ECLI:NL:RBZLY:2012:BY6155

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/2305
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verplaatsing bushalte in Biddinghuizen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 6 december 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de verplaatsing van bushaltes in Biddinghuizen. Verzoeker, A te B, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Dronten, om de bushaltes aan De Dreef te verplaatsen naar een nieuwe locatie nabij de rotonde De Dreef/Bremerbergweg. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was. De voorzieningenrechter benadrukte dat het verzoeker niet onomkeerbaar nadeel zou berokkenen, aangezien de uitvoering van het bestreden besluit niet onomkeerbaar was en verzoeker de beslissing op bezwaar kon afwachten.

De voorzieningenrechter merkte ten overvloede op dat het bestreden besluit gebrekkig was gemotiveerd. Er was onvoldoende onderbouwing voor de verplaatsing van de bushaltes en de verkeersveiligheid op de nieuwe locatie was niet adequaat onderzocht. De voorzieningenrechter wees op eerdere rapporten van verkeersadviesbureau Mobicon die de nieuwe locatie als een goede optie hadden genoemd, maar ook op de noodzaak voor verweerder om bij de besluitvorming rekening te houden met de verkeersdrukte en de invloed van halt houdende bussen op de verkeersveiligheid. De voorzieningenrechter concludeerde dat de afweging van belangen niet in het voordeel van verzoeker was uitgevallen, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. J.W.M. Bunt, als voorzieningenrechter, en mr. A. Landstra als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/2305
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
A te B, verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van Dronten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2012 heeft verweerder besloten de bushaltes ter weerszijden aan De Dreef te Biddinghuizen ter hoogte van de huisnummers 55 en 66 te verplaatsen naar de locatie nabij de rotonde De Dreef/Bremerbergweg ter hoogte van huisnummer 88.
Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Op 5 november 2012 heeft verzoeker verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat het bestreden besluit wordt geschorst.
Het verzoek is ter zitting van 29 november 2012 behandeld. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M.C. van Dongen en
ing. G.J. Boekhout.
Overwegingen
1.Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
Voor zover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2.1De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 31 januari 1997 heeft verweerder besloten tot verplaatsing van de bushaltes ter weerszijden van De Dreef, ter hoogte van het Zaaiveld, naar De Dreef, ter hoogte van de huisnummers 55 en 66. Verweerder heeft dit besluit na diverse bezwaar- en beroepsprocedures van omwonenden bij beslissing op bezwaar van 15 december 2009, onder aanvulling van de motivering, gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder besloten dat uiterlijk in 2012 een verplaatsing van de locatie van de bushaltes wordt gerealiseerd in verband met de realisatie van de woonwijk De Graafschap te Biddinghuizen.
2.2Ter uitvoering van het besluit van 15 december 2009 heeft verweerder besloten tot verplaatsing van de bushalte naar de locatie nabij de rotonde De Dreef/Bremerbergweg ter hoogte van huisnummer 88.
De voorzieningenrechter merkt op dat vooralsnog niet is gebleken dat verweerder vanwege het besluit tot verplaatsing van de bushaltes tevens een besluit heeft gepubliceerd tot plaatsing van verkeersborden volgens model L3 van bijlage 1 bij het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) op de nieuwe locatie van de bushalte.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 juli 1996 (LJN: ZF2254) volgt dat bij (ver-)plaatsing van een bushalte eerst sprake is van een besluit in de zin van de Awb doordat een besluit tot plaatsing van eerderbedoeld verkeersbord is genomen. Ingevolge artikel 3:40 van de Awb in samenhang met artikel 3:42, tweede lid, van de Awb, treedt een besluit tot plaatsing van een dergelijk verkeersbord eerst in werking na kennisgeving van het besluit of de zakelijke inhoud daarvan in een van gemeentewege, al dan niet elektronisch, uitgegeven blad. Van een dergelijke kennisgeving door verweerder is vooralsnog niet gebleken.
2.3Voor zover verweerder een dergelijke kennisgeving wel heeft gedaan, en daarmee sprake is van een inwerking getreden besluit tot plaatsing van vorenbedoelde verkeersborden bij de nieuwe bushaltes nabij de rotonde De Dreef/Bremerbergweg ter hoogte van huisnummer 88, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
2.4Tot het treffen van een voorlopige voorziening zal in het algemeen slechts aanleiding bestaan indien op grond van de beschikbare gegevens moet worden geoordeeld dat zonder die voorziening het voor verzoeker uit het bestreden besluit voortkomend nadeel onevenredig is in verhouding tot het met dat besluit te dienen belang.
2.5Ter zitting is gebleken dat de verplaatsing van de bushaltes gelijktijdig wordt uitgevoerd met de werkzaamheden aan de rotonde en dat men deze werkzaamheden op 1 december 2012 zal starten en dat men deze aan het einde van die maand naar verwachting zal afronden.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de overlast die verzoeker vreest van de op een afstand van zo’n 10 meter van zijn perceel gelegen bushalte te zullen ondervinden bestaat uit (geluid- en stank-) overlast van bij de bushalte halt houdende bussen indien verzoeker in zijn tuin zit. Namens verweerder is ter zitting aangegeven dat de beslissing op bezwaar bij benadering eind januari 2013 kan worden verwacht. Verzoeker zal naar verwachting tot die tijd, gezien het seizoen, niet of nauwelijks in zijn tuin verblijven. Bovendien is uitvoering van het bestreden besluit niet onomkeerbaar, zodat verzoeker zonder enig nadeel een beslissing op bezwaar kan afwachten.
3.Hieruit volgt dat het verzoek, vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang dient te worden afgewezen.
4.1Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd en wijst daarbij op het volgende.
4.2In het bestreden besluit is aangegeven dat de verkeersveiligheid is onderzocht en dat de verkeersveiligheid niet wezenlijk verschilt van die op de locatie De Dreef 55/66. Namens verweerder is ter zitting desgevraagd door de voorzieningenrechter aangegeven dat de politie heeft ingestemd met verplaatsing van de bushaltes naar de in geding zijnde locatie. Niet gebleken is dat de politie advies heeft uitgebracht over de verplaatsing van de bushaltes naar de bestreden locatie en wat bijvoorbeeld de verwachte invloed is van halt houdende bussen op de (vele aspecten van) verkeersveiligheid op en rondom de nabijgelegen rotonde. Weliswaar heeft verweerder bij het bestreden besluit aangegeven dat de snelheid op de voorgestelde locatie door de rotonde lager zal zijn dan op de huidige locatie, wat de verkeersveiligheid ten goede komt, maar niet is gebleken waarop verweerder deze aanname baseert.
Verder is niet gebleken dat verweerder bij de besluitvorming heeft betrokken de verwachte verkeersdrukte op De Dreef na realisering van de wijk De Graafschap en de aard en omvang van de passagiersstromen na ingebruikneming van de Hanzelijn, en welke invloed deze factoren zullen hebben op de verkeersveiligheid en op de overlast om en nabij de nieuwe locatie van de bushaltes.
4.3Ten aanzien van de door verzoeker voorgestelde alternatieve locatie van de bushalte aan de Bremerbergweg heeft verweerder bij het bestreden besluit aangegeven dat deze locatie als mogelijke bushalte weliswaar is bekeken, maar dat er niet voor is gekozen. Verweerder zou dan te maken krijgen met een andere wegbeheerder, een ander snelheidsregime en met het moeten verleggen van de aanwezige kabels en leidingen met de daarbij horende hoge aanlegkosten.
Ter zitting is echter gebleken dat de maximumsnelheid op het betreffende deel van de Bremerbergweg, zijnde een provinciale weg, zal worden verlaagd van 80 km per uur naar 50 km per uur. Verder is uit de onderliggende stukken, noch uit het verhandelde ter zitting gebleken of onderzoek gedaan is naar de aanwezigheid van kabels en leidingen ter plaatse.
Ook is niet gebleken wat de standpunten zijn van de provincie Flevoland, als concessiebeheerder, en van Connexxion, als concessiehouder, over de nieuwe locatie van de bushaltes en over alternatieve locaties aan de Bremerbergweg.
Overigens is in, in opdracht van verweerder opgestelde, rapporten van verkeersadviesbureau Mobicon van 22 september 2008 en 27 januari 2009 de rotonde Bremerbergweg/De Dreef een goede locatie voor een bushalte genoemd, als alternatief van de bushaltes ter hoogte van De Dreef 55/66. Daarbij is aangegeven dat de nieuwe woonwijk met deze halte beter wordt ontsloten en de halte niet direct recht voor een woning ligt.
4.4 Verweerder dient bij het nemen van een beslissing op bezwaar aan de onder 4.2 en 4.3 genoemde punten aandacht te besteden.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, voorzieningenrechter, en door hem en mr. A. Landstra als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.