ECLI:NL:RBZLY:2012:BW3223

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.654012-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en andere verkeersdelicten door onvoldoende bewijs van bestuurderschap

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 maart 2012, stond de verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag door inrijden op agenten en het gebruik van een gestolen auto. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk wederrechtelijk gebruiken van een motorrijtuig, bedreiging van politieagenten, en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte op of omstreeks 12 juli 2011 in Deventer betrokken was bij een incident waarbij hij met een auto op agenten zou zijn ingereden. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de bestuurder van de auto was. Zowel de verdachte als de medeverdachte gaven tegenstrijdige verklaringen over wie de auto bestuurde. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verbalisanten niet voldoende waren om de verdachte als bestuurder aan te merken, vooral gezien de omstandigheden van het incident, zoals het slechte zicht door de duisternis en de regen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de meeste ten laste gelegde feiten, inclusief de poging tot doodslag. De rechtbank overwoog ook dat, hoewel de verdachte in de auto zat, er geen bewijs was dat hij deze opzettelijk wederrechtelijk had gebruikt. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van de ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.654012-11 (P)
Uitspraak: 13 maart 2012
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres),
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2012.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A. van der Lem, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. G. Dankers.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 of 13 juli 2011 te Deventer, althans in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een op/aan de (straat) geparkeerd staande auto (Mercedes-Benz, type 23C, (kenteken)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juli 2011 te Deventer, althans in de gemeente Deventer, opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto), toebehorende aan (benadeelde 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg,(straat), in elk geval op een weg;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2011 te Deventer, althans in de gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer personen genaamd (agent/slachtoffer 1) en/of (agent/slachtoffer 2), beiden (hoofd)agent en werkzaam bij de Regiopolitie IJsselland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto daarmee rijdende op de weg, de Boterstraat met hoge snelheid, althans een snelheid veel te hoog voor veilig verkeer ter plaatse, en/of zonder (voldoende) snelheid te minderen en/of zonder (voldoende) te remmen heeft gereden en/of (vervolgens) naar/op het
politievoertuig waarin die (agent/slachtoffer 1) en/of (agent/slachtoffer 2) zich bevonden, is ingereden en/of (vervolgens) is hij, verdachte, tegen/op het politievoertuig waarin die die (agent/slachtoffer 1) en/of (agent/slachtoffer 2) zich bevonden, aangereden/gebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2011 te Deventer, althans in de gemeente Deventer, (agent/slachtoffer 1) en/of (agent/slachtoffer 2), beiden (hoofd)agent en werkzaam bij de Regiopolitie IJsselland heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen kan ontstaan, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend
- als bestuurder van een personenauto daarmee rijdende op de weg, de Boterstraat met hoge snelheid, althans een snelheid veel te hoog voor veilig verkeer ter plaatse, en/of
- zonder (voldoende) snelheid te minderen en/of zonder (voldoende) te remmen gereden en/of (vervolgens)
- naar/op het politievoertuig waarin die (agent/slachtoffer 1) en/of (agent/slachtoffer 2) zich bevonden, ingereden en/of (vervolgens) tegen/op het politievoertuig waarin die die (agent/slachtoffer 1) en/of (agent/slachtoffer 2) zich bevonden, aangereden/gebotst;
3.
hij op of omstreeks 13 juli 2011 in de gemeente Deventer als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op Rijkmanstraat en/of de Brink en/of de Zandpoort en/of de Boterstraat, de plaats van de/het ongeval(len) heeft verlaten, terwijl bij die/dat ongeval(len) naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een of meer anderen (te weten (slachtoffer 3) en/of (slachtoffer 4) en/of de Regiopolitie IJsselland) schade was toegebracht;
4.
hij op of omstreeks 13 juli 2011 in de gemeente Deventer als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg(en), de Halvestraat en/of de Rijkmanstraat en/of de Brink en/of de Zandpoort en/of de Boterstraat,
- met een snelheid van ongeveer 100 kilomter per uur, althans een snelheid veel te hoog voor veilig verkeer ter plaatse heeft gereden en/of
- niet (voortdurend) zijn voertuig (auto) onder controle heeft gehad en/of - zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn voertuig (auto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg(en) kon overzien en/of waarover deze vrij was/waren en/of
- met zijn voertuig (auto) tegen één of meer stilstaande auto's is gereden en/of gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
5.
hij op of omstreeks 13 juli 2011, in de gemeente Deventer, als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), Achter de Muren-Zandpoort en/of de Rijkmanstraat en/of de Brink en/of de Zandpoort en/of de Boterstraat, opzettelijk - toen één of meer zich in een politievoertuig bevindende politie-ambtenaren, en wel (een) opsporingsambtena(a)r(en) in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet gegeven voorschriften van verdachte vorderde(n) of verdachte beval(en) het door verdachte, bestuurde motorrijtuig te doen stilhouden, welke vordering of welk bevel door die politie-ambtena(a)r(en), belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen van strafbare feiten, werd gedaan doordien deze van een aan dit politievoertuig aangebrachte transparant, waarin de woorden "stop" of "stop politie" in rode letters tegen donkere achtergrond verlicht werden, gebruik maakte(n) - niet heeft voldaan aan genoemde vordering of genoemd bevel gedaan door genoemde ambtena(a)r(en);
6.
hij op of omstreeks 13 juli 2011 in de gemeente Deventer als bestuurder van een motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg(en), Zandpoort en/of Achter de Muren-Zandpoort en/of de Rijksmanstraat en/of de Brink, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte ter zake het onder 5 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie heeft voorts ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 6 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en de veroordeling van verdachte gevorderd.
Volgens de officier van justitie was het voor veroordeling van het onder 1 primair ten laste gelegde vereiste oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij verdachte en zijn medeverdachte aanwezig omdat gelet op de reeks van verweten gedragingen met de weggenomen auto aangenomen kan worden dat zij niet meer van plan waren om de auto terug te brengen bij aangever.
Met betrekking tot het onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde acht de officier van justitie het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bestuurder was van de auto. Zij baseert dit mede op de verklaring van verbalisanten dat de bestuurder een blauw vest met witte blokken aan had en de verbalisanten dit kledingstuk hebben herkend op een foto van verdachte. Voorts is volgens de officier van justitie de verklaring van Thijs overtuigender dan de verklaring van verdachte, mede omdat verdachte zijn verklaring diverse malen heeft gewijzigd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat haar cliënt niet als medepleger kan worden aangemerkt omdat hij als passagier van de auto geen bijdrage heeft geleverd aan de voltooiing van de diefstal. Voorts bevat het dossier volgens de raadsvrouw onvoldoende bewijs voor de stelling dat haar cliënt de autosleutels en daarmee de auto heeft weggenomen. Het wegnemen van de auto kan volgens de raadsvrouw niet als diefstal gekwalificeerd worden omdat het element “zich toe-eigenen” ontbreekt.
Met betrekking tot de onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit omdat onvoldoende is komen vast te staan dat haar cliënt de bestuurder van de auto was. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw subsidiair betoogd dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet op de zware mishandeling van de politieagenten.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte en zijn medeverdachte bij het wegnemen van de auto de bedoeling hadden om zich deze auto toe te eigenen. Zij hebben beiden verklaard dat zij een stukje wilden gaan rijden. Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien verklaard dat hij samen met de medeverdachte al twee maal eerder met de betreffende auto van zijn stiefvader had gereden. De auto is daarna (kennelijk) weer teruggebracht. Anders dan door de officier van justitie betoogd is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte niet voornemens waren om de meegenomen auto terug te brengen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank stelt vast dat het voor de bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en de onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde feiten van belang is of verdachte in de nacht/vroege ochtend van 13 juli 2011 de bestuurder van de (bij de stiefvader van verdachte) weggenomen auto is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder was van de auto. Verdachte en medeverdachte hebben beide verklaard dat de ander als bestuurder heeft opgetreden. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van de medeverdachte dat verdachte heeft gereden in onvoldoende mate ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen. Het enkele feit dat volgens de verbalisanten de bestuurder een blauw vest droeg met witte blokken, en dat deze beschrijving niet goed overeenkomt met de kleding die de medeverdachte die avond zegt te hebben gedragen en dat de beschrijving van de verbalisanten van de kleding van de bestuurder enigszins lijkt overeen te komen met de kleding die verdachte zou hebben gedragen, is volgens de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat verdachte de bestuurder was. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het ten tijde van het wegvluchten van de bestuurder en de bijrijder van de auto donker was en dat het regende, zodat mogelijkerwijs de waarneming van verbalisanten werd beïnvloed. Voorts kan worden geconstateerd dat sprake is van summiere signalementen van de bestuurder en de bijrijder en dat verdachte en medeverdachte voor wat betreft leeftijd, postuur en haardracht niet veel van elkaar lijken te verschillen. Van herkenning door verbalisanten van het shirt van een - ongedateerde - foto van verdachte is is geen sprake nu de verbalisanten hierover enkel hebben verklaard dat het kan zijn dat dit het kledingstuk is dat de bestuurder de betreffende nacht droeg. De rechtbank stelt voorts vast dat de verbalisanten hebben verklaard dat de passagier van de auto wegvluchtte in de richting van het Muggenplein en dat verdachte ter zitting heeft verklaard richting de Polstraat en het Muggenplein te zijn gerend.
Op basis van het hiervoor overwogene acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bestuurder van de auto was. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde feiten.
Met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de auto zat, welke auto opzettelijk wederrechtelijk is gebruikt op de weg. Echter, nu op basis van het hiervoor overwogene niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de bestuurder van de auto was, zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat indien er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ook een passagier een auto opzettelijk wederrechtelijk op de weg kan gebruiken als bedoeld in artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994. Een dergelijke nauwe en bewuste samenwerking, zoals bedoeld in het juridische begrip medeplegen, is verdachte echter niet ten laste gelegd.
Benadeelde partijen
De vordering van de benadeelde partijen (benadeelde 1), (agent/slachtoffer 2) en (agent/slachtoffer 1) dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt voorts dat (bedrijfsnaam) heeft verklaard schade te hebben geleden als gevolg van het ten laste gelegde. De rechtbank stelt echter vast dat (bedrijfsnaam) zich niet op de in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven wijze als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd. De rechtbank zal dan ook geen beslissing nemen over de door (bedrijfsnaam) opgegeven schade.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen (benadeelde 1), (agent/slachtoffer 2) en (agent/slachtoffer 1) in hun vorderingen niet ontvankelijk zijn.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en A.M. van der Pal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.E.J.A. Heijckmann als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2012.