ECLI:NL:RBZLY:2012:BY6043

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/381
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de indicatie voor thuiszorg onder de AWBZ in het kader van angio-oedeem

In deze uitspraak van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, gedateerd 12 december 2012, werd het beroep van eiseres, A, tegen het besluit van het bestuur van de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, gegrond verklaard. Eiseres had verzocht om een indicatie voor 8 uren thuiszorg per week, maar het bestuur had dit verzoek afgewezen, stellende dat er geen aanspraak op AWBZ-zorg was. De rechtbank oordeelde dat het bestuur onvoldoende onderzoek had gedaan naar de zorgbehoefte van eiseres, die lijdt aan angio-oedeem. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet altijd in staat is om zelf hulp in te schakelen bij een aanval en dat de zorgbehoefte niet adequaat in kaart was gebracht. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het bestuur op om binnen vier weken een indicatie voor thuiszorg af te geven, met een dwangsom van € 200,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 20.000,-. Tevens werd bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 42,- vergoed moest worden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de zorgbehoefte in het kader van de AWBZ.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/381
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
A te B, eiseres,
en
het bestuur van de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg,
gevestigd te Driebergen, verweerder.
Procesverloop
Voor het procesverloop tot en met 11 september 2012, de standpunten van partijen en hetgeen de rechtbank naar aanleiding daarvan heeft overwogen verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van 11 september .
Bij brief van 8 oktober 2012 heeft verweerder gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid tot het herstel van door de rechtbank gesignaleerde gebreken in het bestreden besluit.
Namens eiseres is op 6 november 2012 een reactie gegeven.
De rechtbank heeft met toestemming van partijen een nadere zitting achterwege gelaten en heeft het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.1. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen, (1) dat niet inzichtelijk is hoe de medisch adviseur tot zijn conclusie is gekomen dat eiseres een aanval voelt opkomen en zelf kan alarmeren. Voorts heeft de rechtbank in onderdeel 3.9 van de uitspraak aangegeven (2) dat verweerder na nader onderzoek dient te beoordelen welke mogelijkheden eiseres ten tijde in geding had, (3) wat haar hulpvraag was en (4) wat in haar situatie als oplossing kan worden aangemerkt.
1.2. Verweerder heeft met zijn brief van 8 oktober een aanvullende motivering verstrekt.
Verweerder heeft – samengevat - aangegeven dat de medisch adviseur op 26 juni 2012 contact heeft gehad met de internist, dr. P.L.A. van Daele en deze informatie verwerkt heeft in het advies van 26 juni 2012. Volgens verweerder heeft de internist aangegeven dat eiseres een aanval 15 tot 30 minuten van tevoren voelt aankomen. Zij kan dus zelf alarmeren.
Verweerder handhaaft voor het overige zijn standpunt dat er sprake is van medisch specialistische zorg, zodat van een aanspraak op grond van de AWBZ geen sprake kan zijn.
1.3. Eiseres heeft in haar reactie van 6 november 2012 gesteld dat haar hulpvraag ziet op ondersteuning in de thuissituatie. Zij heeft voorts een brief van 23 oktober 2012 ingebracht van de internist Van Daele, waarin de specialist volgens eiseres een aantal constateringen van de medisch adviseur van het CIZ weerlegt.
2. De rechtbank overweegt naar aanleiding van de nadere standpuntbepalingen van partijen en in aansluiting op haar in overweging 1.1 aangehaalde beslissing als volgt.
2.1.1 Verweerder heeft zich voor de motivering van de conclusies van de medisch adviseur gebaseerd op de nadere informatie die is ingewonnen bij dr. P.L.A. van Daele, de internist van eiseres. Uit het medisch advies van 26 juni 2012 blijkt naar de mening van verweerder dat eiseres volgens haar specialist een aanval 15 tot 30 minuten van tevoren voelt aankomen. Zij zou nooit in een levensbedreigende situatie hebben verkeerd en er zou nimmer sprake zijn geweest van een opname op een intensive care afdeling.
2.1.2 De specialist van eiseres heeft in een brief van 23 oktober 2012 aangegeven dat de weergave van zijn informatie, zoals door verweerder opgesteld, enige nuancering behoeft. De specialist heeft daarbij het volgende gesteld “bij hereditair angio-oedeem is het inderdaad in het algemeen zo dat patiënten een aanval voelen opkomen of beginnen zodat ze op tijd Cetor kunnen toedienen. (…) Het interval tussen begin symptomen en maximale klachten is bij patiënte opvallend kort.” En: “In de periode dat ik patiënte nu vervolg hebben zich geen levensbedreigende aanvallen voorgedaan. Eerder is patiënte wel opgenomen geweest op de IC in verband met een zwelling van de tong die langdurig (ongeveer 48 uur) aanhield”.
2.1.3 De rechtbank kan uit deze toelichting niet anders afleiden dan dat de conclusies van de medisch adviseur niet kunnen worden gebaseerd op informatie van de eiseres behandelende internist. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat eiseres het gevaar loopt van een aanval van angio-oedeem waarbij zij onvoldoende tijd kan hebben om zelf telefonisch hulpdiensten te alarmeren. De nadere toelichting die verweerder in zijn brief van 8 oktober 2012 heeft verschaft maakt weliswaar inzichtelijk hoe de medisch adviseur van verweerder tot zijn conclusie is gekomen, maar de toelichting kan het door verweerder genomen besluit niet dragen.
2.2 Naar de mogelijkheden die eiseres ten tijde van het bestreden besluit had is door verweerder geen ander onderzoek gedaan dan het vragen van informatie aan de eiseres behandelende internist. Op grond van hetgeen in overweging 2.1.3 is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder bij zijn bestreden besluit is uitgegaan van een onjuiste, want te optimistische, inschatting van de mogelijkheden waarover eiseres beschikt in relatie tot de ziekte waaraan zij lijdt.
2.3 De rechtbank stelt vast dat de zorgbehoefte die eiseres ten tijde van haar aanvraag had, niet door verweerder in kaart is gebracht. Verweerder heeft ook daardoor niet op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de opdracht zoals beschreven in overweging 3.9 van de tussenuitspraak. Verweerder heeft met name niet onderzocht in hoeverre de echtgenoot van eiseres kan worden ontlast door middel van AWBZ-zorg. Zoals de rechtbank in overweging 3.5 van de tussenuitspraak heeft overwogen, dient de aanvraag van eiseres immers zo uitgelegd te worden, dat zij verzoekt om zorg vanuit de AWBZ ter vervanging van de zorg die haar echtgenoot biedt. In haar reactie van 6 november 2012 heeft eiseres bevestigd dat dit van meet af aan haar hulpvraag is geweest.
2.4.1 De rechtbank stelt vast dat verweerder geen ander onderzoek heeft gedaan naar de vraag wat een adequate oplossing is voor de zorgbehoefte van eiseres dan hetgeen hiervoor onder 2.1 is besproken. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat niet mag worden aangenomen dat eiseres bij een aanval van angio-oedeem altijd in staat zal zijn zelf telefonisch hulpdiensten te alarmeren, is een enkele verwijzing naar de mogelijkheid om het alarmnummer 112 te bellen niet genoeg.
2.4.2 Zoals de rechtbank in haar tussenuitspraak heeft overwogen, volgt zij eiseres niet in haar standpunt dat de oplossing moet worden gezien in continu toezicht van een verpleegkundige, zonder dat vaststaat of er verpleegkundige handelingen moeten worden verricht. De rechtbank ziet echter niet in dat in samenspraak met de huisarts en een thuiszorg verlenende instelling niet, onder medische verantwoordelijkheid van de huisarts en door een gekwalificeerde medewerker van de thuiszorginstelling, gedurende een aantal uren per week ter ontlasting van de mantelzorg die door de echtgenoot van eiseres wordt verleend een oplossing zou kunnen worden gevonden waarbij ter gelegenheid van een aanval van angio-oedeem hetzij de noodzakelijke injecties worden gegeven of de alarmering voor eiseres wordt verzorgd. Een dergelijk overleg is, in aanmerking genomen het bepaalde in artikel 6, aanhef en onder f, van het Zorgindicatiebesluit in samenhang met artikel 7, tweede lid, van dat besluit, in een geval als het onderhavige naar het oordeel van de rechtbank bij uitstek op zijn plaats.
2.4.3 Een indicatie voor medische zorg onder verantwoordelijkheid van de huisarts in gevallen waarin in redelijkheid niet van de verzekerde kan worden verwacht dat zij de medische zorg in de huisartspraktijk ontvangt, is volgens de uitspraak van het CvZ van 27 augustus 2007, (nummer 27031844) zorg die valt binnen het bereik van de Awbz. De rechtbank moet het dus ervoor houden dat een adequate oplossing in het kader van de Awbz binnen de mogelijkheden ligt. Ook in zoverre kan het nader gemotiveerde besluit de toets der kritiek niet doorstaan.
3.1 Het voorgaande brengt met zich dat het beroep gegrond dient te worden verklaard. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
3.2 Nu verweerder van de hem geboden mogelijkheid tot herstel van de aan zijn besluit klevende gebreken geen adequaat gebruik heeft gemaakt, ziet de rechtbank zich genoodzaakt om, mede ter finale beslechting van het geschil, verweerder op te dragen binnen vier weken na de datum van deze uitspraak aan eiseres een indicatie af te geven voor 8 uren thuiszorg per week verdeeld over twee dagen, welke indicatie na overleg met de eiseres behandelende huisarts moet zijn vastgesteld.
3.3 De rechtbank ziet aanleiding ter verzekering van de uitvoering van haar uitspraak aan verweerder een aan eiseres te verbeuren dwangsom op te leggen ter hoogte van € 200,- voor iedere dag waarop aan de uitspraak niet zal zijn voldaan, met een maximum van € 20.000,-.
3.4 De voor vergoeding in aanmerking komende kosten van het geding worden door de rechtbank aan de zijde van eiseres begroot op nihil, zodat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding bestaat. Wel dient verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 42,- te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt aan verweerder op binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak aan eiseres een indicatie af te geven voor 8 uren thuiszorg per week, verdeeld over twee dagen, welke indicatie na overleg met de eiseres behandelende huisarts moet zijn vastgesteld en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres bij het in gebreke blijven in de naleving van deze uitspraak een dwangsom verbeurt van € 200,- voor iedere dag waarop aan de uitspraak niet zal zijn voldaan, met een maximum van € 20.000,-;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 42,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, voorzitter, mr P.H. Banda en mr. G.P. Loman, rechters, en door de voorzitter en mr. F. Ernens als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.