Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[verzoeker],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoeker, een besloten vennootschap gevestigd te Roosendaal, heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, een 49-jarige werknemer, te ontbinden op basis van bedrijfseconomische redenen, die voortvloeien uit een reorganisatie. De werknemer, die sinds 1983 in dienst was en in de periode van 20 juni 1983 tot 20 augustus 1984 zijn militaire dienstplicht had vervuld, heeft verweer gevoerd tegen het ontbindingsverzoek. Hij stelde dat zijn anciënniteit niet was aangetast door zijn militaire dienst en dat het afspiegelingsbeginsel onjuist was toegepast door de werkgever.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer, ondanks zijn periode van afwezigheid wegens militaire dienst, recht had op een ononderbroken dienstverband. Dit betekende dat zijn anciënniteit vanaf 14 februari 1983 moest worden berekend. De rechter oordeelde dat de werkgever het afspiegelingsbeginsel niet correct had toegepast, aangezien de werknemer op basis van zijn anciënniteit niet voor ontslag in aanmerking had moeten komen, maar zijn collega. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.
De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van werknemersrechten, vooral in situaties waarin militaire dienstplicht een rol speelt. De rechter heeft duidelijk gemaakt dat de wetgever de continuïteit van de arbeidsovereenkomst tijdens de dienstplicht heeft gewaarborgd, wat van invloed is op de anciënniteit en de toepassing van het afspiegelingsbeginsel.