ECLI:NL:RBZWB:2013:7544
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- M.J.M. Klarenbeek
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van parkbijdrage en boete door parkvereniging na beëindiging lidmaatschap
In deze zaak gaat het om een vordering van de Vereniging van Eigenaren van Buitenplaats Hof van Zeeland, hierna te noemen de parkvereniging, tegen een voormalig lid, aangeduid als A, die zijn lidmaatschap van de parkvereniging heeft opgezegd. A was verplicht lid van de parkvereniging op basis van een kettingbeding verbonden aan de aankoop van zijn bungalow. Na onvrede over het tuinonderhoud heeft A een deel van de parkbijdrage niet betaald, waarop de parkvereniging een boete van € 11.300,- heeft opgelegd. De parkvereniging vorderde de resterende parkbijdrage en de boete, evenals de parkbijdragen na de beëindiging van het lidmaatschap van A, op basis van ongerechtvaardigde verrijking.
De rechtbank heeft de vorderingen op basis van het lidmaatschap afgewezen. Het besluit van de algemene vergadering over de omslag van tuinonderhoud werd beperkt uitgelegd, en A hoefde de resterende parkbijdragen van 2010 en 2011 niet te betalen vanwege tekortschietend tuinonderhoud. De rechtbank oordeelde dat A niet bij voorbaat had ingestemd met toekomstige besluiten over het beheer van de parkvereniging. De ongerechtvaardigde verrijking werd niet vastgesteld op het bedrag van de parkbijdrage, en er werd een onderscheid gemaakt tussen basisinfrastructuur en centrumvoorzieningen. Uiteindelijk werd A veroordeeld tot betaling van een klein bedrag voor de parkbijdrage van 2012, na verrekening van eerdere betalingen en borgfondsuitbetalingen.
De kantonrechter, mr. M.J.M. Klarenbeek, heeft in zijn vonnis van 30 oktober 2013 geoordeeld dat A nog € 105,82 aan de parkvereniging moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De parkvereniging werd in de proceskosten verwezen, aangezien zij als in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.