RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Familie
Zaaknummer: 128499 FA RK 12-316
beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 2 mei 2012
[moeder]
verder te noemen de moeder,
wonende te [plaats, gemeente],
advocaat: mr. S.M. Goldhoorn te Zutphen,
[vader],
verder te noemen de vader,
wonende te [plaats, gemeente].
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 20 februari 2012;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 26 maart 2012.
Uit het huwelijk van partijen is onder meer geboren de minderjarige:
[zoon], geboren op [1995 te plaats].
Bij beschikking van de rechtbank van 20 juli 2000 werd tussen de moeder en de vader de echtscheiding uitgesproken. De beschikking is op 24 oktober 2000 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de [gemeente].
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarige, die feitelijk (in ieder geval tot voor kort) de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader verblijft c.q. verbleef.
De moeder verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal bepalen en zo nodig voor recht te verklaren dat:
- de vader de moeder alle inlichtingen dient te verstrekken over de rechtshandelingen die voor, tijdens en na de oprichting/overname van de bloemenzaak zijn verricht door [zoon] die betrekking hebben op de bloemenzaak;
- in het kader van het gezamenlijke gezag door de vader ten onrechte is overgegaan tot en meegewerkt aan registratie van de onderneming en dat deze rechtshandeling vernietigbaar is;
- alle rechtshandelingen die voor, tijdens en na het oprichten/overnemen van de bloemenzaak door [zoon] zijn verricht vernietigbaar zijn;
- de vader dient te zorgen dat [zoon] omgaand doch uiterlijk binnen twee weken na betekening van de te geven beschikking geen enkele verplichting meer heeft aangaande de bloemenwinkel en dat de vader hieraan alle noodzakelijke medewerking moet verlenen.;
- de vader omgaand doch uiterlijk binnen twee weken na betekening van de te geven beschikking zorg draagt voor vrijwaring van [zoon] en de moeder voor alle aanspraken voortvloeiende uit de bemoeienis van [zoon] bij de bloemenzaak;
- de vader omgaand doch uiterlijk binnen twee weken na betekening van de te geven beschikking zijn medewerking dient te verlenen aan het inschrijven van [zoon] op het adres van de moeder, waarbij bij gebreke van deze medewerking de rechtbank vervangende toestemming verleent voor het inschrijven van [zoon] op het woonadres van de moeder, welke toestemming in de plaats treedt van de toestemming van de vader;
- althans een zodanige beslissing met ingang van een zodanige datum zal nemen als de rechtbank in het belang van [zoon] wenselijk voorkomt.
De moeder stelt dat [zoon] in november 2011 aan haar heeft verteld dat hij met de vader samen een bloemenzaak is gestart. [zoon] is eigenaar van de bloemenzaak, omdat de vader de bloemenzaak niet op zijn naam zou kunnen zetten. Uit de inschrijving van de Kamer van Koophandel blijkt dat [zoon] inderdaad als enig eigenaar staat ingeschreven.
De moeder was hier niet van op de hoogte en zij is het niet eens met deze gang van zaken. Ondanks het ontbreken van de toestemming van de moeder, heeft de medewerker van de Kamer van Koophandel de onderneming ingeschreven. Voorts heeft de vader een concept verzoekschrift strekkende tot verkrijging van handlichting aan de Kantonrechter laten opstellen door een advocaat. [zoon] heeft dit concept aan de moeder gegeven met het verzoek dit te tekenen, hetgeen de moeder heeft geweigerd.
De moeder heeft getracht de inschrijving bij de Kamer van Koophandel te vernietigen of door te laten halen. De Kamer van Koophandel heeft laten weten dit niet te kunnen doen, omdat er een onderneming wordt gedreven en het in dat kader verplicht is de onderneming in te schrijven, ook als het een minderjarige betreft en een van de ouders geen toestemming heeft verleend. Als een rechter vaststelt dat ten onrecht is overgegaan tot registratie van de onderneming, zal worden overgegaan tot deregistratie.
De moeder is niet gekend in het voornemen de bloemenzaak te starten en is ook in een later stadium niet door de vader geraadpleegd. [zoon] beschikt niet over de vaardigheden en kennis die noodzakelijk zijn bij het ondernemerschap. Ook heeft [zoon] niet voldoende kunnen overzien wat de beslissing om eigenaar te worden van een bloemenzaak voor consequenties heeft. Hij weet niet welke risico’s hij loopt en hoe hij deze risico’s kan verkleinen. Het betreft een constructie om de vader te helpen en de moeder is ervan overtuigd dat [zoon] hiervoor niet gebruikt kan worden, juist omdat hij de consequenties en risico’s niet overziet. [zoon] zou zich volgens de moeder volledig op zijn school moeten kunnen richten en niet bezig moeten zijn met het runnen van een bloemenzaak. De moeder maakt zich ernstige zorgen over de ontwikkeling van [zoon], als hij door dit drukke programma geen tijd en energie meer overhoudt voor dingen die “normale” zestienjarigen doen. [zoon] heeft niet eerder aangegeven interesse te hebben in het ondernemerschap of de bloemensector. De moeder stelt dat [zoon] op dit moment over onvoldoende kennis en kwaliteiten beschikt om een onderneming te runnen. Hij is niet in staat om bij het wegvallen van zijn vader het bedrijf voort te zetten, maar is wel juridisch verantwoordelijk. De moeder vindt dit een onaanvaardbare grote verantwoordelijkheid voor haar zoon. Daarnaast maakt de moeder zich zorgen over de vervolgopleiding van [zoon]. Door het ondernemerschap kan de studiefinanciering van [zoon] in gevaar komen. De moeder acht het in het belang van [zoon] zich weer kan richten op zijn school en vervolgopleiding. De school vindt het zorgelijk dat [zoon] zich met de bloemenzaak bezighoudt en juicht dit niet toe.
De moeder is niet goed geïnformeerd over de onderneming. Zij beschikt niet over de stukken met betrekking tot de oprichting of het draaien van de onderneming. De communicatie tussen partijen verloopt moeizaam. De moeder heeft gemerkt dat [zoon] inmiddels staat ingeschreven op het adres van de vader, hetwelk niet conform de afspraken gemaakt in het kader van de echtscheiding is. De moeder meent dat als [zoon] ervaring in het ondernemerschap wil opdoen, hij beter eerst kan meewerken en ervaring kan opdoen in een van vaders bedrijven. In de tussentijd kan hij dan een vervolgopleiding doen. De moeder staat open voor oplossingen die als uitkomst hebben dat [zoon] en zij geen enkele aansprakelijkheid en directe betrokkenheid meer hebben bij de onderneming.
De vader verzoekt dat de rechtbank - naar de rechtbank begrijpt - de verzoeken van de moeder zal afwijzen.
De vader stelt dat hij wel geprobeerd heeft om met de moeder te praten, maar dat is op niets uitgedraaid. Hij erkent dat tussen de ouders geen communicatie mogelijk is. De kinderen zijn inmiddels op een leeftijd gekomen dat ze zelf beslissingen kunnen nemen. De vader kan hen daar bij ondersteunen. [zoon] wil een bloemenzaak runnen en de vader helpt hem daarbij. Daarbij heeft de vader als voorwaarde gesteld dat hij zijn school moet afmaken. [zoon] heeft zijn moeder daarvan op de hoogte gebracht.
Het pand waarin de bloemenzaak nu is gevestigd is eigendom van de vader en stond al een tijdje leeg. De oudste dochter van partijen kwam met het idee om daar weer een bloemenzaak in te vestigen, waarop [zoon] aangaf dat hij dat wel wilde doen. Het personeel van het bedrijf van de vader wordt daar nu gedetacheerd en de bloemen worden geleverd door de kwekerij van de vader, derhalve zonder al te veel risico’s. De bloemenzaak staat wel op [zoon]s naam. Die verantwoordelijkheid wil de vader hem wel geven en hij zal [zoon] daarin steunen. De vader stelt dat hij indertijd zelf ook zo is begonnen en daar alleen maar voordeel van heeft ondervonden. Om het risico voor de moeder uit te sluiten heeft de vader de handlichting voorgesteld. [zoon] loopt al een paar jaar mee in de kwekerij van zijn vader. In de weekeinden en in de vakanties stuurde hij al een aantal mensen aan. [zoon] vond het prettig om het hele proces vanaf de oprichting mee te maken en de vader begeleidt hem daarbij. De vader heeft geen moment overwogen het hem af te raden. De vader wilde de bloemenzaak niet zelf op zijn naam hebben. Hij heeft voldoende werk in zijn bedrijven en een bloemenzaak is zeer tijdrovend. De vader stelt dat hij de laatste jaren al geen contact meer met de moeder heeft. Hij heeft het wel geprobeerd, maar het werkt niet.
Het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming
De beslissing om [zoon] een onderneming te laten runnen hoeft niet per definitie een verkeerde beslissing te zijn. De Raad meent dat daarop onvoldoende zicht bestaat, te meer daar de Raad niet kan inschatten wat [zoon] aankan.
Duidelijk is wel dat er sprake is van een heel scheve verhouding tussen de ouders. De vader voert verbaal de boventoon, terwijl de moeder er stilletjes bij zit. Dat is waarschijnlijk al jaren zo, maar het lijkt of partijen pas gisteren uit elkaar zijn gegaan. Ongeacht de vraag of de huidige gang van zaken al dan niet in het belang van [zoon] is, ouders behoren dit met elkaar te bespreken en daarover te overleggen. Het kan niet zo zijn dat de vader de moeder volledig buitensluit. Niet duidelijk is waarom de onderneming pers e op naam van [zoon] moet staan en waarom hij niet bijvoorbeeld eerst bedrijfsleider is geworden. De vader had daarbij de handtekening van de moeder moeten hebben.
De raad adviseert partijen mediation. Er is sprake van communicatieproblemen tussen de ouders. Bij de mediation dienen de moeder, de vader en eventueel [zoon] te zijn, maar niet de dochters van partijen. Zij zouden alsdan partij moeten kiezen, wat niet in hun belang is. Mogelijk kan een jongen in de leeftijd van [zoon] een bedrijf runnen, maar dat is nog onduidelijk. Wel is duidelijk dat er nog steeds sprake is van een voortdurende strijd tussen de ouders.
De minderjarige heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt zijn mening aan de rechtbank kenbaar te maken.
De indruk van de rechtbank op dit moment is dat weliswaar de wens om actief te zijn in de bloemenzaak in [zoon] zelf aanwezig is, en dat die keuze hem niet door de vader is opgelegd, maar dat de vorm waarin dit thans gebeurt niet geheel vrijwillig gekozen is. De stelling van de moeder dat de vader vanwege een non-concurrentiebeding de zaak niet op eigen naam kan draaien (ongeacht of hij daarin veel of weinig invloed heeft) is daarvoor een duidelijke aanwijzing. Bij de keuze het bedrijf op naam van [zoon] te zetten heeft dan ook niet het belang van [zoon] vooropgestaan, maar hebben kennelijk andere beweegredenen meegespeeld en mogelijk de doorslag gegeven. Het is van belang dat die informatie eerlijk tussen de ouders besproken kan worden. Dit brengt overigens niet noodzakelijkerwijze mee dat de uiteindelijke keuze voor deze constructie in strijd is met het belang van [zoon]. Hij kan door zijn rol in de zaak verantwoordelijkheden leren nemen en praktijkervaring opdoen. De moeder ziet dat belang ook onder ogen, maar vindt het daarnaast ook van belang met het oog op de toekomst dat [zoon] zijn opleiding afmaakt, welk belang overigens door de vader evenzeer wordt onderschreven. De moeder verzet zich er op zich niet tegen dat [zoon] werkzaamheden in een bloemenzaak verricht en tot op zekere hoogte ook niet tegen het feit dat hij daarbij verantwoordelijkheden draagt. Met name het financiële risico dient daarbij wel zoveel mogelijk beperkt te worden. De vader heeft daartoe stappen gezet, maar de moeder acht die onvoldoende, mede met het oog op het verleden van de vader. De rechtbank zal zich daarover thans nog niet uitlaten, nu partijen ter terechtzitting zijn overeengekomen dat zij zich zullen wenden tot een externe bemiddelaar om hun onderlinge communicatie zodanig te verbeteren dat zij in staat zijn afspraken te maken over de onderneming op naam van de minderjarige, de aansprakelijkheid van de moeder en de minderjarige en zijn directe betrokkenheid in de onderneming.
Om die reden zal de rechtbank de verdere behandeling van het verzoek aanhouden tot na te melden datum in afwachting van de resultaten van de mediation.
houdt in overleg met de raadslieden de behandeling van het onderhavige verzoek aan tot de terechtzitting van maandag 18 juni 2012 pro forma;
bepaalt dat partijen uiterlijk op voormelde datum de rechtbank in kennis dienen te stellen van de resultaten van de ondernomen bemiddelingspoging en zich dienen uit te laten over het gewenste verdere verloop van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 mei 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.