ECLI:NL:RBZUT:2008:BC9489

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580401-07 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van de Wetering
  • J. van Harreveld
  • M. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering wegens vrijspraak in strafzaak

Op 15 april 2008 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 06/580401-07. Deze zaak volgde op een eerdere strafzaak waarin de verdachte was vrijgesproken. De officier van justitie had een vordering ingediend op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarin werd verzocht om ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 33.480,00. Tijdens de openbare terechtzitting op 1 april 2008 zijn de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman gehoord. De officier van justitie pleitte voor toewijzing van de vordering, terwijl de verdediging aanvoerde dat de ontnemingsvordering niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, gezien de verwachte vrijspraak van de verdachte in de strafzaak.

De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie beoordeeld aan de hand van het strafdossier en het vonnis van 15 april 2008, waarin de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat, gezien de vrijspraak, de officier van justitie niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing werd genomen in een meervoudige kamer, waarbij de rechters A. van de Wetering, J. van Harreveld en M. Draisma aanwezig waren. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier mr. Van Soest.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580401-07 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 15 april 2008
tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
Beslissing op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, betreffende:
[verdachte]
geboren te [plaats] op [1980],
wonende te [adres en plaats].
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van de in het openbaar gehouden terechtzitting van 1 april 2008 waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat aan verdachte zal worden opgelegd de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tot een bedrag van € 33.480,00.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de ontnemingsvordering, ervan uitgaande dat verdachte in de strafzaak moet/zal worden vrijgesproken.
Beoordeling van vordering
Gelet op de inhoud van het betrokken strafdossier en van het vonnis van deze rechtbank van 15 april 2008 waarbij de verdachte is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Van Harreveld en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2008.