ECLI:NL:RBZUT:2011:BU7190

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940022-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Valderen
  • Kleinrensink
  • A. Aufderhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een softdrugsdealer en smokkelaar voor drugstransporten naar Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 december 2011 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in softdrugs. De verdachte, geboren in 1980 en woonachtig in Doetinchem, werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van hennep en hashish, alsook van het verkopen en verstrekken van deze middelen aan verschillende personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2008 tot en met 30 september 2009, samen met anderen, meermalen grote hoeveelheden hennep en hashish naar Duitsland heeft vervoerd. Dit gebeurde onder andere naar Oberhausen en Bocholt. De verdachte werd ook beschuldigd van het verkopen van meer dan 30 gram hennep aan verschillende personen vanuit zijn woning en andere locaties in Doetinchem en Winterswijk.

Tijdens de rechtszitting op 23 november 2011 zijn verschillende getuigen gehoord, die verklaringen hebben afgelegd over de betrokkenheid van de verdachte bij de drugstransporten. De rechtbank oordeelde dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden, met name het feit dat de verdachte betrokken zou zijn geweest bij het transport van hennep naar Dresden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit onderdeel van de aanklacht. Echter, de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de andere feiten, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 105 dagen, alsook een werkstraf van 100 uur. Daarnaast werd er een ontneming opgelegd van €3.037,50 wegens illegaal verkregen voordeel. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, maar concludeerde dat de verdachte een aanzienlijke bijdrage had geleverd aan de drugshandel, wat schadelijk is voor de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940022-10
Uitspraak d.d.: 7 december 2011
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1980],
wonende te [adres],
raadsvrouw: mr. C.T.B.J. Libosan-Besjes, advocaat te Heumen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
A.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2008 tot en met
30 september 2009 te Doetinchem en/of Winterswijk en/of Ulft en/of (elders)
in Nederland en/of in Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
(meermalen) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft
gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, (telkens) een grote
hoeveelheid (van meer dan 500 gram), in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd (hashish) en/of hennep, zijnde hashish en/of hennep (telkens) een
middel(en) vermeld op de bij die wet behorende lijst II,
immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
althans alleen, (telkens) opzettelijk
-(meermalen) op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2008
tot en met 28 februari 2009 (telkens) ongeveer een kilo, althans 500 gram
hennep en/of hashish, althans enige hoeveelheid hennep en/of hashish, in een
(of meer) auto('s) naar Oberhausen vervoerd/gebracht en/of (door [naam A] en/of [naam B] en/of [naam C]) laten vervoeren/brengen;
-(meermalen) op tijdstippen in of omstreeks januari 2009 (telkens)
hoeveelheden hashish en/of hennep (in totaal ongeveer zes kilo hashish en/of
vijf kilo hennep), in een (of meer) auto('s) naar Bocholt en/of Berlijn
vervoerd/gebracht en/of (door [naam D] en/of [naam E] en/of [naam F])
laten vervoeren/brengen;
-op tijdstippen in of omstreeks januari 2009 en/of in of omstreeks de periode
van juli tot en met september 2009, (telkens) meerdere kilo's, althans enige
hoeveelheid hennep in een (of meer) auto('s) door [naam E] naar Dresden
laten vervoeren/brengen;
en/of
B.
hij in of omstreeks april 2009 te Doetinchem en/of Winterswijk en/of Ulft
en/of (elders) in Nederland en/of in Duitsland tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 200 gram, in elk geval een
hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij die wet
behorende lijst II,
immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
althans alleen, opzettelijk die hennep door [naam G] (in een auto) naar
Oberhausen laten vervoeren/brengen;
2.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2008 tot en met
16 oktober 2009 te Doetinchem en/of Winterswijk en/of Ulft en/of (elders) in
Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [naam E] en/of [naam A] en/of [naam B] en/of [naam C] en/of [naam H] en/of
[naam G] en/of [naam I] en/of [naam J] en/of [naam K]
en/of [naam L] en/of [naam M] en/of [naam N] en/of een of
meer ander(e) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) (vanuit (een) pand(en) aan de
[adres A] te Doetinchem en/of de [adres B] te Doetinchem en/of de
[adres C] te Winterswijk en/of de [adres D] te Winterswijk) en/of
vervoerd (naar (een) pand(en) aan de [adres B] te Doetinchem en/of de
[adres C] te Winterswijk en/of de [adres D] te Winterswijk en/of de
[adres D] te Ulft)
in elk geval opzettelijk (in (een) pand(en) aan de [adres A] te
Doetinchem en/of de [adres B] te Doetinchem en/of de [adres E] te
Doetinchem en/of de [adres C] te Winterswijk en/of de [adres D] te
Winterswijk en/of de [adres D] te Ulft) aanwezig heeft gehad,
hoeveelheden, in elk geval (in totaal) een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 1, onder B ten laste gelegde heeft gepleegd. Verdachte dient hiervan dan ook te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 1, onder A en het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gesteld dat op grond van de verklaringen het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit de verklaringen blijkt dat verdachte onder meer betrokken was bij de drugstransporten naar Duitsland. De afgelegde verklaringen stemmen op onderdelen met elkaar overeen. De verschillen in de verklaringen zijn te verklaren en maken de verklaringen niet onbetrouwbaar.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 1, onder A en B ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte dient hiervan dan ook te worden vrijgesproken. Hiertoe is aangevoerd dat de getuigenverklaringen niet met elkaar overeenstemmen en dat niet is gebleken dat verdachte opdracht heeft gegeven tot de transporten. Uit de verklaringen blijkt dat [naam O] de man achter de uitvoer van wiet naar Duitsland was, betrokkenen handelden in zijn opdracht. Voor betrokkenheid van verdachte bij het vervoer of brengen van wiet naar Duitsland is in het dossier geen bewijs aanwezig. Voor het laten vervoeren of brengen bestaat geen overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat uit de aanwezige bewijsmiddelen slechts blijkt dat verdachte op beperkte schaal wiet heeft verstrekt/verkocht.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1, onder B
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 1, onder B ten laste gelegde heeft gepleegd,met name ook omdat door [naam G] enige betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde wordt tegengesproken De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Feit 1, onder A
Door [naam A] is onder meer het volgende verklaard.
[naam A] heeft drie of vier keer telkens ongeveer een kilo wiet naar Duitsland gebracht, omgeving Oberhausen.2
[naam O], wonende op de [adres D] in Ulft, heeft aan [naam A] gevraagd of hij wiet naar Duitsland wilde brengen. [naam A] moest de wiet ophalen bij een vriend van [naam O], op het [adres F] te Doetinchem, aan de [adres A]. Daar woonde [verdachte]. Als [naam A] de wiet kreeg, kreeg hij ook een briefje mee. Op dat briefje stond precies wat [naam A] moest ontvangen van de afnemers in Duitsland en de route. [naam A] kreeg twee soorten wiet mee, namelijk Haze en Power Plant. Samen met [naam B] reed [naam A] naar het vaste adres in Duitsland. Voorbij Oberhausen reden ze naar een appartement en daar vond de transactie plaats. Na 2 tot 3 uur waren zij klaar en stonden ze weer voor de deur bij [verdachte], waar [naam O] was. Binnen werden [naam A] en [naam B] uitbetaald. Dit speelde zich af in november 2008.3
In totaal is [naam A] samen met [naam B] voor [naam O] drie keer naar Duitsland gereden. Hij heeft daarbij ongeveer 3 kilo aan wiet buiten het Nederlands grondgebied gebracht.4
Door [naam B] is onder meer het volgende verklaard.
Eind 2008 heeft [naam A] geregeld dat [naam B] samen met [naam A] drugs zou vervoeren naar Duitsland. [naam A] vertelde [naam B] dat hij dit deed voor [verdachte] en [naam O].5
Samen met [naam A] is [naam B] naar een adres gereden op het [adres F]. [verdachte] zou daar wonen. In de woning waren onder andere [verdachte] en [naam O] aanwezig. Op de tafel stond één tas met twee kleine tasjes erin. [naam B] meent dat er ongeveer een halve kilo wiet in zat. [naam B] en [naam A] kregen een TomTom mee met een adres in Duitsland, in de buurt van Oberhausen. [naam A] en [naam B] namen de wiet mee in de auto. Het kan zijn dat de eerste keer [naam O] voorop reed om de weg te wijzen.6
In Duitsland in de buurt van Oberhausen moesten ze op een parkeerplaats wachten tot een Duitse jongen ze meenam naar een appartement, waar de tas met wiet werd afgeleverd. [naam B] is de eerste keer niet het appartement binnen geweest. Een andere keer is hij samen met [naam C] en [naam A] het appartement binnengeweest. Met het geld en de niet afgenomen wiet gingen ze terug naar Nederland. Dit brachten zij naar [verdachte] op de [adres F]. Het geld en wiet werd aan [verdachte] en [naam O] gegeven.7
[naam B] is in totaal drie tot vier keer de grens over geweest om samen met [naam A] voor [verdachte] en [naam O] wiet naar Duitsland te brengen. [naam C] was daar ook twee keer bij.8
[naam A] en [naam B] werden eind 2008, begin 2009 gebeld door [naam O]. Hij vroeg of ze een transport wiet naar Duitsland wilden doen. De wiet moest naar hetzelfde adres in Duitsland als de eerste keer. Samen met [naam A] en [naam C] is hij naar het huis gereden van [verdachte]. [naam O] en [verdachte] hebben hun in de woning wiet gegeven. Samen met [naam C] en [naam A] is [naam B] naar Duitsland gegaan. Ze zijn naar dezelfde parkeerplaats in Oberhausen gegaan. Nadat ze het geld voor de wiet hadden ontvangen zij ze weer naar Nederland gereden. In de woning van [verdachte] hebben zij het geld afgegeven aan [verdachte] en [naam O].9
Door [naam D] is onder meer het volgende verklaard.
[naam D] is met [naam E] omstreeks 6 januari 2009 naar Berlijn gereden. Daar hebben zij een kilo hasj verkocht.10 Ongeveer anderhalve dag nadat hij [naam E] had gezien kwam [naam E] weer in Bocholt. [naam E] had op dat moment tien kilo drugs bij zich, vijf kilo hasj en vijf kilo nederwiet.11 [naam D] is op zoek gegaan naar een persoon om de drugs aan te verkopen. [naam D] heeft een kilo wiet kunnen verkopen voor € 4.200,--. De hasj kon hij niet verkopen. [naam E] belde naar [naam D] en vertelde dat hij een kilo hasj en wiet had achtergelaten voor [naam E]. 's Avonds kwam men de kilo wiet ophalen. Dezelfde avond kreeg [naam D] een telefoontje van [naam O]. Het werd [naam D] toen duidelijk dat [naam O] de leverancier was van de vijf kilo wiet en vijf kilo hasj. [naam O] vertelde dat de drugs van hem en [verdachte] afkomstig waren.12
Door [naam E] is onder meer het volgende verklaard.
[naam E] is een keer met [naam D] naar Berlijn gereden. Daar heeft hij marihuana afgeleverd. [naam E] heeft dit gedaan omdat hij onder druk was gezet door [verdachte] en [naam O].13
Begin 2009 is [naam E] met [naam D] naar Berlijn gereden. Hierna zijn [naam D] en [naam E] een tweede keer naar Berlijn gegaan. De tweede keer waren [naam F] en [naam O] ook in Berlijn. In de auto lagen twee sporttassen. Het was [naam E] duidelijk dat er drugs in zaten. Door [naam O] werd [naam E] gedreigd dat hij samen met [naam D] de hasjiesj en marihuana moesten verkopen. 's Ochtends is [naam E] alleen terug gegaan naar Nederland. [naam E] is naar het huis van [verdachte] in Doetinchem aan de [adres A] gereden. [verdachte] wilde dat hij [naam E] weer naar Berlijn reed om [naam O], [naam D] en [naam F] op te halen. [naam E] heeft de drie personen weer opgehaald.14
Bij de rechter-commissaris heeft [naam E] nog het volgende verklaard.
In januari 2009 heeft [naam E] met [naam D] een kilo hash naar Berlijn gebracht. De tweede keer hebben [naam D] en [naam E] 5 kilo hash en 5 kilo wiet naar Berlijn gebracht. Dat was ook samen met [naam D] en met [verdachte] en [naam O]. Het tweede transport was ook in januari 2009.
Het eerste transport heeft [naam E] samen met [naam D] gedaan. Het initiatief kwam van [verdachte] en [naam O]. De kilo hash kwam van [verdachte] en/of [naam O]. De drugs zijn door [naam E] bij [verdachte] of [naam O] op de pof meegenomen. De drugs zijn door [naam D] verkocht.
Op 11 januari 2009 vond er opnieuw een transport plaats. Dat deed hij samen met [naam D]. Bij dit transport waren [naam D], [naam O], [verdachte] en [naam E] betrokken. Het betrof de transport van vijf kilo hash en vijf kilo weed. De drugs waren door [naam O] en/of [verdachte] in de auto geladen. [naam D] en [naam E] zijn met de drugs naar Berlijn gereden. De drugs werd in Berlijn niet gelijk verkocht.15
Ten aanzien van het transport naar Dresden overweegt de rechtbank het volgende. Door de rechter-commissaris is [naam E] gevraagd naar dit transport. Door [naam E] wordt is bij herhaling, zowel bij de politie als tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris, verklaard dat hij niet wist wat er in de tas zat.16 Het feit dat [naam E] het vermoeden had dat er drugs in de tas zaten kan niet tot bewijs van het ten laste gelegde dienen. Nu er voor het overige ook geen bewijs voorhanden is voor het onder het transport van hennep naar Dresden zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 2
In aanvulling op de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen neemt de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit eveneens de volgende bewijsmiddelen mee.
Door [naam E] is onder meer het volgende verklaard.
In de periode augustus / december 2008 heeft [naam E] meerdere malen op de pof joints bij [verdachte] gekocht.17 Bij het introduceren van [naam D] bij [verdachte] had [naam E] al eens wiet bij [verdachte] gekocht.18
Door [naam I] is onder meer het volgende verklaard.
In maart 2009 is [naam I] in contact gekomen met [naam P]. [naam P] was op dat moment samen met [verdachte] bezig om een growshop in te richten aan de [adres B] te Doetinchem. Om een wat te verdienen nam [naam I] wiet af van [verdachte]. In de periode van maart 2009 tot september 2009 heeft [naam I] in de growshop anderhalve kilo wiet van [verdachte] en [naam P] gekocht.19
Door verdachte is onder meer het volgende verklaard.
[verdachte] heeft twee maanden meegedraaid in de growshop.20 Verdachte heeft samen met [naam P] het achterste gedeelte van een pand aan de [adres B] gehuurd.21
De rechtbank is van oordeel dat het verkopen, verstrekken of afleveren van drugs aan de personen [naam H], [naam G], [naam J], [naam K] [naam L], [naam M] en [naam N] niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Voorzoverre er al bewijs voorhanden is dat aan voornoemde personen drugs zijn verstrekt, kan uit de verklaringen van deze personen, dan wel de verklaring van verdachte zelf niet worden afgeleid dat dit ten tijde van de ten laste gelegde periode zou hebben plaatsgevonden. Verdachte wordt in zoverre dan ook vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 onder A en het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd. Ten aanzien van de voor het bewijs gebezigde verklaringen overweegt de rechtbank nog het volgende. De verklaringen zoals door de betrokkene zijn afgelegd komen op hoofdlijnen met elkaar overeen. De verschillen in de verklaringen hebben betrekking op de onderlinge rollen van betrokkenen zelf en niet op de rol van verdachte [verdachte] in het geheel. Met betrekking tot de rol van verdachte zijn de verklaringen consistent en komen zij met elkaar overeen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen ten aanzien van de rol van verdachte betrouwbaar zijn en bruikbaar zijn voor het bewijs. Dat enkele van de betrokkenen bij de rechter-commissaris een wat afwijkende verklaring hebben afgelegd doet hier ook niet aan af.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
A.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 30 september 2009 te Doetinchem en/of elders in Nederland en in Duitsland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish) en hennep, zijnde hashish en hennep telkens middelen vermeld op de bij die wet behorende lijst II, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, opzettelijk
- meermalen op tijdstippen in de periode van 1 november 2008 tot en met 28 februari 2009 telkens ongeveer een kilo, althans 500 gram hennep en/of hashish, in auto's naar Oberhausen door [naam A], [naam B] en/of [naam C] laten vervoeren/brengen;
- meermalen op tijdstippen in januari 2009 telkens hoeveelheden hashish en hennep, in totaal ongeveer zes kilo hashish en vijf kilo hennep, in auto's naar Bocholt en/of Berlijn door [naam D], [naam E] en/of [naam F] laten vervoeren/brengen;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 16 oktober 2009 te Doetinchem en/of Ulft en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, telkens opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en/of verstrekt aan [naam E], [naam A], [naam B], [naam C] en [naam I] vanuit panden aan de [adres A] te Doetinchem en/of de [adres B] te Doetinchem, hoeveelheden, in elk geval (in totaal) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de export van drugs naar Duitsland en het verstrekken van drugs in Nederland. Verdachte heeft aan deze strafbare feiten veel geld verdiend. Tevens heeft de officier van justitie bij haar strafeis rekening gehouden met het strafblad van verdachte en het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport.
De raadsvrouw van verdachte heeft gesteld dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name met zijn gezinsleven en de omgang met zijn dochter. Hoewel verdachte een fors strafblad heeft, betreffen de meeste feiten relatief oude feiten. Tevens dient rekening te worden gehouden met het reclasseringsadvies. Verdachte is gemotiveerd voor een reclasseringscontact en de reclassering staat daar ook positief tegenover. Aan verdachte dient een straf te worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel van de straf gelijk is aan het voorarrest, met voor het overige oplegging van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan de export van softdrugs naar Duitsland en het verstrekken van softdrugs in Nederland. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen een gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De handel in verdovende middelen gaat bovendien veelal gepaard met overlast in de samenleving. Daarnaast genereren de handel in en het gebruik van verdovende middelen op hun beurt strafbare feiten. Verdachte heeft zich bij zijn handelen enkel laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen.
De schaal waarop verdachte gedurende de ten laste gelegde periode handel in softdrugs heeft gedreven is evenwel blijkens de hiervoor vermelde bewezenverklaring veel minder omvangrijk geweest dan de officier van justitie met haar tenlastelegging (aanvankelijk) voor ogen stond. Dat dient onontkoombaar te leiden tot een lagere straf dan door de officier geëist, een en ander op de wijze zoals hierna vermeld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds meermalen ter zake soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank acht gelet op het vooroverwogene een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een werkstraf voor de duur van honderd uren passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 22c, 22d, 27, 47, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1, onder B ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, onder A en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 105 (honderdenvijf) dagen;
* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, Kleinrensink en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2011.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0640/09-205307, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 15 maart 2010.
2 Proces-verbaal van verhoor [naam A], dossierpagina 88
3 Proces-verbaal van verhoor [naam A], dossierpagina 91 en 92
4 Proces-verbaal van verhoor [naam A], dossierpagina 92
5 Proces-verbaal van verhoor [naam B], dossierpagina 102
6 Proces-verbaal van verhoor [naam B], dossierpagina 102 en 103
7 Proces-verbaal van verhoor [naam B], dossierpagina 103
8 Proces-verbaal van verhoor [naam B], dossierpagina 103
9 Proces-verbaal van verhoor [naam B], dossierpagina 105 en 106
10 Proces-verbaal van verhoor [naam D], dossierpagina 62
11 Proces-verbaal van verhoor [naam D], dossierpagina 63
12 Proces-verbaal van verhoor [naam D], dossierpagina 64
13 Verhoor [naam E] d.d. 21 april 2010, als losse bijlage gevoegd bij het procesdossier, ongenummerd.
14 Verhoor [naam E] d.d. 27 april 2010, als losse bijlage gevoegd bij het procesdossier, ongenummerd.
15 Proces-verbaal van verhoor [naam E] d.d. 7 juli 2011
16 Proces-verbaal van verhoor [naam E] d.d. 7 juli 2011, rechter-commissaris, pagina 6 (onderste alinea) en 7 (bovenste alinea)
17 Verhoor [naam E] d.d. 27 april 2010, als losse bijlage gevoegd bij het procesdossier, ongenummerd.
18 Proces-verbaal van verhoor [naam E] d.d. 7 juli 2011, rechter-commissaris
19 Proces-verbaal van verhoor [naam I], dossierpagina 253 en 254
20 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], dossierpagina 453
21 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], dossierpagina 461