ECLI:NL:RBZUT:2009:BI0638
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.G. de Jong
- W.H. Westhuis
- R. Feunekes
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het tweede wrakingsverzoek in de Puttense zaak
In de zaak van het tweede wrakingsverzoek van de verdachte in de Puttense zaak, heeft de rechtbank Zutphen op 9 april 2009 uitspraak gedaan. De wrakingskamer verklaarde het verzoek van de verdachte niet-ontvankelijk. De verdachte had eerder, op 4 februari 2009, een wrakingsverzoek ingediend, maar dit was op 6 februari 2009 afgewezen. De verdachte stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herhaald verzoek rechtvaardigden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De wrakingskamer concludeerde dat de verdachte niet had aangetoond dat er relevante nieuwe informatie was die na het eerste verzoek bekend was geworden, zoals vereist door artikel 513, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De procedure begon met het verzoek van de verdachte om de rechtbank te wraken, waarbij hij de rechters in de meervoudige strafkamer aanvoerde. De verdediging had eerder verzocht om voeging van stukken aan het dossier, maar dit verzoek was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eerdere afwijzing van het verzoek om stukken toe te voegen, geen nieuwe feiten of omstandigheden opleverde die een herhaald wrakingsverzoek rechtvaardigden. De wrakingskamer benadrukte dat de verdachte niet had aangetoond dat de rechters partijdig waren of dat hun onpartijdigheid in het geding was.
De rechtbank besloot dat de procedure in de strafzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om het verzoek van de officier van justitie om toekomstige wrakingsverzoeken van de verdachte niet in behandeling te nemen, te honoreren, aangezien er geen bewijs was van misbruik van deze bevoegdheid door de verdachte.