Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 6 maart 2014 van de meervoudige kamer in de zaken tussen
[naam eiser1](hierna: Holding), te [plaatsnaam], eiseres
[naam eiser2] (hierna: [naam eiser2]), te [plaatsnaam], eiser
Procesverloop
Overwegingen
KamerstukkenII 2003-2004, 29 702, nummer 3, bladzijden 101 tot en met 103) en de ruime uitleg die de ABRvS (in rechtsoverweging 22) van haar uitspraak van 19 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY6768) aan artikel 5:39, eerste lid, van de Awb (en daarmee
meerrechtsbescherming biedt tegen een bijkomende beschikking (zoals een kostenbeschikking) dan tegen een hoofdbeschikking (zoals een last onder bestuursdwang). Voor de rechtbank staat buiten twijfel dat de wetgever dit niet heeft gewild, mede nu artikel 5:31c, eerste lid, van de Awb tot gevolg kan hebben dat tegen een bijkomende beschikking
minderrechtsmiddelen kunnen worden aangewend dan tegen een hoofdbeschikking. In zoverre verwijst de rechtbank naar (rechtsoverweging 8 van) de uitspraak van de ABRvS van 20 juni 2013 met zaaknummer (ECLI:NL:RVS:2013:75), welke uitspraak ziet op een last onder dwangsom en een naar aanleiding daarvan genomen invorderingsbeschikking in verband met overtreding van (onder meer) de Wbb.