ECLI:NL:RBZUT:2008:BD6620

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91445 / HA ZA 08-213
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen na overlijden van ouders en de rol van de tweede echtgenoot in de nalatenschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen, gaat het om een erfrechtelijk geschil na het overlijden van de moeder van de eisers, die samen met hun vader in algehele gemeenschap van goederen was getrouwd. De moeder overleed op [1997] en had bij testament over haar nalatenschap beschikt. Na het overlijden van de moeder, hertrouwde de vader met de gedaagde, die na het overlijden van de vader het vruchtgebruik van de nalatenschap verkreeg. De kinderen van de overleden vader vorderen van de tweede echtgenote onder meer afgifte van een overzicht van alle activa en passiva van de nalatenschap van hun vader, voorzien van een verklaring dat de nalatenschap verder niets omvat.

De rechtbank heeft de procedure in conventie en in reconventie behandeld, waarbij de eisers stelden dat zij geen inzicht hadden in de omvang van de nalatenschap van hun vader en dat de gedaagde hen niet voldoende informatie had verstrekt. De eisers vorderden onder andere dat de gedaagde zou worden veroordeeld om bewijsstukken van de waarde van de nalatenschap te overleggen en zich te onthouden van beschikkingshandelingen met betrekking tot bepaalde zaken.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet in staat was om aan de vorderingen van de eisers te voldoen, omdat zij niet langer als executeur van de nalatenschap fungeerde na de aanvaarding door de eisers onder het voorrecht van boedelbeschrijving. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af, omdat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat de gedaagde over de gevraagde informatie beschikte of dat er een dreiging bestond dat zij beschikkingshandelingen zou verrichten. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 91445 / HA ZA 08-213
Vonnis in incident van 7 mei 2008
in de zaak van
1. [eiser A]
wonende te Hoogeveen,
2. [eiser B],
wonende te [plaats],
eisers in conventie in de hoofdzaak,
eisers in conventie in het incident ,
verweerders in reconventie in het incident,
procureur mr. J.H. van den Sigtenhorst,
advocaat mr. P. Hoogerwerf te Hoogeveen
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats/gemeente],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in conventie het incident,
eiseres in reconventie in het incident ,
procureur mr. A.J. Zeyl,
advocaat mr. R.A.A. Geene te Assen.
Partijen zullen hierna ook [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure in conventie en in reconventie
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beslagstukken
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in incident, tevens incidentele eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in incident in reconventie
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1. De beide eisers zijn de kinderen van [moeder] en [vader], hierna respectievelijk ook moeder en vader te noemen. Op [1997] is moeder overleden. Zij was met vader in algehele gemeenschap van goederen getrouwd. Zij heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt.
2.2. Moeder is in haar testament niet afgeweken van de wettelijke regeling over de vererving van haar nalatenschap en heeft de kinderen en vader als haar enige erfgenamen achtergelaten. Zij heeft voorts aan vader legaten gemaakt van alle goederen van haar nalatenschap die hij zal verkiezen en van het vruchtgebruik van haar gehele nalatenschap. Bepaald is dat dit vruchtgebruik eindigt bij hertrouwen van de vruchtgebruiker.
2.3. Op 15 mei 2000 is vader hertrouwd met [gedaagde] onder het maken van huwelijkse voorwaarden.
2.4. Kort daarvoor op 11 mei 2000 heeft vader een testament gemaakt en daarin onder meer de kinderen tot zijn enige erfgenamen benoemd en aan [gedaagde] een legaat gemaakt van het vruchtgebruik van zijn gehele nalatenschap. Hij heeft met betrekking tot dit vruchtgebruik onder meer bepaald dat de vruchtgebruikster bevoegd is al de goederen die onder het vruchtgebruik vallen te vervreemden en te bezwaren of daarover op andere wijze te beschikken en deze te verteren. Hij heeft [gedaagde] benoemd tot zijn executeur en haar daarbij het recht van bezit toegekend en uitdrukkelijk bepaald dat zij als executeur bevoegd is tot feitelijke en juridische afgifte aan zichzelf van het gelegateerde vruchtgebruik.
2.5. Op 22 december 2004 heeft vader een aanvulling op dit testament gemaakt en onder meer bepaald dat [gedaagde] als vruchtgebruikster niet bevoegd is te beschikken over zijn oldtimers, alle voorwerpen die met jacht te maken hebben en alle voorwerpen met een militair karakter. Hij heeft verder bepaald dat in geval van intering op het vruchtgebruikvermogen geen vergoedingsplicht ontstaat ten laste van [gedaagde] als vruchtgebruikster, voor zover deze intering per kalenderjaar niet meer bedraagt dan een jaarlijks via indexering te verhogen bedrag van € 12.000,-- .
2.6. Vader is op [2007] overleden. De testamenten van 11 mei 2000 en 22 december 2004 zijn daardoor van kracht geworden. [gedaagde] heeft haar benoeming tot executeur aanvaard en aan zichzelf het (legaat van) het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap afgegeven.
2.7. Bij akte van deze rechtbank van 5 september 2007 hebben [eisers] de nalatenschap van hun vader aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving. [gedaagde] heeft niet kunnen aantonen dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden van de nalatenschap te voldoen. Daardoor moet de nalatenschap worden vereffend overeenkomstig de derde afdeling van titel zes van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek en is de taak van [gedaagde] als executeur geëindigd.
2.8. Op 24 december 2007 hebben [eisers] conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van [gedaagde] en hebben zij conservatoir beslag gelegd op roerende zaken ten laste van [gedaagde].
3. De vordering in conventie in het incident.
3.1. De kinderen Jonge vorderen
I. dat [gedaagde] bij vonnis zal worden veroordeeld om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eisers] af te geven:
a. een overzicht van alle activa en passiva van de nalatenschap van vader, voorzien van een door [gedaagde] ondertekende verklaring dat de nalatenschap verder niets omvat;
b. bewijsstukken van de waarde van alle activa en passiva van de nalatenschap per [2007], waaronder in ieder geval afschriften van alle rekeningen, taxatierapporten van de inboedelgoederen en de in beslag genomen zaken zoals opgenomen in het exploit van conservatoir beslag op roerende zaken van 24 december 2007;
c. specificaties van de diverse schulden;
d. bewijsstukken waaruit blijkt dat alle schulden die tot de nalatenschap behoren alsmede de kosten van de begrafenis- of crematiekosten zijn voldaan en de taxatie- en boedelkosten zijn voldaan en dat daarbij de gelden zijn aangewend die op grond van de begrafenisverzekering zijn uitgekeerd;
e. bewijsstukken waaruit blijkt dat alle zaken die onderhevig zijn aan het vruchtgebruik, deugdelijk zijn verzekerd;
II dat [gedaagde] bij vonnis zal worden bevolen zich te onthouden van beschikkingshandelingen ter zake van de zaken zoals opgenomen in het aanvullend testament;
een en ander met betrekking tot de vorderingen onder I en II op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding althans van een in goede justitie vast te stellen dwangsom voor elke dag dat [gedaagde] niet voldoet aan het gevorderde;
III. dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zal worden veroordeeld om aan [eisers] te betalen € 100.000,-- als voorschot op hun aandeel in de nalatenschap van hun moeder;
IV dat [gedaagde] zal worden veroordeeld in de kosten van het incident.
3.2. Aan deze vorderingen leggen [eisers] in het licht van de feiten de volgende stellingen ten grondslag. Zij hebben nooit geweten dat hun moeder bij testament over haar nalatenschap heeft beschikt. Pas na het overlijden van hun vader zijn zij bekend geraakt met de inhoud van haar testament en met de bepaling dat het vruchtgebruik, dat hun vader had van hun erfdelen, is geëindigd op de dag dat hij met [gedaagde] trouwde. Zij wensen nu dat een voorschot op deze erfdelen aan hen wordt uitgekeerd. Zij hebben geen inzicht in de omvang van de nalatenschap van hun vader. [gedaagde] dient stukken over te leggen waaruit de waarde van zijn nalatenschap valt af te leiden. Ook zijn zij niet op de hoogte of en tot welk bedrag bepaalde zaken toebehoren aan [gedaagde]. Ingevolge het testament van hun vader dienen alle schulden, kosten van de crematie of begrafenis, taxatiekosten en boedelkosten ten laste van zijn nalatenschap te worden voldaan. Zij hebben er geen kijk op of dit inderdaad is gebeurd en of [gedaagde] hiervoor een uitkering van een begrafenisverzekering heeft gebruikt. Volgens het testament van hun vader dienen de aan het vruchtgebruik onderworpen zaken behoorlijk verzekerd te zijn, bij gebreke waarvan zij bevoegd zijn een verzekering te sluiten op kosten van [gedaagde]. In dit licht dient [gedaagde] inzicht te geven of de zaken inderdaad genoegzaam verzekerd zijn. Ingevolge het aanvullend testament is [gedaagde] niet bevoegd beschikkingshandelingen te verrichten met betrekking tot de in die aanvulling genoemde zaken. [gedaagde] heeft dat echter wel gedaan.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop - zo nodig - in het hierna volgende zal worden ingegaan.
4. De vordering in reconventie in het incident.
4.1. [gedaagde] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis
primair:
de door [eisers] gelegde beslagen zal opheffen;
subsidiair:
[eisers] zal veroordelen de gelegde beslagen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis op te heffen, dit op straffe van een dwangsom van € 1.000.-- per dag voor iedere dag dat zij in gebreke blijven deze beslagen op te heffen;
[eisers] zal veroordelen in de kosten van het incident.
4.2. [gedaagde] legt aan deze vordering in het licht van de feiten de volgende stellingen ten grondslag. [gedaagde] heeft recht op een maandelijkse uitkering van € 1.000,-- uit het gelegateerde vruchtgebruik. Deze uitkering wordt geblokkeerd door het gelegde beslag. Bovendien dient [gedaagde] rekeningen te betalen die ten laste van de nalatenschap komen. [gedaagde] raakt door de beslagen in financiële problemen.
4.3. De [eisers] hebben gemotiveerd verweer gevoerd waarop - zo nodig - in het hierna volgende zal worden ingegaan.
5. De beoordeling in het incident in conventie
5.1. Het verweer van [gedaagde] dat de dagvaarding nietig is, zal worden gepasseerd. Op grond van artikel 111, tweede lid, sub d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient het exploot van dagvaarding onder meer de eis en de gronden daarvan te vermelden. De gronden van de eis zien op de feitelijke onderbouwing van hetgeen eiser vordert. In het onderhavige geval onderbouwen [eisers] hun vorderingen met de hiervoor onder 3.2 samengevat weergegeven feitelijke grondslagen. Derhalve hebben [eisers] voldaan aan het vereiste zoals gesteld in voormeld artikel.
5.2. Voor de beoordeling van de vordering is het volgende van belang. Door het overlijden van hun moeder op [1997] zijn [eisers] ieder gerechtigd geworden in de ontbonden huwelijksgemeenschap van hun ouders voor 1/6e deel en hun vader voor 2/3e deel. Gesteld noch gebleken is dat [eisers] en hun vader deze ontbonden huwelijksgemeenschap hebben verdeeld. Evenmin is gesteld of gebleken dat de door hun moeder aan hun vader gemaakte legaten (het keuzelegaat en het legaat van het vruchtgebruik van haar gehele nalatenschap) zijn afgegeven. Dat zij niet in kennis waren gesteld van het testament van hun moeder is niet relevant. Opgemerkt wordt dat zij na het overlijden van hun moeder op eenvoudige wijze via raadpleging van het Centraal Testamentenregister hadden kunnen onderzoeken of hun moeder een testament had gemaakt. Dat hebben zij kennelijk nagelaten. Vaststaat dat het beheer van de goederen van de ontbonden huwelijksgemeenschap tot zijn overlijden bij vader is gebleven. De [eisers] zijn als enige erfgenamen van hun vader thans gerechtigd tot zijn gehele nalatenschap. In een deel van het vermogen dat hun vader onder zich had zijn [eisers] gerechtigd als erfgenamen in de nalatenschap van hun moeder. Dat deel van het vermogen dat hun vader onder zich had behoort niet tot zijn nalatenschap en valt daardoor niet onder het aan [gedaagde] gelegateerde vruchtgebruik.
5.3. [gedaagde] is door de aanvaarding door [eisers] van de nalatenschap van hun vader onder het voorrecht van boedelbeschrijving op 7 september 2007 met ingang van die datum niet langer executeur. Vanaf die datum heeft zij in beginsel geen bevoegdheden of verplichtingen meer inzake de afwikkeling van de nalatenschap van haar echtgenoot. De [eisers] zijn uit hoofde van artikel 4:195 BW als erfgenamen vereffenaar en zijn gehouden de nalatenschap te vereffenen overeenkomstig afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 BW. Op grond van artikel 4:151 BW is [gedaagde] verplicht aan [eisers] over de periode dat zij executeur was, rekening en verantwoording af te leggen.
5.4. Aan [gedaagde] is het legaat van het vruchtgebruik van de nalatenschap afgegeven. Zij dient als vruchtgebruikster op grond van artikel 3:205 BW in tegenwoordigheid van of na behoorlijke oproeping van de kinderen De Jong een notariële beschrijving van de goederen die onder het vruchtgebruik vallen op te maken. Niet is gesteld of gebleken dat zij aan deze verplichting heeft voldaan.
5.5. De [eisers] hebben hun vorderingen onder I a-d niet gebaseerd op de verplichtingen van [gedaagde] die in de rechtsoverwegingen 5.3. en 5.4. zijn genoemd. Opgemerkt wordt dat het vorderingen betreft die bij de kantonrechter moeten worden ingesteld. Aangezien [gedaagde] buiten haar verplichtingen als gewezen executeur en als vruchtgebruikster niet gehouden is de onder I a-d gevorderde gegevens te verschaffen moet de vordering onder I a-d dan ook worden afgewezen. Hetzelfde lot treft de vordering I onder e. [gedaagde] heeft gesteld dat [vader] zijn spullen goed verzekerd had en dat zij deze verzekeringen wenst te continueren en De Jonge c.s. hebben geen feiten en/of omstandigheden genoemd op grond waarvan aan te nemen valt dat sprake is van het tegendeel.
5.6. De vordering onder II zal worden afgewezen. [gedaagde] heeft betwist dat zij over de onderhavige zaken heeft beschikt en [eisers] hebben niet aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] over deze zaken heeft beschikt. Zij hebben evenmin aannemelijk gemaakt dat de dreiging bestaat dat [gedaagde] dat gaat doen.
5.7. Ook de vordering onder III zal worden afgewezen. Weliswaar dient aan ieder van [eisers] het 1/6e onverdeeld aandeel in de ontbonden huwelijksgemeenschap van hun ouders dat geen deel uitmaakt van de nalatenschap van hun vader en daarmee ook niet onder het vruchtgebruik van [gedaagde] valt te worden afgegeven, maar de omvang daarvan moet nog nader worden vastgesteld. De omvang van dit 1/6e onverdeeld aandeel ten tijde van het overlijden van hun moeder op [1997] kan niet dienen ter onderbouwing van hun vordering onder III. Het gaat voor de beoordeling van deze vordering immers om de niet bekende actuele omvang van dit onverdeeld aandeel. Op grond van de stellingen van partijen op dit punt is het niet mogelijk deze omvang al was het maar bij benadering vast te stellen. Het ligt op de weg van [eisers] om als vereffenaars van de nalatenschap vast te stellen wat de omvang van dit 1/6e onverdeeld aandeel indertijd - op het moment van overlijden van hun moeder - was en wat de actuele omvang daarvan is en zo nodig afgifte daarvan te verlangen. Voor zover het aan [gedaagde] afgegeven vruchtgebruik zal blijken te rusten op goederen of gelden die aan [eisers] als erfgenamen van hun moeder behoren moet zij deze goederen of gelden aan hen afgeven.
5.8. Gelet op het voorgaande luidt de beslissing als volgt
6. De beoordeling in het incident in reconventie
6.1. Volgens artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient een beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Nu gelet op hetgeen hiervoor onder 5.7 is overwogen aannemelijk is geworden dat [eisers] een (geld)vordering hebben op [gedaagde] zullen de door hen gelegde conservatoire derdenbeslagen op de bankrekeningen niet worden opgeheven. Het door [eisers] gelegde conservatoire beslag op de roerende zaken zoals genoemd in de aanvulling van 22 december 2004 op het testament van [vader], zal evenmin worden opgeheven. [gedaagde] heeft niet gesteld dat zij hierbij belang heeft.
6.2. Gelet op het voorgaande luidt de beslissing als volgt.
7. Kostenveroordeling in het incident in conventie en in reconventie
Gelet op de aard van deze procedure zullen de kosten worden gecompenseerd in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
8. De beslissing
De rechtbank
in het incident
in conventie en in reconventie:
8.1. wijst de vorderingen af;
8.2. compenseert de kosten in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
8.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 4 juni 2008 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Lieber en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2008.