RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/650274-11(P)
Uitspraak: 28 februari 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte),
geboren op (geboortejaar)),
thans verblijvende in (verblijfplaats).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.L. Lischer, advocaat te Lelystad.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R. Verheul.
De verdachte is - na wijziging tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 augustus 2011 te Zwolle, althans in de gemeente Zwolle, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning op/aan de (pleegplaats) heeft weggenomen een laptop (merk: Acer), een telefoon (merk: blackberry) en/of één of meer sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (benadeelde 2), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, toen daar opzettelijk gewelddadig en/of
bedreigend:
- (in de woning van die (benadeelde)) die (benadeelde 2) (stevig) bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
- (stevig) in de keel van die (benadeelde 2) heeft geknepen en/of
- die (benadeelde 2) (krachtig) heeft geduwd en/of
- die (benadeelde 2) ten val heeft heeft gebracht;
2.
hij op of omstreeks 06 augustus 2011 te Zwolle, althans in de gemeente Zwolle, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning op/aan de (pleegplaats) heeft weggenomen een telefoon (merk: Apple, type: I-phone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde 3), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming. (BVH: 2011069833, zaak 4)
3.
hij in of omstreeks de periode van 8 augustus 2011 tot en met 9 augustus 2011 te Zwolle, althans in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geparkeerd staande auto (Opel, Astra, (kenteken)) heeft weggenomen een autoradio, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde 4), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
4.
hij op of omstreeks 23 mei 2011 in de gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de (pleeglocatie) heeft weggenomen een sieradenkistje en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde 5), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van de onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het onderdeel “(in de woning van die (benadeelde)) die (benadeelde 2) (stevig) bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (stevig) in de keel van die (benadeelde 2) heeft geknepen en/of” niet kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen het onderdeel in de tenlastelegging “(in de woning van die (benadeelde) die (benadeelde 2) (stevig) bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (stevig) in de keel van die (benadeelde 2) heeft geknepen en/of”. Verdachte heeft dat onderdeel van de tenlastelegging ontkend en er is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden dat de verklaring van aangeefster (benadeelde 2) op dat punt ondersteunt. Het enkele gegeven dat aangeefster (benadeelde) heeft verklaard dat haar moeder (aangeefster (benadeelde 2)) een dikke keel had acht de rechtbank onvoldoende, mede ook gelet op de letselrapportage waaruit blijkt dat er 2,5 dag na het voorval geen fysiek letsel zichtbaar was.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte voor het overige ten laste is gelegd, gelet op (onder meer) de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het overigens ten laste gelegde is sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Ter zake feit 1
- het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde 2) mede namens (benadeelde) d.d. 9 augustus 2011 ;
- het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 28 september 2011 ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 februari 2012 .
Ter zake feit 2
- het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde 3) d.d. 9 augustus 2011 ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 februari 2012 .
Ter zake feit 3
- het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde 4) d.d. 9 augustus 2011 ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 februari 2012 .
Ter zake feit 4
- het proces-verbaal van aangifte van (benadeelde 5) d.d. 24 mei 2011 ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2011 ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 februari 2012 .
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
Hij op 09 augustus 2011 te Zwolle, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de Sibeliusstraat 11 heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan (benadeelde), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen (benadeelde 2), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, toen daar opzettelijk gewelddadig:
- die (benadeelde 2) (krachtig) heeft geduwd en
- die (benadeelde 2) ten val heeft gebracht;
hij op 09 augustus 2011 te Zwolle, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de (pleegplaats) heeft weggenomen een laptop (merk: Acer), een telefoon (merk: blackberry), toebehorende aan (benadeelde), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
2.
Hij op of omstreeks 06 augustus 2011 te Zwolle, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de (pleegplaats) heeft weggenomen een telefoon (merk: Apple, type: I-phone), toebehorende aan (benadeelde 3), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming.
3.
Hij in de periode van 8 augustus 2011 tot en met 9 augustus 2011 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geparkeerd staande auto (Opel, Astra, (kenteken)) heeft weggenomen een autoradio, toebehorende aan (benadeelde 4), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
4.
Hij op 23 mei 2011 in de gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de (pleeglocatie) heeft weggenomen een sieradenkistje en sieraden, toebehorende aan (benadeelde 5), waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming.
Van het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
1.
De voortgezette handeling van diefstal, gevolgd van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 en 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
3.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
4.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, ook indien inhouden deelname aan een leefstijltraining en een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke zorg.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd toewijzing van de vorderingen benadeelde partijen (benadeelde 2), (benadeelde), (benadeelde 3) en (benadeelde 6) van een bedrag groot respectievelijk € 245,00, € 277,36, € 1.078,80 en € 600,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor voornoemd bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij een oplegging van een straf rekening gehouden dient te worden met het gegeven dat haar cliënt schoon schip heeft willen maken door alle strafbare feiten die hij heeft gepleegd op te biechten. Bovendien is verdachte first-offender. Hij heeft zelf een gesprek aangevraagd en gevoerd met het slachtoffer mevrouw (benadeelde) teneinde zijn excuses aan te bieden. Daarnaast heeft verdachte vanuit het huis van bewaring, op eigen initiatief, contact gezocht met Exodus, nog voordat de reclassering dit had gedaan. Exodus heeft een panklaar traject voor verdachte liggen en verdachte kan al binnen enkele dagen terecht. De raadsvrouw verzoekt dan ook oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf te beperken tot de duur van de voorlopige hechtenis en het voorwaardelijk deel eventueel te verhogen teneinde haar cliënt zo spoedig mogelijk op te laten nemen bij Exodus. Het is in ieders belang dat haar cliënt zo snel mogelijk behandeld wordt en alle schadeposten afwikkelt.
De raadsvrouw is van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen (benadeelde 2) en (benadeelde) kunnen worden toegewezen. Met betrekking tot de vordering van (benadeelde 3) voert de raadsvrouw aan dat de abonnementskosten pas later in het jaar 2012 ingaan. In de voorwaarden van T-Mobile staan opgenomen dat het sim-kaartje in het bezit van T-Mobile blijft. De schadepost is het gestolen telefoontoestel met een nieuwwaarde tussen de € 400,- en € 600,-. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank deze vordering van (benadeelde 3) niet ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen.
De vordering van de benadeelde partij (benadeelde 6) kan worden toegewezen maar dient te worden gematigd nu bewijsstukken met betrekking tot de tas ontbreken en de laptop al ouder was.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend. De rechtbank heeft daarbij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks brutale inbraken. Hij heeft zelfs niet geschroomd huizen in te gaan terwijl hij wist dat de bewoners aanwezig waren. Toen hij in één geval is overlopen heeft hij vervolgens geweld gebruikt teneinde te ontkomen. Het slachtoffer was een vrouw op leeftijd. Uit haar schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat zij nog dagelijks last heeft van het voorval. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij schoon schip heeft gemaakt, dat hij spijt lijkt te hebben van zijn daden en dat hij zijn leven wil beteren en gemotiveerd is voor behandeling en begeleiding. De rechtbank zal daarom bepalen dat een substantieel deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd en daarbij (onder meer) als bijzondere voorwaarde bepalen dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van reclassering, moet deelnemen aan een gedragsinterventie en zich moet laten opnemen in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang zoals Exodus of een soortgelijke instelling.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijke onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij vonnis d.d. 8 juni 2011 van de politierechter terzake van een diefstal een werkstraf van 12 uren is opgelegd. Verder blijkt uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 4 november 2011 dat verdachte geen andere veroordelingen heeft gehad voor het plegen van strafbare feiten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 22 november 2011 uitgebracht door M. Litjens, reclasseringswerker Leger des Heils.
Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de bewezen verklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan vijf diefstallen, zoals valt af te leiden uit de overige ter kennisneming van de rechtbank gebrachte processen-verbaal van politie, welke zich in het onderhavige dossier bevinden. De verdachte heeft deze feiten tegenover de politie is bekend.
Benadeelde partij
Voor aanvang van de terechtzitting hebben de slachtoffers (benadeelde 2), (benadeelde), (benadeelde 3) en (benadeelde 6) door middel van een voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces als benadeelde partij in dit geding gevoegd.
(benadeelde 2)
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij (benadeelde 2) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de in het voegingsformulier benadeelde partij in strafzaken en de daarbij overlegde bescheiden, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 245,00.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 245,00 ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde 2).
(benadeelde)
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij (benadeelde) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de in het voegingsformulier benadeelde partij in strafzaken en de daarbij overlegde bescheiden, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 277,36.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 277,36 ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde).
(benadeelde 3)
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij (benadeelde 3) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de in het voegingsformulier benadeelde partij in strafzaken en de daarbij overlegde bescheiden en gelet op hetgeen de raadsvrouwe van verdachte ter terechtzitting omtrent de vordering en de nieuwprijs van de betreffende telefoon naar voren heeft gebracht, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 500,00 met betrekking tot het gestolen iPhone-toestel.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij (benadeelde 3) levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij (benadeelde 3) voor dat deel, te weten de abonnementskosten, van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij (benadeelde 3) kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,00 ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde 3).
(benadeelde 6)
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij (benadeelde 6) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 4 ad informandum gevoegd en bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de in het voegingsformulier benadeelde partij in strafzaken en de daarbij overlegde bescheiden, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 500,00 met betrekking tot de gestolen laptop.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij (benadeelde 6) levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij (benadeelde 6) voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij (benadeelde 6) kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,00 ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde 6) .
TOEPASSELIJKE WETSARTIKELEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 56, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot tien maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd:
- zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
- zal deelnemen aan een gedragsinterventie, te weten een leefstijltraining;
- zal meewerken aan een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang bij Exodus of een soortgelijke instelling en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering opstelt.
Schadevergoeding
Benadeelde partij (benadeelde 2)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde 2), wonende te Zwolle, van een bedrag van € 245,00 (zegge: tweehonderd vijfenveertig euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 1 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 augustus 2011, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 245,00, ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde 2), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Benadeelde partij (benadeelde)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde), wonende te Zwolle, van een bedrag van € 277,36 (zegge: tweehonderd zevenenzeventig euro en zesendertig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 1 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 augustus 2011, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 277,36, ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
(benadeelde 3)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde 3), wonende te Zwolle, van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 2 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 6 augustus 2011, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 500,00, ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde 3), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde 3) voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
(benadeelde 6)
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde 6), wonende te Tijnje, van een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 4 ad informandum gevoegd en bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 18 mei 2011, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 500,00, ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde 6), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde 6) voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter mrs. G.A. Versteeg en A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2012.