In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2014, betreft het een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 17 december 2013, waarbij een omgevingsvergunning is verleend aan een derde partij voor het in werking hebben van een akkerbouwbedrijf en vleeskuikenhouderij. Verzoeker heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 1 april 2014 zijn de betrokken partijen verschenen, waaronder de gemachtigde van verzoeker en vertegenwoordigers van het college en de derde partij.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning op goede gronden is verleend, maar heeft enkele voorschriften gewijzigd. Een belangrijk punt van discussie was het voorschrift dat de bestaande dakventilatoren elektronisch moesten worden begrensd op 80% van de maximale capaciteit. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitvoering van dit voorschrift pas na het onherroepelijk worden van de vergunning moest plaatsvinden, wat in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en niet in het belang van de bescherming van het milieu. Dit voorschrift werd daarom gewijzigd.
Daarnaast werd er een verbod opgelegd voor het gebruik van mobiele ventilatoren gedurende de nachtperiode, terwijl het gebruik in de avondperiode niet werd verboden. Ook werd een voorschrift dat het gebruik van een waterpomp onder bepaalde voorwaarden toestond, als strijdig met de wetgeving beschouwd en geschrapt. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor wat betreft de gewijzigde voorschriften en droeg het college op om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.