Op 9 april 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een nota bouwleges. De belanghebbende had gesteld dat hij binnen de bezwaartermijn mondeling bezwaar had gemaakt tegen de aan hem opgelegde bouwleges. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de belanghebbende in de gelegenheid had moeten stellen om eventuele verzuimen te herstellen. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, verklaarde het bezwaar ontvankelijk en wees de zaak terug naar de heffingsambtenaar voor verdere behandeling. De rechtbank overwoog dat, hoewel een bezwaar schriftelijk moet worden ingediend, de heffingsambtenaar de belanghebbende had moeten wijzen op de mogelijkheid om het verzuim te herstellen. De rechtbank concludeerde dat het mondelinge bezwaar tijdig was hersteld door een schriftelijke indiening. De uitspraak op bezwaar van 11 juli 2013 werd vernietigd, en de heffingsambtenaar werd opgedragen om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar van de belanghebbende. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen kosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen.