RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.653293-10 (P)
Uitspraak: 13 december 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(Verdachte),
geboren op (Geboortedatum) te (Geboorteplaats),
wonende te (Adres).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. G.T. Brouwer.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 april 2010 tot en met 8 november 2010 in de gemeente Deventer (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan (Adres)) grote hoeveelhe(i)d(en) hennep en/of hasjiesj, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 09 november 2010 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad een grote hoeveelheid van ongeveer 452 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of een grote hoeveelheid van ongeveer 2520 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde
hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 09 november 2010 in de gemeente Deventer een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (FN, caliber 7.65, serienummer 187111), en/of munitie van categorie III, te weten zeven, althans een of meer, patro(o)n(en) (S&B 7.65br), voorhanden heeft gehad;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemde feiten ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat niet de gehele ten laste gelegde periode bewezen kan worden aangezien zijn cliënt tussen 16 juni 2010 en 26 september 2010 geen joints heeft gemaakt.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat de hoeveelheid aangetroffen hasj een bruto gewicht betreft, namelijk inclusief de plastic bak en de verpakkingen. De totale hoeveelheid hasj, die ten laste is gelegd, kan volgens de raadsman daarom niet worden bewezen .
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Op 9 november 2010 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte aan de (Adres) te Deventer. In de berging van die woning werd een in werking zijnde jointproductieruimte aangetroffen. Er werd ongeveer 2520 gram onvermengde weed, 814 gram tabak vermengd met weed en 452 gram hasj aangetroffen en overige goederen die gebruikt (kunnen) worden voor de bereiding van jointproducten. Verder zijn er aantekeningen gevonden met daarop vermeld perioden en data, getallen en omschrijvingen (te weten onder meer “ww”, “bub”, “sm”, “amn” en “s5”).
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend joints te hebben geproduceerd. Verdachte heeft ten aanzien van de in de aantekeningen vermelde omschrijvingen verklaard dat het afkortingen betreft voor verschillende soorten wiet, onder andere Amnesie, S5, Santa Maria, Bubbels.
Verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde weliswaar verklaard niet de hele periode joints te hebben gedraaid, maar dit neemt niet weg dat hij wel in de tenlastegelegde periode die werkzaamheden heeft verricht.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard, dat de aangetroffen hoeveelheden hennep/hasjiesj van verdachte waren ten behoeve van de productie van joints.
Met betrekking tot het gewicht van de aangetroffen hennep/hasjiesj (het onder 2 tenlastegelegde) overweegt de rechtbank dat het tenlastegelegde gewicht door de toevoeging “ongeveer” voldoende duidelijk is omschreven en dat gelet ook op die toevoeging het omschreven gewicht bewezen kan worden verklaard.
Gelet op de aangetroffen situatie, te weten een volledig ingerichte productieruimte voor grootschalige productie van joints, de aanwezigheid van grote hoeveelheden hennep/hasjiesj en overige aanverwante voorwerpen en gelet op de aantallen zoals die staan vermeld op de bij de huiszoeking gevonden aantekeningen is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van het op professionele wijze en bedrijfsmatig verwerken van de hennep/hasjiesj.
Voorts is in de woning een vuurwapen met houder en 7 patronen aangetroffen.
Verdachte heeft (met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde) zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard, dat het in zijn woning aangetroffen vuurwapen en de munitie van hem zijn.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 15 april 2010 tot en met 8 november 2010 in de gemeente Deventer telkens in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan (Adres)) grote hoeveelheden hennep en/of hasjiesj, in elk geval hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 9 november 2010 in de gemeente Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid van ongeveer 452 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en een grote hoeveelheid van ongeveer 2520 gram, zijnde hasjiesj en/of hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 9 november 2010 in de gemeente Deventer een wapen van categorie III, te weten een pistool (FN, caliber 7.65, serienummer 187111), en munitie van categorie III, te weten zeven patronen (S&B 7.65br), voorhanden heeft gehad;
Van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
1.
In de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaar gesteld bij de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
2.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Strafbaar gesteld bij de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
3.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaar gesteld bij de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht het voor de straftoemeting van belang dat de 2520 gram hennep die is aangetroffen, gruis betrof. Het gruis is volgens de verdediging geen wiet en bevat minder THC. De raadsman heeft derhalve een lagere straf bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank vindt in dit geval een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Verdachte heeft gedurende verscheidene maanden stelselmatig en in grote aantallen hennep/hasjiesj bewerkt en/of verwerkt, door hiervan joints te draaien. De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij betrokken is geweest bij de handel in drugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat daarmee de verslavingsproblematiek met alle daarmee vaak gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden. Dit klemt te meer gezien het grote aantal joints dat verdachte produceerde en de mate van professionaliteit die verdachte hiermee heeft opgebouwd. Dat de gevonden hennep gruis was is niet gebleken (verbalisanten relateren op pagina 154 dat sprake was van 2520 gram onvermengde weed en 452 gram hasj) en een en ander doet ook overigens aan het vorenstaande niet af nu de kwaliteit van het materiaal in het licht van het hier aan de orde zijnde verbod ingevolge de Opiumwet en de daarbij in lijst II opgenomen omschrijving niet relevant is.
Verdachte heeft daarnaast een gevaarlijk vuurwapen met daarbij behorende munitie voorhanden gehad. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Tevens veroorzaakt dergelijk handelen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 11 november 2010 en met het feit dat verdachte, blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 4 november 2011 reeds eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit als onder 1 en 2 ten laste is gelegd.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank legt een deel van de vrijheidsstraf in voorwaardelijke vorm op, om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf van 180 dagen zal een gedeelte, groot 103 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 180 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. F.E.J. Goffin en A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.E.J.A. Heijckmann als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2011.
Mr. A.M. van der Pal is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.