ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ2951
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Moorman
- J.W. Buning
- W.G.M. Kleinlangevelsloo
- Rechtspraak.nl
Pachtprijs en redelijkheid in pachtzaken
In deze pachtzaak, behandeld door de pachtkamer van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, is op 5 april 2011 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als eisende partij, en een gedaagde partij die op het gepachte landgoed woont. De eisende partij had een hogere pachtprijs verlangd, vastgesteld door de Grondkamer, maar de pachtkamer oordeelde dat dit verzoek in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, gezien de bijzondere afspraken die eerder tussen partijen waren gemaakt. De pachtprijs blijft ongewijzigd, ondanks de hogere prijs die door de Grondkamer was vastgesteld.
De pachtkamer heeft vastgesteld dat de gedaagde partij recht had op levenslang verblijf op het gepachte landgoed tegen een lage vergoeding, zoals eerder overeengekomen. De eisende partij had niet voldoende bewijs geleverd om de eerdere afspraken te ontkrachten. De pachtkamer benadrukte dat de dwingendrechtelijke bepalingen van het pachtrecht niet uitsluiten dat een vordering tot betaling van de pachtprijs kan afstuiten op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De pachtkamer concludeerde dat het verlangen van de eisende partij om de nieuwe, hogere pachtprijs te betalen onaanvaardbaar was, gezien de omstandigheden en de afspraken die eerder waren gemaakt.
De uitspraak houdt in dat de vordering van de eisende partij wordt afgewezen en dat deze in de proceskosten wordt veroordeeld. De pachtkamer heeft ook aangegeven dat, hoewel de eisende partij recht heeft op een periodieke verhoging van de pachtprijs, deze vordering niet aan de orde was in deze procedure. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren.