ECLI:NL:RBZUT:2008:BD7014

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91730 FA RK 08-274
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wijziging van kinderalimentatie in het kader van co-ouderschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 8 juli 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om wijziging van de kinderalimentatie in het kader van co-ouderschap. De man, verzoeker, heeft verzocht om de bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, geboren in 2001, te verlagen naar nihil, dan wel naar een door de rechtbank vast te stellen bedrag. De vrouw, verweerster, heeft verweer gevoerd en verzocht om de verzoeken van de man af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, aangezien de man en de vrouw inmiddels co-ouderschap uitoefenen en de zorg voor de minderjarige gelijkelijk verdelen. De rechtbank heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 656,-- per maand, rekening houdend met de extra kosten die co-ouderschap met zich meebrengt. De rechtbank heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de man een bijdrage van € 238,-- per maand aan de vrouw dient te voldoen. De rechtbank heeft de ingangsdatum van deze wijziging vastgesteld op 1 september 2007, het moment waarop de vrouw samenwoonde met een nieuwe partner, waardoor haar recht op partneralimentatie is komen te vervallen. De rechtbank heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot nihilstelling van de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Familie
Zaaknummer: 91730 FA RK 08-274
beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 8 juli 2008
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker, verder te noemen de man,
procureur: mr. E.F.E. van Essen,
tegen
[verweerster],
wonende te [plaats],
verweerster, verder te noemen de vrouw,
procureur: mr. S.W.F. Rouwette.
Het procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 7 februari 2008;
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 2 april 2008;
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 8 april 2008;
- de brief met bijlagen van mr. Van Essen van 30 mei 2008;
- de brief met bijlagen van mr. Rouwette van 3 juni 2008;
- de brief met bijlagen van mr. Van Essen van 5 juni 2008;
- het faxbericht met bijlagen van mr. Rouwette van 9 juni 2008;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 10 juni 2008.
De feiten
Uit het huwelijk van partijen is het navolgende minderjarige kind geboren:
[minderjarige], geboren op [2001] te [plaats].
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 februari 2003 is tussen de man en de vrouw de echtscheiding uitgesproken, die op 11 maart 2003 is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand van de gemeente Apeldoorn.
Tevens is in deze beschikking bepaald dat de man ten behoeve van voornoemde minderjarige een onderhoudsbijdrage dient te voldoen van € 347,-- per maand en een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw ter hoogte van € 148,-- per maand.
Tussen partijen is langere tijd geleden reeds overeengekomen dat de man alleen de bijdrage in de kosten van de minderjarige.
Het verzoek
De man verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat
- de bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 1 mei 2007, althans vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift, wordt gesteld op nihil, althans op een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
- de bijdrage in de kosten voor levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 mei 2007, althans vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift, wordt gesteld op nihil, althans op een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen.
Hij stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. De man neemt reeds gedurende langere tijd de opvoeding en verzorging van [minderjarige] voor de helft voor zijn rekening. Feitelijk is er derhalve sprake van co-ouderschap. De uitgangspunten voor de verdeling van de bijdrage in de behoefte van de minderjarige zijn daarmee niet meer actueel en stemmen niet overeen met hetgeen bij beschikking is bepaald dan wel bij convenant is vastgelegd. Voorts zijn de financiële omstandigheden van de man gewijzigd. Om die reden beschikt de man niet langer over voldoende draagkracht om de bij de beschikking vastgestelde bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te kunnen voldoen.
Het verweer
De vrouw verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de verzoeken van de man worden afgewezen, dan wel een zodanige bijdrage te bepalen als de rechtbank in goede justitie meent te moeten vaststellen.
Zij stelt dat zij sinds 1 september 2007 samenwoont met een nieuwe partner en dat uit dien hoofde het recht op partneralimentatie van rechtswege is komen te vervallen. De vrouw erkent dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, maar is van mening dat de behoefte van [minderjarige] en de draagkracht van beide partijen, ook bij het huidige co-ouderschap, geen aanleiding geven tot wijziging van de eerder vastgestelde bijdrage in de kosten van de minderjarige.
De beoordeling
Nu vaststaat dat de vrouw sinds 1 september 2007 samenwoont met een nieuwe partner als ware zij gehuwd, is het recht op partneralimentatie van rechtswege komen te vervallen. Aan een nihilstelling wordt om die reden niet toegekomen. Een andere grondslag voor nihilstelling dan de samenwoning is niet aangevoerd, zodat de man in het verzoek de partneralimentatie met ingang van 1 mei 2007 op nihil te stellen niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Gebleken is dat ten tijde van de vaststelling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, de vrouw tweederde deel van de zorg voor [minderjarige] voor haar rekening nam en de man eenderde deel. Nu de man en de vrouw thans beiden voor de helft de zorg voor haar op zich nemen en er derhalve feitelijk sprake is van co-ouderschap, is dit een relevante wijziging van omstandigheden die een onderzoek naar de behoefte en de draagkracht noodzakelijk en gerechtvaardigd maakt.
Partijen zijn verdeeld over de behoefte van [minderjarige] en over de mate waarin ieder van hen dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding.
De behoefte van de minderjarige is destijds vastgesteld op € 520,--. Geïndexeerd levert dit thans een behoefte op van € 565,68. De rechtbank zal dan ook met deze behoefte rekening houden, nu de inzichten van partijen inzake de kosten van [minderjarige] verschillen en zij, behalve ten aanzien van de kosten van het spaarplan ad € 50,-- per maand en van de sport/dans ad
€ 25,-- per maand, geen overeenstemming hebben omtrent de verdeling van de kosten. De man heeft zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat hij reeds in de helft van de behoefte van [minderjarige] voorziet, doordat zij de helft van de tijd bij hem verblijft. Daarbij gaat de man er echter aan voorbij dat de behoefte van [minderjarige] naast eten, drinken, kleding en energielasten ook andere aspecten betreft. Dat de man ook de helft van alle andere kosten betaalt, is niet gebleken, en de vrouw wenst dit ook niet, zodat niet gezegd kan worden dat de behoefte van [minderjarige] in de tijd waarin zij bij de vrouw verblijft slechts de helft van de totale behoefte beslaat. In beginsel dienen beide ouders naar draagkracht in de totale behoefte van de minderjarige te voorzien. De rechtbank zal daarom een vergelijking van ieders draagkracht maken.
Ter beoordeling van de draagkracht van de man rekent de rechtbank volgens de tarieven die gelden voor de eerste helft van 2008 in box 1 (inkomsten uit werk en woning) - op grond van de overgelegde bescheiden, met name de salarisspecificaties over de maanden januari tot en met april 2008 en het onderzoek ter terechtzitting - met een bruto jaarinkomen van € 46.306,-- bestaande uit het salaris van € 3.573,-- per maand, te vermeerderen met 8 % vakantiegeld.
Rekening houdend met alles op jaarbasis - de inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage in de zorgverzekeringswet van € 2.248,--, het eigen woningforfait ad € 756,--, de hypotheekrente ad € 6.725 ,--, de algemene heffingskorting ad € 2.074,--, de arbeidskorting ad € 1.443,--, de combinatiekorting van € 112,-- en de inkomensheffing ad € 12.759,-- berekent de rechtbank het besteedbare maandinkomen van de man op afgerond € 2.982,--.
Bij het bepalen van het draagkrachtloze inkomen van de man is de rechtbank uitgegaan van de bijstandsnorm voor een alleenstaande van € 882,-- per maand. De rechtbank houdt het ervoor houdt dat de partner van de man in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, omdat de man onvoldoende heeft aangetoond dat dit niet het geval is. Voorts heeft de rechtbank in mindering gebracht de wooncomponent van € 200,-- en de navolgende, door de vrouw niet betwiste lasten op maandbasis:
- de hypotheekrente ad € 560,42;
- de hypothecaire aflossing/de premie levensverzekering ad € 30,47;
- de helft van het forfait overige eigenaarslasten ad € 47,50;
- de totale premie Zorgverzekeringswet ad € 270,83, zijnde de basis- en aanvullende premie ad € 125,-- vermeerderd met de inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage ad € 187,33 en het verplichte eigen risico ad € 12,50 per maand, verminderd met het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW ad € 54,-- per maand;
- de premie begrafenisverzekering ad € 13,-- per maand.
Geen rekening heeft de rechtbank gehouden met de door de man opgevoerde premies voor lijfrenten, omdat het door de vrouw ingenomen standpunt dat deze vermogensvormend zijn, niet door de man is betwist.
De rechtbank houdt - in het kader van een eerlijke vergelijking - op deze plaats geen rekening met de kosten van de omgangsregeling, nu [minderjarige] de helft van de tijd bij de man verblijft en de helft van de tijd bij de vrouw.
Van de draagkrachtruimte is 60 % beschikbaar voor alimentatie. Aldus gerekend en rekening houdend met het belastingvoordeel dat de man heeft wegens alimentatiebetaling, heeft de man ruimte voor een bedrag van € 875,-- per maand.
Ter beoordeling van de draagkracht van de vrouw rekent de rechtbank volgens de tarieven van de eerste helft van 2008 in box 1 (inkomsten uit werk en woning) - op grond van de overgelegde bescheiden, met name de jaaropgave 2007 - en het onderzoek ter terechtzitting - met een bruto jaarinkomen van € 29.831,--, inclusief vakantiegeld.
Rekening houdend met alles op jaarbasis- het eigen woningforfait ad € 497,--, de hypotheekrente ad € 4.918,--, de kindertoeslag ad € 994,--, de algemene heffingskorting ad € 2.074,--, de arbeidskorting ad € 1.443,-- de combinatiekorting ad € 112,-- en de inkomensheffing ad € 5.555,--, berekent de rechtbank het besteedbare maandinkomen van de vrouw op afgerond € 2.168,-- ( € 26.017,-- per jaar).
Bij het bepalen van zijn draagkrachtloos inkomen is de rechtbank uitgegaan van de bijstandsnorm voor een alleenstaande van € 882,-- per maand minus de wooncomponent van € 200,-- en van de navolgende lasten op maandbasis:
- de hypotheekrente ad € 409,80;
- de helft van het forfait overige eigenaarslasten ad € 47,50;
- de totale premie Zorgverzekeringswet ad € 241,62, zijnde de basis- en aanvullende premie ad € 115,12 vermeerderd met de (herberekende) inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage ad € 168,-- en het verplichte eigen risico ad € 12,50 per maand, verminderd met het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW ad € 54,-- per maand;
- de premie begrafenisverzekering ad € 12,-- per maand.
Van de draagkrachtruimte is 60 % beschikbaar voor alimentatie. Aldus gerekend heeft de vrouw ruimte voor een bedrag van € 427,-- per maand voor de minderjarige.
Bij de vergelijking van ieders voor alimentatie beschikbare ruimte, afgezet tegen de behoefte van de minderjarige, zal de rechtbank in navolging van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 augustus 2008, RFR 2008/3, de totale bijdrage van de ouders in de kosten van de minderjarige verhogen met 16 %, nu zeker in de situatie van co-ouderschap beide ouders voldoende grote woonruimte dienen te hebben voor het verblijf van de minderjarige bij hen. Dit beïnvloedt weliswaar niet de behoefte, maar wel de totale kosten van de ouders voor de minderjarige. Aldus gerekend dient een bedrag van in totaal (afgerond) € 656,-- per maand te worden gedekt. Gelet op de hiervoor berekende beschikbare bedragen, dragen de man en de vrouw naar rato van ieders draagkracht bij in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige kind van partijen, als de man in de totale behoefte bijdraagt met een bedrag van € 440,86 per maand. Op dit bedrag mag de man de door hem betaalde woonkosten van 16 % (oftewel € 90,50) in mindering brengen, en daarnaast een bedrag van € 5,-- per dag dat de minderjarige bij hem verblijft, oftewel € 75,-- per maand. Daarnaast acht de rechtbank het redelijk dat de man ook de kosten van sport en dans en van sparen van in totaal € 37,50, die geacht kunnen worden in de behoefte van € 656,-- opgenomen te zijn, die hij met instemming van de vrouw voldoet in mindering kan brengen op het door hem aan de vrouw te betalen bedrag. Per saldo resteert een bedrag van € 238,-- per maand dat de man aan de vrouw dient te voldoen.
Voormeld bedrag is naar het oordeel van de rechtbank dan ook in overeenstemming met de wettelijke maatstaven en zal zij toewijzen.
Ten aanzien van de ingangsdatum van de wijziging overweegt de rechtbank dat het in beginsel redelijk is dat de wijziging ingaat vanaf het moment dat [minderjarige] feitelijk de helft van de tijd bij de man is gaan verblijven. Kennelijk is dit rond mei 2007 geweest. De man heeft de vrouw ook reeds in april 2007 laten weten dat hij een wijziging wenste, zodat zij daarmee vanaf mei 2007 ook rekening had kunnen houden. De draagkrachtvergelijking die is toegepast en die leidt tot de verlaging van het aandeel van de man in de kosten van [minderjarige] houdt echter rekening met de mogelijkheid van de vrouw de kosten van de woning met haar nieuwe partner te delen. Dit is pas sinds augustus of september 2007 het geval. Om die reden zal de rechtbank de wijziging laten ingaan per 1 september 2007.
Derhalve wordt beslist als na te melden.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot nihilstelling van de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw;
wijzigt de bij beschikking van deze rechtbank van 26 februari 2003 bepaalde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige], geboren op [2001] te Apeldoorn, en stelt deze met ingang van 1 september 2007 vast op een bedrag van € 238,-- (tweehonderdachtendertig euro) per maand;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.