Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 februari 2015 en de daarin genoemde stukken,
- het proces-verbaal van comparitie van 28 april 2015.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vordert eiseres, de jongste van vier kinderen, schadevergoeding van gedaagde, haar oudste broer, wegens seksueel misbruik dat plaatsvond tussen 1974 en 1981. Eiseres stelt dat gedaagde haar meerdere keren heeft misbruikt en dat zij als gevolg daarvan ernstige psychische klachten heeft ontwikkeld. Gedaagde erkent dat er misbruik heeft plaatsgevonden, maar betwist de omvang en de gevolgen ervan. Hij stelt dat de vordering van eiseres is verjaard, aangezien de absolute verjaringstermijn van 20 jaar al lang is verstreken. De rechtbank oordeelt dat de vordering van eiseres inderdaad is verjaard, omdat de termijn is begonnen te lopen na het beëindigen van het misbruik in 1979. Eiseres heeft in 2011 pas actie ondernomen, maar de rechtbank stelt vast dat de absolute verjaringstermijn niet kan worden doorbroken op basis van de door eiseres aangevoerde omstandigheden. De rechtbank verklaart eiseres niet ontvankelijk in haar vorderingen en veroordeelt haar in de proceskosten van gedaagde.