Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- sterftetabel GBM/GBV 1995-2000 met leeftijdsterugstelling van 5 jaar voor mannen;
- een rekenrente van 3,74%; en
- een na-indexatie van 2,11%.
- aan het begin van het boekjaar 2006 was er een pensioenvoorziening van € 425.229, aan het einde van het boekjaar was die nihil;
- aan het begin van het boekjaar was de post “overlopende activa” € 3.985 en aan het end van het boekjaar € 676.707;
- de omzet is ten opzichte van 2005 bijna gehalveerd (€ 204.943 in 2005 en € 104.118 in 2006) en de post “lonen etc” is gestegen van € 186.068 in 2005 naar € 313.511 in 2006;
- in de specificatie van de balans staat dat de “overlopende passiva” onder meer bestaan uit een schuld aan ‘[de Stichting]’ ultimo 2006 van € 674.107.
Op 14 - 12 - 2010 is geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zin met ingang van 03 - 12 - 2010.”
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar,
- vernietigt de navorderingsaanslag;
- vernietigt de beschikking heffingsrente;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 314;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 302 aan deze vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: