In deze zaak gaat het om de waardering van een woning, ontworpen door architect X in 1934, die in slechte staat verkeert en gelegen is nabij de zee. De belanghebbende, eigenaar van de woning, is het niet eens met de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 499.000 voor het kalenderjaar 2013, en stelt dat de waarde van de woning niet meer dan € 275.000 kan zijn, gezien de aanzienlijke restauratiekosten die een potentiële koper zou moeten maken. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde niet aannemelijk heeft gemaakt en dat de door belanghebbende voorgestane waarde ook niet juist is. De rechtbank stelt vast dat de waarde in goede justitie moet worden vastgesteld, rekening houdend met de waarde van het perceel en de sloopkosten van het pand. Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de waarde van de woning moet worden vastgesteld op € 420.000. De rechtbank verklaart het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.751,40.