldt ook voor het gevorderde pinbedrag. Verdachte heeft niets te maken gehad met dit pinnen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1. bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte ernstige schade heeft toegebracht aan benadeelde. Ten gevolge van het bewezen verklaarde heeft de benadeelde ernstige psychische en lichamelijke klachten gekregen. Zij heeft een SOA opgelopen en zich onder behandeling moeten stellen van een psycholoog. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat mensenhandel schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Ook al zou de door de verdediging geponeerde stelling dat de door de benadeelde opgelopen SOA niet aan verdachte verweten kan worden juist zijn, dan nog is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schade recht doet aan de psychische en lichamelijke schade die de benadeelde heeft opgelopen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de immateriële schade integraal (als voorschot) kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank dat de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden die benadeelde aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft afgedragen inkomsten zijn die de benadeelde heeft verdiend. De rechtbank is van oordeel dat het gehele bedrag toegewezen kan worden.
De hoogte van de schade is vast komen te staan op een bedrag van € 3.190, -.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom ten behoeve van genoemd slachtoffer.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36f, 57 en 273a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
De rechtbank:
Ten aanzien van de tenlastelegging
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zes en dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1];
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [plaats], van een bedrag van € 2.914, -, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 23 mei 2010, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 2.914, -, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 39 (negen en dertig) dagen hechtenis;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2];
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende te [plaats], van een bedrag van € 3.190, -, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 23 mei 2010, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 3.190,--, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 41 (één en veertig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Schroten, voorzitter, mrs. A. I. van der Kris en R.M. van Vuure, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2011.