In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg, waarin hen een last onder dwangsom is opgelegd. Dit besluit betreft de handhaving van regels met betrekking tot het gebruik van hun perceel, dat in strijd zou zijn met het geldende bestemmingsplan. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, hangende het bezwaar tegen het bestreden besluit. De zitting vond plaats op 5 juni 2014, waarbij de verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde. Het college werd vertegenwoordigd door twee advocaten. De derde partij, die ook betrokken was, is niet verschenen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers eigenaar zijn van een perceel dat wordt gebruikt voor de opslag van materialen en dat er bouwwerkzaamheden plaatsvinden zonder de benodigde vergunning. Het college heeft hen gelast om deze activiteiten te staken en de bouwwerken te verwijderen, met een dwangsom als sanctie. De verzoekers hebben aangevoerd dat er zicht is op legalisering van de situatie, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet het geval is. Er is geen vergunningaanvraag ingediend en het gebruik van het perceel is gewijzigd van agrarisch naar hobbymatig, wat niet onder het overgangsrecht valt.
De voorzieningenrechter concludeert dat het college op goede gronden de last onder dwangsom heeft opgelegd en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Wel wordt de begunstigingstermijn verlengd tot 13 juni 2014, zodat verzoekers de kans krijgen om aan de lasten te voldoen. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 juni 2014, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.