ECLI:NL:RBZUT:2011:BR0617

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/950831-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Troost
  • A. Heenk
  • J. van der Mei
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing in strafzaak tegen verdachte A met betrekking tot voorlopige hechtenis en onderzoekswensen

Op 6 juli 2011 heeft de Rechtbank Zutphen een tussenbeslissing genomen in de strafzaak tegen verdachte A, die samen met twee anderen wordt beschuldigd van een overval op een supermarkt en juwelier in Ermelo. Tijdens de zitting op 29 juni 2011 heeft de raadsman van verdachte A verschillende onderzoekswensen ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ernstige bezwaren met betrekking tot het eerste feit, de overval op de juwelier, niet langer bestaan. Dit betekent dat dit feit niet meer kan dienen als grond voor de voorlopige hechtenis van verdachte A.

Desondanks heeft de rechtbank vastgesteld dat er nog steeds ernstige bezwaren bestaan ten aanzien van het tweede feit, de overval op de Plus supermarkt. Het verzoek van de verdediging om de voorlopige hechtenis op te heffen is afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig zijn. Ook het verzoek om de voorlopige hechtenis te schorsen is afgewezen, omdat dit niet in overeenstemming zou zijn met de redenen voor de voorlopige hechtenis.

De rechtbank heeft daarnaast besloten dat de processen-verbaal van de getuigenverhoren in de zaken van de medeverdachten B en C zullen worden gevoegd in het dossier van verdachte A. Dit is gedaan om een doelmatige procesvoering te waarborgen. De rechtbank heeft de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris, zodat het onderzoek kan worden voortgezet. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. Banga, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950831-10
Uitspraak d.d. 6 juli 2011
Tegenspraak / dip
TUSSENBESLISSING
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats, 1975],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in PI Arnhem “De Berg” te Arnhem.
Raadsman mr. N. van Schaik te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 29 juni 2011. Deze (regie)zitting was onder andere gepland om de procesdeelnemers in de gelegenheid te stellen mogelijke onderzoekswensen en eventuele andere verzoeken aan de orde te stellen.
Onderzoeksvraag
De raadsman heeft een (onderzoeks)wens voorgelegd.
Nader onderzoek zendmastgegevens
De rechtbank zal niet nader hoeven te beslissen op het verzoek van de raadsman met betrekking tot het toevoegen aan het dossier van het volledige histo-overzicht van het nummer 06-45040819 op de datum van 10 september 2010, alsmede een overzicht van alle zendmasten die zich bevinden in een straal van 3 kilometer rond de Christiaan de Wetstraat in Amsterdam nu de officier van justitie ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat zij alsnog zal onderzoeken of deze gegevens beschikbaar zijn en verstrekt kunnen worden.
Opheffen/ schorsen voorlopige hechtenis
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen nu er geen sprake is van ernstige bezwaren tegen verdachte. De raadsman heeft de rechtbank subsidiair verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen in verband met persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het verzoek met betrekking tot de opheffing van de voorlopige hechtenis nu er ernstige bezwaren jegens verdachte zijn en tegen het verzoek betreffende de schorsing van de voorlopige hechtenis omdat het maatschappelijk belang zich daartegen verzet.
De rechtbank is van oordeel dat de ernstige bezwaren ten aanzien van het onder 1. aan verdachte tenlastegelegde feit, namelijk de overval op juwelier te Ermelo, niet langer jegens verdachte bestaan. Dit feit kan derhalve niet langer ten grondslag liggen aan de voorlopige hechtenis.
Wel acht de rechtbank thans nog de gronden en ernstige bezwaren aanwezig ten aanzien feit 2 (de overval op de Plus supermarkt). Derhalve wordt afgewezen het verzoek van de verdediging tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Het verzoek tot het schorsen van de voorlopige hechtenis wijst de rechtbank af nu een schorsing zich naar het oordeel van de rechtbank niet verdraagt met de gronden voor de voorlopige hechtenis.
Ambtshalve beslissing met betrekking tot de getuigenverhoren
Om redenen van een doelmatige procesvoering zal de rechtbank bepalen dat de processen-verbaal van de in de zaak van deze verdachte te houden en gehouden getuigenverhoren worden gevoegd in de dossiers van de medeverdachten [verdachte B] en [verdachte C]. In de zaken van die medeverdachten wordt bij tussenbeslissing van heden bepaald dat de processen-verbaal van de in die zaken te bevelen en gehouden getuigenverhoren worden gevoegd in het dossier van verdachte [verdachte A].
Deze beslissing brengt mee dat de rechter-commissaris verzocht wordt te bevorderen dat de raadslieden van de medeverdachten in de gelegenheid worden gesteld de in de zaak van deze verdachte reeds eerder opgedragen verhoren bij te wonen en die getuigen zonodig vragen te stellen, terwijl de raadsman van verdachte in de gelegenheid zal worden gesteld de verhoren in de zaken van die medeverdachten bij te wonen en vragen te stellen.
Beslissing
De rechtbank:
• stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, opdat hij het reeds aangevangen onderzoek naar aanleiding van eerdere onderzoekswensen kan voortzetten en kan doen wat hem in deze zaak overigens dienstig voorkomt;
- bepaalt dat de processen-verbaal van de getuigen-verhoren die in deze zaak hebben plaatsgevonden worden gevoegd in de dossiers van de medeverdachten [verdachte B] en [verdachte C];
- bepaalt dat de bij de rechter-commissaris afgelegde (getuigen)verklaringen in de zaken van de medeverdachten [verdachte B] en [verdachte C] worden gevoegd in het dossier van verdachte;
• bepaalt dat het onder 1. aan verdachte tenlastegelegde feit niet langer ten grondslag ligt aan de voorlopige hechtenis;
• bepaalt dat de gronden en de ernstige bezwaren ter zake het onder 2 aan verdachte ten laste gelegde feit thans nog aanwezig zijn;
• wijst de verzoeken met betrekking tot het opheffen, dan wel schorsen van de voorlopige hechtenis af;
Deze beslissing is gegeven door mrs. Troost, voorzitter, Heenk en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Banga, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juli 2011.