ECLI:NL:RBZWB:2015:2787

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
C/02/277736 / JE RK 14-353 en C/02/296872 JE RK 15-565
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Scheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige in het kader van mediation en omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 maart 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De vader, die niet met het gezag over de minderjarige is belast, wordt in het kader van de ondertoezichtstelling als belanghebbende aangemerkt. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Gecertificeerde Instelling (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 6 juli 2015 toegewezen, omdat er zorgen zijn over de emotionele ontwikkeling van de minderjarige en een fors loyaliteitsconflict. De ouders hebben positieve stappen gezet in hun omgang met de minderjarige, maar de verstandhouding tussen hen blijft verstoord. De kinderrechter heeft de ouders verwezen naar het mediationbureau van de rechtbank om gezamenlijk een ouderschapsplan op te stellen. De bijzondere curator blijft betrokken bij de zaak en kan de minderjarige vertegenwoordigen in en buiten rechte. De kinderrechter heeft het overige verzoek van de GI aangehouden in afwachting van de uitkomst van de bemiddeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens : C/02/277736 / JE RK 14-353 en C/02/296872 JE RK 15-565
datum uitspraak: 27 maart 2015

nadere beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT,hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI), gevestigd te Roosendaal.
betreffende

[minderjarige],

hierna te noemen [voornaam minderjarige], bijgestaan door drs. Klaver, bijzondere curator.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder minderjarige],

hierna te noemen de moeder, wonende te Genderen,
bijgestaan door mr. L.C. Griffioen-Wennekers,

[vader minderjarige],

hierna te noemen de vader, wonende te Leidschendam,
bijgestaan door mr. J.I. van Leeuwen,

[stiefvader], hierna te noemen de stiefvader,

wonende te Genderen.

DE BIJZONDERE CURATOR, voornoemd.

Het verdere procesverloop

Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van de rechtbank van 6 maart 2015 en alle daarin genoemde stukken;
- de op 25 maart 2015 ontvangen verzoekschrift van de GI;
- de ter zitting overgelegde pleitnota van de moeder.
Op 27 maart 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder en haar advocaat,
- de vader en zijn advocaat,
- de stiefvader,
- drs. E. Klaver, bijzondere curator,
- de vertegenwoordigster van de GI.

De verzoeken

De GI verzoekt in haar verzoekschrift (met kenmerk C/02/277736/JE RK 14-353) om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot 6 mei 2015.
De GI verzoekt in haar verzoekschrift (met kenmerk C/02/296872 JE RK 15-565) om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen van 6 mei 2015 tot 6 augustus 2015.

De feiten

Bij voormelde beschikking van 6 maart 2015 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 6 april 2015. De kinderrechter heeft de behandeling van het overige verzoek van BJZ aangehouden. De kinderrechter heeft daarbij overwogen dat er in de afgelopen periode door de ouders onder begeleiding van de bijzondere curator positieve stappen zijn gezet. De ouders zijn met elkaar in gesprek gegaan en zij hebben aangegeven - zo blijkt uit de rapportage van de bijzondere curator – de zaak zelf te willen oplossen. Tussen de ouders zijn daartoe afspraken gemaakt en er is inmiddels ook weer contact geweest tussen [voornaam minderjarige] en de vader. Voorts hebben de ouders de intentie uitgesproken om gezamenlijk een ouderschapsplan voor een omgangsregeling op te stellen. Daarbij hebben de ouders aangegeven ondersteuning te wensen van een mediator of van de bijzondere curator.
De bijzondere curator heeft in haar rapportage aangegeven dat het voor [voornaam minderjarige] van belang is dat er regulier contact komt tussen hem en zijn vader. Alle betrokkenen zijn van mening dat het traject om te komen tot een omgangsregeling in het vrijwillige kader kan plaatsvinden. Mede gelet op de kindeigen problematiek van [voornaam minderjarige] heeft de kinderrechter geoordeeld dat dit traject op een zorgvuldige wijze verder moet worden vormgegeven. Derhalve acht zij het van belang om de nadere invulling van dit traject en de rol die de bijzondere curator hierin gedurende de ondertoezichtstelling nog kan vervullen, op een zitting met alle betrokkenen te bespreken. Derhalve is de behandeling van het verzoekschrift van de GI (met kenmerk C/02/277736/JE RK 14-353) voor het overige aangehouden.

De standpunten

Namens de GI is ter zitting naar voren gebracht dat er om een verlenging van de ondertoezichtstelling is verzocht, omdat het traject van de bijzondere curator nog niet is afgerond. Indien de ouders bereid zijn om een mediationtraject te starten, dan kan de GI daar toezicht op houden.
De vader heeft, in het bijzijn van zijn advocaat, ter zitting aangegeven dat hij instemt met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige]. De begeleide omgangsmomenten tussen de vader en [voornaam minderjarige] zijn op zich positief verlopen. [voornaam minderjarige] heeft nu de ruimte gevonden om contact te hebben met de vader. Gemerkt wordt wel tijdens de contacten dat [voornaam minderjarige] in een loyaliteitsconflict zit. Bij [voornaam minderjarige] is er nog sprake van een negatief vaderbeeld en de enige manier om dit in positieve zin te veranderen is om de begeleide omgangsmomenten te continueren. De vader betreurt het dat [voornaam minderjarige] recentelijk belastende uitspraken over hem heeft gedaan. Hij benadrukt dat hij [voornaam minderjarige] nog nooit heeft geslagen. Het is niet wenselijk dat het begeleide omgangstraject door de zorgelijke uitspraken van [voornaam minderjarige] wordt stopgezet. Voorts heeft de vader aangegeven dat hij bereid is om samen met de moeder het mediationtraject te starten.
De moeder heeft, in het bijzijn van haar advocaat, ter zitting kenbaar gemaakt dat zij bezwaar heeft tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige]. De begeleide omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige] kan volgens de moeder worden gecontinueerd. Zij heeft de contactmomenten ook als positief voor [voornaam minderjarige] ervaren. [voornaam minderjarige] heeft recentelijk echter wel belastende uitspraken gedaan over de vader en daar dient wel aandacht voor te zijn. Mevrouw drs. N. ter Voert heeft de zorgelijke uitspraken bij [voornaam minderjarige] geconstateerd en dit ook kenbaar gemaakt aan de bijzondere curator. Vervolgens zijn er geen stappen ondernomen door drs. E. Klaver. Er had op zijn minst een gesprek tussen alle betrokkenen moeten worden geregeld. In deze zaak ligt geen rol meer voor de bijzondere curator weggelegd, aldus de moeder. Hierdoor is er ook geen ondertoezichtstelling meer nodig. De moeder is in een vrijwillig kader bereid in gesprek te gaan met de vader onder begeleiding van een mediator. Zij wenst echter niet dat de bijzondere curator als mediator wordt aangesteld, aangezien zij het niet eens is met haar werkwijze.
De bijzondere curator heeft ter zitting verklaard dat [voornaam minderjarige] recentelijk voor het eerst is gaan praten over zijn emoties en dat is voor hem een heftig proces. De bijzondere curator heeft via drs. N. ter Voert kennis genomen van de recente zorgelijke uitspraken die [voornaam minderjarige] heeft gedaan. Dit is eerste keer dat [voornaam minderjarige] geweld meldt. Het is voor de bijzondere curator moeilijk inschatten of [voornaam minderjarige] de waarheid spreekt. Geconstateerd wordt dat [voornaam minderjarige] wel een bepaalde beleving heeft over het verleden met zijn vader en het is belangrijk om hierover met hem in gesprek te blijven. Daarnaast acht de bijzondere curator het van belang dat de contacten tussen [voornaam minderjarige] en de vader worden gecontinueerd. Het is niet wenselijk voor [voornaam minderjarige] dat dit traject door de huidige zorgen wordt doorbroken. Positief is dat de ouders bereid zijn om een mediationtraject te starten. Indien de ouders overeenstemming hebben bereikt en een ouderschapsplan hebben opgesteld, kan de bijzondere curator worden ontslagen uit haar functie.

De nadere beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat er zorgen zijn omtrent de emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. Daarnaast kampt [voornaam minderjarige] met een fors loyaliteitsconflict. De ouders tonen zich beiden weliswaar zeer betrokken op [voornaam minderjarige], echter de verstandhouding tussen hen is nog altijd verstoord. De kinderrechter is van oordeel dat [voornaam minderjarige] nog steeds wordt bedreigd in zijn ontwikkeling en dat een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
Geconstateerd wordt dat er door de ouders en door [voornaam minderjarige] positieve stappen zijn gezet. Er is inmiddels sprake van begeleide omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige] en deze contacten zijn tot op heden goed verlopen. De kinderrechter benadrukt dat continuatie van de omgangsmomenten met zijn vader in het belang is van [voornaam minderjarige]. De vader en de moeder hebben zich ter zitting bereid verklaard om over de invulling van de omgangsregeling gesprekken aan te gaan met een via het mediationbureau van de rechtbank ingeschakelde bemiddelaar. De kinderrechter zal partijen dan ook naar het mediationbureau verwijzen voor bemiddeling.
In het kader van het mediationtraject zullen de ouders trachten een ouderschapsplan te realiseren.
De rechtbank dient ambtshalve de vraag te beantwoorden of de vader - zijnde de niet met het gezag belaste ouder - is aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
In zijn arrest van 12 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2665) heeft de Hoge Raad overwogen dat de niet met gezag belaste ouder in het kader van een ondertoezichtstelling niet kan worden beschouwd als belanghebbende in de zin van artikel 798, eerste lid, Rv, omdat de rechten en verplichtingen van de niet met het gezag belaste ouder door de ondertoezichtstelling niet rechtstreeks wordt geraakt. Nu de vader [voornaam minderjarige] ook niet als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoed (in de zin van artikel 798, tweede lid, Rv) zou de vader niet langer als belanghebbende dienen te worden aangemerkt.
Gelet echter op het feit dat de kinderrechter in het kader van de ondertoezichtstelling een bijzondere curator heeft benoemd met als taak de rechtbank te adviseren over het belang van de omgang van [voornaam minderjarige] met de vader en dat de kinderrechter de moeder en de vader zal verwijzen naar het mediationbureau van de rechtbank om gezamenlijk een ouderschapsplan op te stellen, is de kinderrechter van oordeel dat de vader thans nog als belanghebbende kan worden aangemerkt, nu deze trajecten rechtstreeks betrekking hebben op zijn rechten en verplichtingen.
Gezien het bovenstaande zal het verzoek van de GI worden toegewezen in die zin, dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd voor een beperkte duur. Het overige verzoek van de GI zal worden aangehouden in afwachting van bericht van de advocaten van de ouders omtrent het resultaat van de bemiddeling en de wijze waarop de zaak verder moet worden afgedaan. De GI en de bijzondere curator krijgen vervolgens de gelegenheid om op de standpunten van de advocaten van de ouders te reageren. Daarbij overweegt de kinderrechter dat de taak van de bijzondere curator gedurende de ondertoezichtstelling doorloopt en zij [voornaam minderjarige] ter zake in en buiten rechte kan vertegenwoordigen.
Dit betekent dat als volgt zal worden beslist.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 6 juli 2015;
verwijst de ouders naar het mediationbureau van de rechtbank voor bemiddeling, zulks met inachtneming van het hiervoor onder de nadere beoordeling overwogene;
houdt het overige verzoek van de GI aan tot
9 juni 2015 PRO FORMA, in afwachting van bericht van de advocaten van de ouders omtrent het resultaat van de bemiddeling en de wijze waarop de zaak verder moet worden afgedaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is een schriftelijke bevestiging van de op de terechtzitting van 27 maart 2015 door mr. Scheij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Weterings, de griffier, mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken beslissing.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover