ECLI:NL:RBZUT:2008:BC9489
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. van de Wetering
- J. van Harreveld
- M. Draisma
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering wegens vrijspraak in strafzaak
Op 15 april 2008 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 06/580401-07. Deze zaak volgde op een eerdere strafzaak waarin de verdachte was vrijgesproken. De officier van justitie had een vordering ingediend op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarin werd verzocht om ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 33.480,00. Tijdens de openbare terechtzitting op 1 april 2008 zijn de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman gehoord. De officier van justitie pleitte voor toewijzing van de vordering, terwijl de verdediging aanvoerde dat de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, gezien de verwachte vrijspraak van de verdachte in de strafzaak.
De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie beoordeeld aan de hand van het strafdossier en het vonnis van 15 april 2008, waarin de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat, gezien de vrijspraak, de officier van justitie niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing werd genomen in een meervoudige kamer, waarbij de rechters A. van de Wetering, J. van Harreveld en M. Draisma aanwezig waren. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier mr. Van Soest.