ECLI:NL:RBZUT:2006:AV9123
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van de overbruggingsuitkering in de gemeenschap van goederen bij echtscheiding
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 22 maart 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de toewijzing van de overbruggingsuitkering (OBU) in het kader van hun echtscheiding. De man, verzoeker, en de vrouw, verweerster, zijn in een procedure verwikkeld geraakt over de vraag of de OBU, die de man ontvangt, valt onder de gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de OBU, die vergelijkbaar is met pensioen, niet alleen aan de man verknocht is, maar ook een band heeft met de vrouw, omdat het een inkomensvoorziening is na beëindiging van het dienstverband. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die de verknochtheid van de OBU aan de man zodanig maken dat deze niet in de gemeenschap valt.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de OBU niet onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding valt, maar dat de vrouw recht heeft op een deel van de OBU, zodra de man uitkeringen ontvangt. De rechtbank heeft de OBU aan de man toegewezen, maar bepaald dat hij de vrouw een bedrag moet betalen dat gelijk is aan de helft van de aan hem uit te keren bedragen, vermenigvuldigd met een breuk die de huwelijkse jaren in de teller heeft en het totale aantal jaren in de noemer. De rechtbank heeft de overige verzoeken van partijen afgewezen.
Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de behandeling van overbruggingsuitkeringen in het kader van echtscheidingen verduidelijkt en de voorwaarden waaronder deze uitkeringen in de gemeenschap van goederen vallen.