Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Rolnummer: 57524 HA ZA 03-1110
Uitspraak : 2 februari 2005
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, sector Civiel, in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
procureur: mr. A.J. Zeyl,
advocaat: mr. M.A.M. Becking te Arnhem
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procureur: mr. C.B. Gaaf,
advocaat: mr. J.A.M.P. Keijser te Nijmegen.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als eiseres en gedaagde.
1. Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
de dagvaarding van 1 oktober 2003
de conclusie van antwoord
het vonnis van 4 februari 2004
het proces-verbaal van de op 19 april 2004 gehouden comparitie van partijen
de akte aan de zijde van gedaagde van 4 augustus 2004
de antwoordakte aan de zijde van eiseres van 29 september 2004
de akte uitlating producties aan de zijde van gedaagde van 13 oktober 2004
de akte aan de zijde van eiseres van 27 oktober 2004
de akte aan de zijde van gedaagde van 10 november 2004
de akte aan de zijde van eiseres van 24 november 2004
het verzoek om vonnis.
2.1 Op 30 maart 1999 is de heer [naam vader] overleden met achterlating van zijn 5 kinderen als zijn enige erfgenamen. Deze 5 kinderen zijn eiseres en gedaagde, hun beide broers, [naam broer1] en [naam broer2], en hun zus [naam zuster]. De heer [naam vader] wordt hierna aangeduid als de erflater.
2.2 In zijn testament van 8 mei 1996 heeft de erflater onder meer het volgende bepaald:
I. (...)
WENS
II. Ik wens te voorkomen dat ingeval van mijn overlijden verschil van mening ontstaat over hetgeen ik eventueel zal nalaten. Daarom verzoek ik mijn erfgenamen dit testament gestand te doen.
EXECUTELE
III. Ik benoem mijn zoon, de heer [naam broer1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], (...) tot uitvoerder van mijn uiterste wilsbeschikkingen, met het recht tot inbezitneming van mijn nalatenschap, zolang als voor de vereffening daarvan is vereist, tot beredderaar van mijn boedel en tot bezorger van mijn begrafenis, respectievelijk crematie. Ik verzoek hem voor die werkzaamheden geen loon in rekening te brengen.
(...)
2.3 De gedaagde heeft niet berust in de benoeming van haar broer [naam broer1] tot executeur, de andere kinderen wel. [naam broer1] is samen met gedaagde bevoegd en gerechtigd om zijn functie van executeur uit te oefenen.
3.1 Eiseres vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- gedaagde zal bevelen mee te werken aan de verdeling van het saldo op de bankrekening ten name van de vijf erven zoals in de dagvaarding genoemd bij de ING-bank onder nummer [bankrekeningnummer] en wel in die zin dat aan eiseres haar deel toekomt, zijnde één vijfde deel van het saldo, op straffe van een onmiddellijk te verbeurten dwangsom van € 5.000,--, althans een zodanige dwangsom als door de rechtbank bij goede justitie te bepalen, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde na betekening van het door de rechtbank in deze zaak te wijzen vonnis nalatig blijft aan dit vonnis te voldoen;
- voor gedaagde een onzijdige persoon zal benoemen, als bedoeld in artikel 3: 181 BW, om gedaagde, voor zover zij onwillig is, te vertegenwoordigen bij de werkzaamheden tot verdeling van de gemeenschap;
- zal bepalen dat de kosten van deze onzijdige persoon ten laste komen van de gedaagde;
- subsidiair de wijze van verdeling van voornoemde rekening/nalatenschap zal vaststellen zoals de rechtbank redelijk oordeelt;
- gedaagde zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2 Eiseres legt aan haar vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten volgende stellingen ten grondslag.
De afwikkeling van de nalatenschap van de erflater is afgerond.
De nalatenschap bestaat thans uit het saldo op een rekening bij de ING onder nummer [bankrekeningnummer].
Verdeling van dit saldo is niet mogelijk gebleken omdat de gedaagde zonder opgave van redenen weigert daaraan mee te werken.
4.1 Gedaagde concludeert dat de rechtbank eiseres niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van deze procedure.
4.2 Gedaagde voert de volgende verweren aan.
Vaststelling van de wijze van verdeling is niet mogelijk, omdat niet alle deelgenoten in deze procedure zijn betrokken.
Gedaagde heeft niet voldoende inzicht in de wijze van afwikkeling van de executeur gekregen om te kunnen beoordelen of deze op correcte wijze heeft plaatsgevonden. De executeur moet verantwoording afleggen.
Bovendien zijn er schenkingen gedaan aan enkele erfgenamen waarmee bij de verdeling rekening moet worden gehouden.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 De vordering van eiseres strekt tot vaststelling van de wijze van verdeling van de nalatenschap van de erflater. Gedaagde heeft betoogd dat een dergelijke vaststelling niet mogelijk is, omdat niet alle deelgenoten in deze procedure zijn betrokken.
5.2 Aan het verweer van gedaagde, voor zover dat inhoudt dat eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard of haar vorderingen moeten worden afgewezen op de enkele grond dat zij niet alle deelgenoten heeft gedagvaard, wordt voorbijgegaan. Het is immers niet noodzakelijk dat de vordering tot verdeling of tot vaststelling van de (wijze van) verdeling tegen alle deelgenoten wordt ingesteld.
5.3 Alvorens de wijze van verdeling kan worden vastgesteld dient de omvang van de nalatenschap van de erflater vast te staan. Over de omvang van de nalatenschap en over de wijze van verdeling bestaat tussen partijen geen volledige overeenstemming.
5.4 Eiseres heeft gesteld dat de overige deelgenoten, met uitzondering van gedaagde, aan de raadsvrouwe van eiseres kenbaar hebben gemaakt akkoord te gaan met de vermogensopstelling zoals eiseres die bij dagvaarding in het geding heeft gebracht en te willen komen tot verdeling van het saldo op de ING-rekening.
5.5 Gedaagde heeft de juistheid van deze stellingen betwist en als produktie 1 bij haar akte van 10 november 2004 een brief van [naam broer2], de jongste broer van partijen, aan de raadsman van gedaagde overgelegd. De inhoud van deze brief luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
(...)
Bij deze deel ik U mede dat ik in de procedure over de erfenis van de heer [naam vader] buiten mijn weten om door [naam vertegenwoordiger] (rb.: eiseres) vertegenwoordigd schijn te worden.
Buiten mijn weten om, dus ongevraagd en absoluut zonder mijn toestemming.
Verder ben ik totaal niet op de hoogte van de ingebrachte onderwerpen en stukken gebracht.
Tot slot schijnt er in de stukken volgens Uw client door de andere partij beweerd te worden dat ik van de erflater voor zijn overlijden geldbedragen zou hebben ontvangen.
Dit is beslist niet waar.
Ik stel er prijs op op de hoogte gesteld te worden van de tot heden gevoerde procedure en dat U alle partijen deze brief onder ogen doet komen.
(...)
5.6 Eiseres heeft volhard in de juistheid van haar stelling zoals verwoord onder 5.4, maar heeft de inhoud van deze brief niet betwist. Daarmee staat tussen partijen vast dat in elk geval één van de deelgenoten zich niet op voorhand gebonden acht aan de omvang van de nalatenschap, zoals de rechtbank die tussen partijen zal vaststellen, en de verdeling daarvan en dat er niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat hij aan deze verdeling zal meewerken.
5.7 De effectuering van een door de rechtbank vast te stellen verdeling is afhankelijk van de medewerking van de overige deelgenoten. De rechtbank oordeelt het rechtens noodzakelijk dat de beslissing omtrent de omvang van de nalatenschap van de erflater en de verdeling daarvan jegens alle betrokkenen in gelijke zin luidt. Bovendien kan alleen als alle deelgenoten in het geding zijn betrokken op verantwoorde wijze een oordeel worden gevormd over de omvang van de nalatenschap van de erflater.
5.8 Op grond van de overweging onder 5.7 is er aanleiding de andere deelgenoten in het geding te betrekken. De rechtbank zal daarom eiseres bevelen de andere deelgenoten op de voet van artikel 118 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in het geding op te roepen.
5.9 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De rechtbank, recht doende,
beveelt eiseres de deelgenoten in de nalatenschap van de erflater die niet zijn gedagvaard alsnog op de voet van artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als partij in het geding op te roepen en aan ieder van hen het procesdossier te betekenen;
verwijst de zaak daarvoor naar de rol van 2 maart 2005 om eiseres in de gelegenheid te stellen het exploot waarmee de overige deelgenoten worden opgeroepen ter griffie in te dienen en op de rol te laten inschrijven;
houdt iedere verder beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Lieber en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2005.