1.Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekers sub 1 zijn eigenaar van de percelen gelegen achter het perceel aan [adres] te [plaatsnaam], kadastraal bekend gemeente Aalburg, Sectie F, nummer 3607 (perceel F3607) en nummer 56 (perceel F56). Verzoeker sub 2 gebruikt het perceel F3607 voor bedrijfsmatige activiteiten.
Bij controle van 19 februari 2007 heeft een medewerker van Bouw- en Woningtoezicht geconstateerd dat op perceel F3607 bouwwerkzaamheden plaatsvonden, te weten de bouw van een loods, zonder dat voor deze werkzaamheden een bouwvergunning was verleend op grond van de Woningwet. Dit heeft geleid tot het besluit van het college van 20 februari 2007 inzake stillegging van de bouwwerkzaamheden (bouwverbod) met daaraan gekoppeld de oplegging van een last onder dwangsom. Het door verzoekers sub 1 daartegen ingestelde beroep is door de rechtbank Breda ongegrond verklaard bij uitspraak van 16 april 2008 (ECLI:NL:RBBRE:2008:1222). Bij brief van 16 oktober 2012 heeft belanghebbende, die woont op het perceel aan [adres] te[plaatsnaam], het college verzocht om handhavend op te treden tegen de niet legaal aanwezige bebouwing op beide percelen en het gebruik van beide percelen in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Bij controles van 11 juni 2013 en 30 januari 2014 hebben gemeentelijke toezichthouders onder meer geconstateerd dat op het perceel F3607 de loods, waarvoor in 2007 een bouwstop is opgelegd, verder is afgebouwd en wordt verhuurd aan [naam verzoekster2]., de kweektunnel wordt gebruikt voor opslag van privéspullen en de gronden van het perceel worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten van [naam verzoekster2] voor onder meer de opslag van materialen en machines. Verder is geconstateerd dat op het perceel F56 een overkapping is gebouwd, waarvoor geen vergunning is verleend, en de gronden van het perceel worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten voor onder meer voor de opslag van materialen en machines.
Bij het bestreden besluit heeft het college aan[naam verzoekster1] een last onder dwangsom opgelegd. In het besluit is zij gelast om:
de loods op het perceel F3607 binnen een termijn van dertien weken na de dag van verzending van het besluit volledig te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden. Dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per maand dat wordt geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de last, met een maximum van € 100.000,-;
het gebruik van het perceel F3607 voor activiteiten die geen relatie hebben met agrarische bedrijfsdoeleinden binnen een termijn van dertien weken na de dag van verzending van het besluit te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden. Het gaat hierbij om het gebruik van de gronden van dit perceel, maar ook het gebruik van de kweektunnel op dit perceel. Dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per maand dat wordt geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de last, met een maximum van € 100.000,-;
de overkapping op het perceel F56 binnen termijn van dertien weken na de dag van verzending van het besluit volledig te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden. Het gaat hierbij om de overkapping van 13,5 meter bij 12,5 meter met een hoogte van circa 3,5 tot 4 meter. Dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per maand dat wordt geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de last, met een maximum van € 100.000,-;
het gebruik van het perceel F56 voor opslag van materialen en machines voor niet agrarische bedrijfsactiviteiten binnen een termijn van dertien weken na de dag van verzending van het besluit volledig te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden. Dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per maand dat wordt geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de last, met een maximum van € 50.000,-.
Verzoekers sub 1 hebben daartegen bezwaar gemaakt.