RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/1171
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van Almere,
verweerder.
Op 25 april 2012 heeft verweerder besloten zijn voornemen tot het afsluiten van de straten Brancusistraat, Henry Moorestraat en Emil Noldestraat aan de zijde van de Carel Willinklaan voor gemotoriseerd verkeer niet tot uitvoer te brengen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 25 oktober 2012 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. W. Visser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O. Kwast en
W. Smienk.
Eiser woont op het adres Brancusistraat […] te Almere. Met het oog op de inrichting van de openbare ruimte op en langs het bedrijventerrein Het Atelier (verder: Het Atelier), klachten van de bewoners van de Zadkinestraat, de Brancusistraat, de Henry Moorestraat en de Emil Noldestraat, alsmede vragen van de PVV in de raadsvergadering van 23 juni 2011 over verkeers- en parkeerproblematiek door zwembad- en moskeebezoek, heeft verweerder een verkeerskundig onderzoek doen instellen door Ecorys Bureau Dam. Het onderzoek heeft geduurd van juli 2011 tot en met december 2011. Verweerder heeft gedurende die periode met een werkgroep van betrokken bewoners en ondernemers gezocht naar oplossingen voor de gestelde problemen en heeft voorts inloopavonden georganiseerd.
Uit de bij het bestreden besluit behorende reactienota van 23 maart 2012 komt naar voren dat uit het overleg tussen gemeente en bewoners twee oplossingen naar voren zijn gekomen, te weten:
1. de straten Emil Noldestraat, Henry Moorestraat en Brancusistraat worden aan de zijde van de Carel Willinklaan afgesloten voor autoverkeer; of
2. in de zijstraten worden extra drermpels geplaatst waardoor het minder aantrekkelijk wordt voor het autoverkeer om hard te rijden.
Daarbij is afgesproken dat de eerstgenoemde oplossing de voorkeur had. Voorts is afgesproken dat politie en nood- en hulpdiensten akkoord moesten gaan met die maatregel en dat er voldoende draagvlak voor die maatregel in de buurt moet zijn.
Op 12 december 2011 heeft verweerder conform het aan hem uitgebrachte advies/voorstel van de werkgroep zijn voornemen tot het nemen van een verkeersbesluit, inhoudende de door die werkgroep geformuleerde voorkeurs-oplossing, gepubliceerd, te weten:
- de afsluiting van de zijstraten Brancusistraat, Henry Moorestraat en Emil Noldestraat aan de zijde van de Carel Willinklaan voor gemotoriseerd verkeer,
- de vervanging van een deel van de bestrating door een groenstrook aldaar, en
- de vervanging van een punaise door een plateaudrempel in de Chagallweg.
Hierop zijn 115 zienswijzen – waaronder die van eiser – bij verweerder ingediend.
Ecorys Bureau Dam heeft op 5 maart 2012 een rapport van bevindingen aan verweerder uitgebracht.
Verweerder heeft de kring van belanghebbenden bij het verkeersbesluit in zijn reactienota van 23 maart 2012 vervolgens vastgesteld op de ondernemers van Het Atelier en de bewoners van het gebied dat wordt begrensd door de Zadkinestraat, de Chagallweg en de Andy Warholstraat. Van de indieners van zienswijzen heeft verweerder van 15 geconcludeerd dat zij vóór de afsluiting zijn en 100 tegen de afsluiting. Van de laatsten heeft verweerder 75 niet bij de besluitvorming van onderhavig besluit betrokken, omdat deze betrekking hebben op een verkeerssituatie buiten het gebied waarop het verkeersbesluit ziet. Op grond van de gewogen zienswijzen alsmede de informatie van de politie (namens de hulpdiensten) concludeert verweerder dat er onvoldoende draagvlak bestaat voor de afsluiting.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder om die reden besloten de door de werkgroep geformuleerde alternatieve oplossing, zijnde het aanleggen van extra drempels in de zijstraten, uit te voeren in plaats van de voorgenomen afsluiting. Dit besluit is op 25 april 2012 schriftelijk aan eiser meegedeeld en voorts in Gemeenteblad nummer 57 van 29 april 2012 bekendgemaakt.
Eiser kan zich met verweerders besluit, voor zover daarbij is besloten om de zijstraten van de Carel Willinklaan (in casu de Brancusistraat, de Henry Moorestraat en de Emil Noldestraat) niet af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer, niet verenigen.
Hij voert daartoe in zijn beroepschrift – kort samengevat – aan, dat verweerders besluit berust op een ondeugdelijk verkeersonderzoek en dat verweerder de uitkomsten daarvan op tegenstrijdige en willekeurige wijze heeft uitgelegd. Verweerder heeft in de visie van eiser voorts ten onrechte niet-belanghebbenden en hulpdiensten toegelaten tot de besluitvorming en het draagvlak van 75% van direct-belanghebbenden genegeerd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De weigering om een weg af te sluiten voor gemotoriseerd verkeerd is als zodanig niet aan te merken als een besluit in de zin artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarbij kan immers niet worden gesproken van een publiekrechtelijke rechtshandeling, omdat geen wijziging optreedt in de rechtsverhoudingen. Daartegen staat in beginsel dan ook geen bezwaar of beroep open. Dit ligt naar vaste rechtspraak echter anders indien aan een dergelijk besluit een verzoek ten grondslag ligt.
De rechtbank gaat er gelet op de gedingstukken vanuit dat aan het onderhavige besluit een of meerdere daartoe strekkende verzoeken ten grondslag liggen. Uit de stukken volgt immers dat door de buurt alsmede de plaatselijke politiek aandacht is gevraagd om ter plaatse maatregelen te treffen en een oplossing te realiseren voor verkeersoverlast ten gevolge van doorgaand verkeer en parkeeroverlast, hetgeen de rechtbank aanmerkt als een (of meerdere) verzoek(en) tot het nemen van een besluit, aan welk(e) verzoek(en) verweerder bij het bestreden besluit gehoor heeft gegeven. Tegen het onderhavige besluit staat derhalve bezwaar en beroep open.
Nu eiser woonachtig is in één van de straten waarop het verkeersbesluit betrekking heeft kan eiser dan ook als belanghebbende bij het besluit worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 15 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) is voor het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot aanbrengen van of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer een verkeersbesluit vereist, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Artikel 21 van het Besluit Administratieve bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW) bepaalt: De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Ingevolge artikel 24 van het BABW worden verkeersbesluiten genomen na overleg met de korpschef van het betrokken regionale politiekorps.
Naar vaste rechtspraak komt verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe, waarbij verweerder de verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit te betrekken belangen tegen elkaar af dient te wegen. De rechtbank dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend op te stellen, en te toetsen of verweerder gegeven de vorenaangehaalde bepalingen een besluit heeft genomen waartoe hij na afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen komen.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog, dat verweerders besluit berust op een ondeugdelijk verkeerskundig onderzoek dan wel een onjuiste uitleg van de uitkomsten van dat onderzoek. Hetgeen eiser terzake daarvan heeft gesteld, kan de rechtbank althans niet tot die conclusie leiden. De rechtbank laat daartoe wegen, dat verweerder bij het nemen van het bestreden besluit – anders dan eiser – de beschikking had over de eindversie van het rapport van Ecorys Bureau Dam, wat steunt op een onderzoeksperiode van juli 2011 tot en met december 2011 en niet zoals eiser stelt uitsluitend op de vakantieperiode.
Het is de rechtbank niet gebleken, dat vorenbedoeld rapport van zodanige kwaliteit was, dat verweerder zijn besluit niet mede daarop had mogen doen steunen. Dat zou wellicht anders hebben kunnen zijn indien eiser over de verkeersbewegingen en parkeersituatie ter plaatse zelf een tegenadvies van een onafhankelijke deskundige in het geding zou hebben gebracht, waaruit zou kunnen blijken dat verweerder zijn besluit heeft doen steunen op een ondeugdelijk onderzoeksrapport. Daarvoor heeft eiser echter blijkbaar geen aanleiding gezien. De door hem wel ingebrachte meetgegevens acht de rechtbank onvoldoende om als zodanig te kunnen dienen, nu die uitsluitend op eisers eigen waarneming berusten en voorts niet betrekking hebben op het hele onderzoeksgebied van verweerders adviseur.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder – alvorens te besluiten om al dan niet een verkeersmaatregel te treffen – in voldoende mate de in geding zijnde belangen heeft geïnventariseerd. Hij heeft daartoe belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om in een werkgroep actief te participeren in het zoeken naar de meest adequate maatregel, van welke mogelijkheid door een aantal van hen ook daadwerkelijk gebruik is gemaakt. Verder hebben veel buurtbewoners gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun zienswijze in te dienen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarbij de kring van belanghebbenden niet onredelijk ruim vastgesteld. Dat verweerder, naast de visie en standpunten van de buurtbewoners en de ondernemers van Het Atelier, bij zijn besluit tevens die van de hulpdiensten heeft meegewogen kan verweerder, naar het oordeel van de rechtbank niet worden tegengeworpen. Temeer niet nu met de werkgroep waarin eiser heeft geparticipeerd is afgesproken dat de politie, nood- en hulpdiensten ook moesten instemmen met de maatregel.
Met inachtneming van het verkeerskundig onderzoek, de ingediende zienswijzen, het participatietraject en de informatie van de hulpdiensten heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden kunnen concluderen dat de afsluiting van de Brancusistraat, de Henry Moorestraat en de Emil Noldestraat verkeerskundig gezien niet een sterke voorkeur geniet en door de hulpdiensten minder wenselijk wordt geacht.
Voor zover eiser van mening is dat de wel gekozen maatregel verkeerskundig weinig effect zal sorteren en dat deze maatregel geen redelijk alternatief is voor de aanvankelijk voorgenomen maatregel, overweegt de rechtbank allereerst dat die maatregel, zijnde een feitelijke handeling, thans niet ter discussie staat. De rechtbank wijst eiseres er ter informatie nog wel op dat de thans gekozen oplossing door de werkgroep als alternatieve oplossing aan verweerder is voorgelegd in het geval de keuze uiteindelijk niet op de voorkeurs-oplossing zou vallen.
De rechtbank overweegt nog dat verweerders stelling niet is weersproken dat de verkeersbelasting van de zijstraten de voor deze straten geldende norm niet overschrijdt, hoewel het aantal vervoersbewegingen wel groter is dan aanvankelijk de verwachting was. Ten aanzien van de gestelde parkeeroverlast heeft verweerder er op gewezen dat tussen de exploitant van het zwembad en de beheerders van de moskee afspraken zijn gemaakt over het wederzijds gebruiken van elkaars parkeerplaatsen.
Verweerders keus, om het belang van eiser bij de afsluiting van de onderhavige straten niet bovengeschikt te achten aan de andere bij het bestreden besluit in acht te nemen belangen, kan de rechtbank – nu ook overigens niet is gebleken dat verweerder daarbij in strijd is gekomen met de vorenaangehaalde wettelijke bepalingen – gegeven het voornoemde toetsingskader niet aantasten.
Niet geoordeeld kan dan ook worden, dat verweerder met de weigering om de zijstraten van de Carel Willinklaan (Brancusistraat, Henry Moorestraat en Emil Noldestraat) te Almere af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer, een besluit heeft genomen waartoe hij in redelijkheid niet heeft kunnen komen. Het besluit van 25 april 2012 dient mitsdien in stand te worden gelaten. Het beroep is derhalve ongegrond.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, en door hem en R.K. Witteveen als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep