In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert. De zaak betreft de handhaving van regels omtrent het gebruik van recreatiewoningen op Parc Patersven. Eiser had het college verzocht om handhavend op te treden tegen het permanent bewonen van deze woningen. Het college had in eerdere besluiten een begunstigingstermijn van 18 maanden gesteld voor het staken van het illegale gebruik, wat door eiser als te lang werd bestempeld. De rechtbank oordeelde dat deze termijn in strijd was met artikel 5:32a, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat de termijn zo kort mogelijk moet zijn. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en de begunstigingstermijn vastgesteld op zes maanden na verzending van de uitspraak. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiser gegrond en vernietigde de bestreden besluiten van het college, waarbij de eerder vastgestelde termijn niet in stand kon blijven. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van bestemmingsplannen en de noodzaak voor bestuursorganen om binnen redelijke termijnen op overtredingen te reageren. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen proceskostenvergoeding plaatsvond, aangezien eiser zelf het beroep had ingediend en zonder gemachtigde ter zitting was verschenen.