ECLI:NL:RBZUT:2008:BF7622
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding met in Rusland wonende wederpartij; betekening en rechtsmacht
In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 8 oktober 2008 uitspraak gedaan in een echtscheidingsverzoek van een man met de Nederlandse nationaliteit, die was getrouwd met een vrouw met de Russische nationaliteit. Het verzoekschrift was tijdig betekend aan de officier van justitie, maar de aanvraag tot betekening aan de centrale autoriteit van de Russische Federatie werd pas meer dan een jaar later ingediend. Na zes maanden zonder bericht van de centrale autoriteit, kon niet worden vastgesteld of de betekening correct had plaatsgevonden. De rechtbank heeft echter, op basis van artikel 10 van de Uitvoeringswet Haags Betekeningsverdrag 1965, besloten om toch een beslissing te geven op het verzoek. De rechtbank oordeelde dat aan de voorwaarden voor een beslissing was voldaan, aangezien het verzoekschrift op de juiste wijze was verzonden en er geen bewijs van betekening was ontvangen.
De man verzocht om toepassing van Nederlands recht op de echtscheiding, wat niet werd betwist door de vrouw. De rechtbank concludeerde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had, omdat de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten in Nederland was en een van hen nog steeds in Nederland verbleef. De rechtbank sprak de echtscheiding uit en bepaalde dat partijen, na inschrijving van de beschikking in de registers van de Burgerlijke Stand, moesten overgaan tot verdeling van de gemeenschap ten overstaan van een notaris. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de beslissing omtrent de echtscheiding.