ECLI:NL:RBZUT:2008:BD4218
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.M. Eijkelestam
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de exceptie van onbevoegdheid in een geschil over kennelijk onredelijk ontslag
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zutphen, stond de exceptie van onbevoegdheid centraal in een geschil over kennelijk onredelijk ontslag. De eiser, vertegenwoordigd door mr.drs. J.C. Broekman, had zijn voormalige werkgever, de besloten vennootschap FASSIN B.V., aangeklaagd voor het onterecht beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst. De eiser vorderde een schadevergoeding van € 775.237,-- bruto, vermeerderd met rente en kosten. FASSIN, vertegenwoordigd door mr. J. van Donselaar, voerde aan dat de rechtbank sector kanton niet bevoegd was om deze zaak te behandelen, omdat geschillen tussen een vennootschap en een statutair bestuurder onder de civiele sector van de rechtbank vallen.
De rechtbank oordeelde dat de exceptie van onbevoegdheid niet kon slagen. De rechtbank stelde vast dat niet was voldaan aan het constitutieve benoemingsvereiste van artikel 2:242 BW, wat betekent dat er geen expliciet besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders was tot aanstelling van de eiser als bestuurder. De rechtbank concludeerde dat de arbeidsverhouding van de eiser van rechtswege was overgegaan naar FASSIN bij de overgang van de bedrijfsactiviteiten, maar dat hij daarmee niet automatisch statutair directeur was geworden.
De rechtbank wees de exceptie van onbevoegdheid af en veroordeelde FASSIN in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 300,00 voor gemachtigdensalaris. De verdere beslissingen in de hoofdzaak werden aangehouden, en de zaak werd verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling. Dit vonnis werd uitgesproken op 28 februari 2008 door mr. W.M. Eijkelestam, in aanwezigheid van de griffier.