Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 15 augustus 2014 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam persoon1], wonende te [woonplaats], als derde partij deelgenomen aan de procedure.
Procesverloop
Overwegingen
Nu echter het deel van het becijferde schadebedrag dat behoort tot het normale maatschappelijke risico (75 % van € 13.000,00 = € 9.750,00) lager is dan het wettelijke normale maatschappelijke risico van 2 % van de waarde van de woning van [naam eiser2] (2 % van € 505.000,00 = € 10.100,00), komt niet de volledige € 3.250,00 voor vergoeding in aanmerking. Rekening houdend met voornoemde 2 % komt de SAOZ tot de conclusie dat [naam eiser2] in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in planschade van € 2.900,00.
Anders dan [naam eiser2] heeft betoogd mocht de SAOZ uit de gemeentelijke Ruimte-voor-Ruimte-regeling afleiden dat de komst van woningen aan de [adres1] en [adres2] in de lijn der verwachting lag. Daarvoor acht de rechtbank voldoende dat de [adres1] onderdeel uitmaakt van een in de Ruimte-voor-Ruimte-regeling aangewezen zoekgebied. Zoals blijkt uit de hiervoor aangehaalde rechtspraak van de AbRS is daarvoor immers niet vereist dat er concreet zicht bestond op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop de ontwikkeling zich zou voordoen.
De door [naam eiser] gemaakte vergelijking met de uitspraken van de AbRS van 10 juli 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:201) en 28 augustus 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:875) gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op, nu geen sprake is van vergelijkbare situaties. Zoals hiervoor is overwogen zijn voor de bepaling van het normale maatschappelijke risico de concrete omstandigheden van dit geval doorslaggevend.
Beslissing
- verklaart het beroep van [naam eiser] in de zaak met procedurenummer BRE 14/689 ongegrond;
- verklaart het beroep van [naam eiser2] in de zaak met procedurenummer BRE 14/685 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit in de zaak met procedurenummer BRE 14/685 voor zover daarbij geen kostenvergoeding aan [naam eiser2] is toegekend;
- draagt het college op tot betaling aan [naam eiser2] van een kostenvergoeding ten bedrage van € 405,00;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van voornoemd bestreden besluit;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 160,00 aan [naam eiser2] te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van [naam eiser2] tot een bedrag van € 974,00.